Help! In Europa vindt een moord plaats. Het is moord met voorbedachten rade en de plaats delict is een zwembad. Het slachtoffer komt niet om het leven door verdrinking, maar door drooglegging.
Het motief voor de moord, zoals zo vaak, is geld. Zolang het zwembad tot de rand gevuld was met water leidde het slachtoffer een luxe leventje. Aan niets ontbrak het, de duurste auto’s, de mooiste vakantiesche gevolgen die dit op thuizen met eigen strand, de beste dranken en spijzen, goed gezelschap, vrije tijd en een dik gevulde bankrekening.
Plotseling liep het zwembad leeg en kwam de bodem in zicht. Het niets vermoedende slachtoffer dat gewend was geraakt aan het lauwwarme badwater, moest de elementen trotseren en daar was hij niet op voorbereid. De eeuwige zomer was voorbij, de koude winter zette in en hij had geen reserves opgebouwd en geen reddingbootje. Het zwembad viel droog en vanuit het diepe kon hij niet meer bij het trapje om de veilige kant te bereiken. Zo kwam hij om van de uitputting, honger en dorst. Langs de rand van het zwembad stonden omstanders. Ze staken geen hand uit, riepen eigen schuld dikke bult, dan had je maar niet zo onverantwoord moeten zijn en zo verstandig moeten zijn om voorzorgsmaatregelen te treffen!
De moord in het zwembad is een symbolische weergave van de crisis in de eurozone. Vervang het zwembad door het eurogebied, het water door euro’s, het slachtoffer door de zuidelijke landen en de omstanders door de noordelijke landen – en dan is het niet langer het plot van een fictie moord, maar het financiële drama dat zich in de Europese werkelijkheid afspeelt.
Wat is er gebeurd?
Twintig jaar geleden, in 1992, gingen twaalf Europese landen akkoord met het verdrag van Maastricht om tot een Economische en Monetaire Unie te komen. Na het nodige geharrewar klonken elf landen in 1999 de wisselkoersen van hun munten onlosmakelijk aan elkaar. Drie jaar later kwamen de bankbiljetten en munten van de euro in twaalf landen – Griekenland had zich ook bij de club gevoegd – in omloop. Weer acht jaar later, in 2010, begon de crisis van het Europese muntstelsel in Griekenland. Een crisis die tot de dag van vandaag niet is uitgewoed.
Het akkoord in 1992 was een uitruil: Frankrijk zag de gekoesterde wens van een monetaire unie vervuld worden, Duitsland kreeg toestemming voor de Duitse hereniging. Groot-Duitsland moest ingebed worden in Europa. De politieke prijs was dat de D-Mark werd ingeruild voor de euro.
Duitsland had twee voorwaarden gesteld – met warme steun van Nederland: een onafhankelijke Europese centrale bank en afspraken over maximaal toegestane begrotingstekorten. De eerste kwam er, naleving van de begrotingsafspraken werd niet afgedwongen.
Wat niet ter sprake kwam was om afspraken te maken over het onderlinge concurrentievermogen. Er staat geen criterium in het verdrag van Maastricht om te voorkomen dat de economieën van de landen die aan de muntunie zouden deelnemen economisch onhoudbaar uit elkaar zouden groeien. Dit is de eerste tekortkoming van de monetaire unie.
Een muntunie betekent per definitie dat er sprake is van vrij kapitaalverkeer. Kapitaal – investeringen, beleggingen, spaargeld op zoek naar rendement – kan vrij van het ene land naar het andere bewegen. Het is immers allemaal in dezelfde munt.
Deelname aan de muntunie was buitengewoon aantrekkelijk voor de zuidelijke lidstaten omdat ze daarmee een streep konden zetten onder een traditie van zwakke munten, hoge inflatie en hoge rente. Met de invoering van de euro ter vervanging van de lire, de peseta, de drachme of de escudo importeerden ze immers de Duitse monetaire stabiliteit: lage rente, lage inflatie en een ‘harde’ munt. Tegelijkertijd kregen ze toegang tot een vrijwel onuitputtelijke kapitaalmarkt. Aangezien er geen risico meer was van devaluaties waren de financiële markten bereid om nagenoeg onbeperkt aan deze landen kredieten te verstrekken. Dat wil zeggen: schuldpapier van overheden te kopen of om leningen te geven voor vastgoedprojecten.
De dramatische gevolgen die dit op termijn moest hebben, zijn volslagen genegeerd. De eurozone had de zuidelijke landen monetaire rust moeten brengen. In werkelijkheid heeft het een financiële zeepbel van ongekende proporties opgeleverd. Lage rente, overvloedige beschikbaarheid van kapitaal en de afwezigheid van externe beperkingen door het wegvallen van de wisselkoers vormen de bouwstenen voor de perfecte financiële storm. Deze barstte in Europa uit in 2010, drie jaar nadat in de Verenigde Staten de financiële zeepbel van de Amerikaanse huizenmarkt was doorgeprikt.
