Dark
Light

De periode-Drees was helemaal niet zo gezapig

4 minuten leestijd
Minister-president Drees tijdens een debat over de kabinetscrisis van 1955
Minister-president Drees tijdens een debat over de kabinetscrisis van 1955 (CC0 - Anefo - wiki)

De Nederlandse politiek in de jaren vijftig heeft een gezapig imago. Onder leiding van ‘vadertje’ Willem Drees werkte het land in alle rust aan de wederopbouw. Kabinetten die konden steunen op ruime Kamermeerderheden zorgden voor een bestendige economische groei. Natuurlijk, je had de Greet Hofmans-affaire en andere opschudding rond het koningshuis. Maar verder was er van Haags gekrakeel zelden sprake, zo wordt vaak gedacht over deze periode.

Dat beeld klopt niet. De vier kabinetten waarvan Drees van 1948 tot 1958 premier was, kregen te maken met hevige politieke crisissen. Zijn eerste kabinet (ook wel Drees/Van Schaik geheten) viel voortijdig. Het tweede kwam tot stand zonder dat er verkiezingen hadden plaatsgevonden en regeerde maar een kleine anderhalf jaar. Het derde zat de rit van vier jaar weliswaar uit, maar het moest gelijmd worden nadat er in 1955 een kabinetscrisis was uitgebroken. En het vierde hield het maar twee jaar vol.

Willem Drees
Willem Drees (CC BY-SA 3.0 nl – Spaarnestad – Anefo – Breijer – wiki)
Dat Drees in 1948 minister-president werd was sowieso een verrassing. Zijn PvdA had immers bij de Kamerverkiezingen van dat jaar twee zetels verloren en was vijf zetels kleiner dan zijn grootste concurrent, de katholieke KVP. Formateur Louis Beel van deze partij, die premier was geweest van het voorgaande kabinet, piekerde er dan ook niet over de leiding te gunnen aan de sociaaldemocraten.

Indonesië

Pas zijn partijgenoot (en tot dan toe Tweede Kamervoorzitter) Josef van Schaik, die daarna als formateur aantrad, kwam op het idee. In ruil voor de hoogste regeringspost moest de PvdA wel instemmen met een kabinet van brede samenstelling, bestaande uit KVP, PvdA, CHU en VVD. (Van Beel-I, waarin Drees minister van Sociale Zaken was, hadden alleen KVP en PvdA deel uitgemaakt). Die brede basis was nodig om een grondwetsherziening over de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië aan voldoende draagvlak te helpen. Voor de PvdA was de toetreding van twee nieuwe, ideologisch niet verwante partijen ongunstig, omdat haar invloed hierdoor afnam. Ze kreeg er wel het premierschap voor terug, een functie die destijds overigens minder in aanzien stond dan vandaag.

Een succes kan het regime van Drees I (of Drees/Van Schaik) nauwelijks worden genoemd. Indonesië werd in 1949 zelfstandig, maar dat ging niet zonder ingrijpende politieke tegenstellingen. In januari 1951 brak er opnieuw een hooglopend conflict uit. Coalitiepartner VVD diende toen een motie van wantrouwen in tegen het in de ogen van een Kamermeerderheid te soepele Nieuw-Guineabeleid. Voor minister van Buitenlandse Zaken Dirk Stikker, een VVD’er nota bene, reden om zijn ontslag aan te bieden. De rest van het kabinet volgde hem.

Het probleem werd met Hollandse nuchterheid opgelost. Zonder de kiezer te raadplegen kwam het tweede kabinet-Drees tot stand, dat als twee druppels water leek op het eerste. Het Nieuw-Guineageschil werd ‘in de ijskast’ gezet en Drees II bleef zitten tot de geplande Kamerverkiezingen van 1952.

De bewindslieden van het kabinet-Drees I tijdens de presentatie op 14 maart 1951. Willem Drees zittend, tweede van links.
De bewindslieden van het kabinet-Drees I tijdens de presentatie op 14 maart 1951. Willem Drees zittend, tweede van links. (CC0 – Anefo)

Triomf

Deze verkiezingen werden een triomf voor de PvdA. Met dertig zetels (de Tweede Kamer telde er tot 1956 honderd) werd zij procentueel de grootste partij. De KVP haalde weliswaar ook dertig Kamerzetels, maar had minder stemmen weten te verwerven.

Drees werd nu de leider van zijn derde kabinet. Daarin was de VVD vervangen door de ARP, maar verder bleef alles vrijwel bij het oude. Rustig werd het desondanks niet, al zette de economische groei in deze periode stevig door. Een bron van onmin vormde het mandement (herderlijk schrijven) dat de Nederlandse bisschoppen in 1954 publiceerden. Daarin kregen katholieken het verbod om lid te worden van de sociaaldemocratische vakbond NVV of regelmatig naar de VARA te luisteren of socialistische kranten te lezen. Het lidmaatschap van de PvdA werd ontraden, al lieten de bisschoppen een besluit hierover nog wel aan het geweten van de gelovigen over.

Het hoeft geen betoog dat dit mandement bijzonder slecht viel in de PvdA en dat het de samenwerking in het derde kabinet-Drees aanzienlijk bemoeilijkte. In 1955 moest deze regering haar ontslag indienen omdat de Kamer de ontwerp-Huurwet (die een huurverhoging annex belastingverlaging beoogde) verwierp. Dat kwam door de opstelling van de sociaaldemocraten, die met de oppositie meestemden (en doordat enkele dissidenten van de regeringspartijen CHU en ARP hetzelfde deden). PvdA-fractieleider Jaap Burger waagde een lijmpoging, die na zeventien dagen slaagde dankzij een ingewikkeld compromis.

Drees III kon zijn regeerperiode daarna afmaken. De verkiezingen van 1956 zorgden opnieuw voor een PvdA-succes. De partij kreeg nu een zetel meer dan de KVP en was dus zonder meer de grootste. Maar een simpele kabinetsformatie was zeker niet het gevolg. Ze duurde 122 dagen, een toenmalig record (tegenwoordig zijn we wel iets anders gewend).

Eerste zitting van het nieuwe Kabinet-Drees III in 1956. Willem Drees zittende 3e van rechts. Bron: Wikimedia/Spaarnestad photo/NA/Anefo
Eerste zitting van het nieuwe Kabinet-Drees III in 1956. Willem Drees zittende 3e van rechts. Bron: Wikimedia/Spaarnestad photo/NA/Anefo

Politieke spanningen

Het vierde kabinet-Drees bestond uit dezelfde partijen als zijn voorganger. Erg voorspoedig opereerde het bepaald niet. Deze jaren werden gekenmerkt door almaar toenemende politieke spanningen. Het einde kwam in 1958, toen een KVP-Kamerlid een voorstel indiende dat een door PvdA-minister Henk Hofstra (Financiën) voorgestelde belastingverhoging beperkte. Hofstra had over het KVP-amendement zijn onaanvaardbaar uitgesproken.

De PvdA trad uit het kabinet. Dat werd opgevolgd door Beel II (een overgangskabinetje) en vervolgens door de centrumrechtse regering-De Quay. De rooms-rode samenwerking was voorbij. Erg gemoedelijk was ze feitelijk nooit geweest.

Boek: Willem Drees. Daadkracht en idealisme

×