De zeepbel van de euro is omvangrijker en complexer. In Europa gaan banken en overheden in een fatale omstrengeling ten onder. De boom van het onroerend goed in Ierland en Spanje, de begrotingstekorten van de Griekse en Portugese overheden, de toedekking van de structurele zwaktes in de Italiaanse en Franse economieën: geen geringe prestatie voor een munt waarvan nog maar tien jaar geleden de bankbiljetten en muntstukken in circulatie kwamen.
Kenmerk van een financiële luchtbel is dat te veel geld naar markten stroomt om daar vervolgens nog harder uit te stromen. Dit is een bekend verschijnsel van financiële crises in ontwikkelingslanden. Precies hetzelfde gebeurt in de eurozone: nadat in de aanvangsjaren massaal euro’s van banken en pensioenfondsen in de overschotlanden naar de zuidelijke tekortlanden stroomden en daar leidden tot een bubble, is nu sprake van een massale uitstroom. Spiegelbeeldig hieraan is de toestroom van kapitaal naar de noordelijke landen.
Wat deze kapitaalvlucht in Europa uniek maakt, is dat die niet plaats vindt naar een andere munt (zoals bij ontwikkelingslanden waar de lokale munt omgewisseld wordt in dollars), maar binnen hetzelfde muntgebied. Spaanse en Griekse euro’s stromen uit de Spaanse en Griekse economie. Ze verdwijnen niet uit het eurogebied, want ze komen terecht in Duitsland en Nederland. Een Spaanse euro is immers een Duitse euro. Hieraan heeft minister De Jager de absurd lage rentestanden te danken waartegen hij Nederlandse staatsobligaties kan uitgeven, en de Nederlandse spaarders de extreem lage rente op spaarrekeningen.
De situatie waarin de eurozone verkeert is te vergelijken met die van een zwembad dat op een wipwap staat. Aan de hoge kant bevindt zich een watertoren en staat de kraan wagenwijd open. Het water stroomt massaal naar de lage kant. Daar spettert iedereen dat het een lust is en heeft dolle pret. Totdat de beheerder van het bad genoeg heeft van het feest, de waterkraan dicht draait en de stand van de wipwap omkeert. De lage kant is nu plotseling de hoge kant en het water stroomt terug. En omdat er aan de nieuwe hoge kant geen watertoren is, staat het zwembad aan die kant binnen de kortste keren droog.
Dit is wat er met Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Italië is gebeurd. De euro’s stromen weg naar Nederland, Duitsland, België, Frankrijk en Zwitserland (dat met de koppeling van de frank aan de euro een schaduw-euroland is geworden). De grondleggers van de monetaire unie hebben niet voorzien – of niet willen zien – dat in een monetaire unie een mechanisme, een pomp, moet bestaan om euro’s rond te pompen als de financiële markten die functie om welke reden dan ook niet meer vervullen. Dit is misschien wel de grootste constructiefout geweest in het europroject.
In september heeft de president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi, aangekondigd dat de ECB onder voorwaarden bereid is om onbeperkte liquiditeitssteun te geven aan crisislanden waar geld uitstroomt. Hiermee neemt de ECB de functie op zich van de circulatiepomp, tegen de letter van het verdrag van de monetaire unie. De ECB verruimt haar taakopvatting tot die welke centrale banken overal in de wereld hebben, namelijk die van de laatste geldpomp voor de woestijn van financiële drooglegging.
Een ‘lender of last resort’ zoals het in economenjargon heet, is onmisbaar om een munt te beheren – of het nu de dollar, de euro, de Zimbabwaanse dollar of de Argentijnse peso is. Er moet een geldpomp zijn om plotseling wegvallen van de financiële markten te kunnen compenseren. Maar het is niet voldoende om tot een stabiel muntgebied te komen, daar is meer voor nodig. Als zelfstandige landen gezamenlijk een muntunie vormen, dan moeten ze hun begrotingen op orde hebben en zorgen voor economisch concurrentievermogen. Dat is in de eurozone dramatisch mis gegaan, zoals we inmiddels weten.
De moord in het zwembad had voorkomen kunnen worden als bij de constructie van het zwembad een pomp was ingebouwd. Die had ervoor kunnen zorgen dat er altijd water zou staan, zelfs in de droogste delen van het diepe, ook als het water plotseling zou wegstromen.
De architecten van de monetaire unie hebben de inbouwpomp bewust niet geïnstalleerd. Dat is een moorddadige tekortkoming geweest.
~ Roel Janssen
Roel Janssen is financieel-economisch journalist. In zijn nieuwste boek, De Euro, kijk hij terug op de geschiedenis van de euro. Eerder publiceerde hij ook al het boek Grof geld over verschillende bijzondere financiële schandalen uit de Nederlandse geschiedenis
Lees ook: De historische achtergronden van een Europa in crisis