Gelegen op amper enkele kilometers van het hectische Brusselse stadscentrum vormt het voormalige Rood klooster met zijn vijvers, moerassen en beschermd natuurreservaat aan de rand van het Zoniënwoud een ware oase van rust en natuurpracht. Toch heeft deze priorij een bewogen en merkwaardige geschiedenis achter de rug. Een schets:
Reeds van oudsher leefde bij vele gelovigen het idee dat wereldse genoegens helemaal niet samengingen met een echt waarachtig christelijk leven. Sommigen van hen trokken zich daarom ook terug in de meest onherbergzame plaatsen terwijl anderen verkozen hun geloof te belijden in alle eenzaamheid. Contradictorisch genoeg was het echter net deze afzondering die binnen de kortste keren allerlei volgelingen aanlokte en zo aan de basis lag van menige stichting van klooster of abdij. Ook de wordingsgeschiedenis van het Rood klooster ontsnapt niet aan deze markante stelregel.
Het verhaal begint zowat omstreeks 1359 van onze jaartelling. In het Zoniënwoud vat onder impuls van kanunnik Guillaume Daniels de kluizenaar Egide Olivier het plan op om samen met enkele van zijn meest trouwe geloofsgenoten een kleine kluis op te richten. In de daaropvolgende jaren groeide het aantal volgelingen vrij snel uit tot een ware kloostergemeenschap. In 1369 wordt het eerste altaar in een kleine kapel ter ere van de heilige Paulus ingewijd en in de daarop volgende jaren gaan de kloosterlingen leven volgens de regel van Sint-Augustinus en verkrijgt kort daarop de kloosterstichting de status van priorij.
Gedurende vrijwel al die tijd wordt in verscheidene geschriften hierbij melding gemaakt van de ‘Rode Cluyse’ of het ‘Roocclooster’. Sommigen historici poneren dat de roodkleurige mortelspecie die gebruikt werd om de muren te bepleisteren en die vermoedelijk een mengsel was van fijngestampte dakpannen en bakstenen aan de oorsprong ligt van de naamgeving. Andere deskundigen verwijzen dan weer naar een meer etymologische verklaring: het voorvoegsel ‘rode’ of ‘roo’ van het Nederlandse werkwoord ‘rooien’ zou volgens hen erop wijzen dat het klooster werd gebouwd op een reeds ontgonnen of gerooide plaats in het woud.
De verdere tribulaties
De priorij ontpopt zich in elk geval, net zoals vele anderen, spoedig tot een zeer welvarende en productieve gemeenschap. Op het einde van de veertiende eeuw schenkt Johanna van Brabant (1322-1406), Hertogin van Brabant en Limburg, aan de kloostergemeenschap niet alleen aanzienlijke en belangrijke privileges, maar tevens heel wat percelen en visrijke vijvers. De daaropvolgende eeuwen worden dan ook gekenmerkt door een ongeziene grote materiële welstand en het klooster groeit onder meer door hun waardevolle bibliotheek tot ver in de weide omgeving uit als een waarachtig baken van spiritualiteit en devotie. Niet verwonderlijk is dus dat de priorij meermaals vereert werd met hoog bezoek. Zo waren zowel keizer Karel (1500-1558) als de latere landvoogden van onze contreien, de aartshertogen Albrecht en Isabella, dikwijls te gast bij deze contemplatieve kloostergemeenschap. In de onmiddellijke buurt bevindt zich trouwens nog steeds de zogenaamde “Keizersbron” waar volgens de overlevering Karel V zijn dorst zou hebben gelest na een jachtpartij.
Toch pakten zich vrij snel donkere wolken samen boven het klooster. In 1572 wordt de priorij als gevolg van de in die tijd aanhoudende religieuze twisten meermaals geplunderd en enkele decennia later valt een deel van de gebouwen ten prooi aan de vlammen. Gelukkigerwijze blijft de bibliotheek met manuscripten en de met sublieme miniaturen verluchte boekwerken samen met het bindatelier gespaard. Heel wat van deze handschriften zijn overigens nu nog te bewonderen in de Oostenrijkse Nationale Bibliotheek te Wenen, die terecht doorgaat voor een paradijs van bibliofielen en boekenwurmen.
Met een in 1784 uitgevaardigd edict van Jozef II (1741-1790) wordt de orde echter plotseling ontbonden en dienen de kloosterlingen te vluchten naar hun refugehuis in Brussel. Pas met de Brabantse omwenteling (zie artikel: De Boerenkrijg) kunnen de monniken hun vertrouwde klooster kortstondig opnieuw betrekken, maar het definitieve doek valt uiteindelijk toch enkele jaren later met de Franse Revolutie. In 1796 wordt de priorij onverbiddelijk opgeheven en publiekelijk te koop gesteld. Het cultureel erfgoed werd samen met de terreinen versnipperd en in de loop der jaren vestigden zich op de voormalige kloostersite achtereenvolgens een spinnerij, ververij, steenkapperatelier en een herberg. In 1910 werden de overgeblevenen gebouwen eigendom van de Belgische Staat die de restanten van de vroegere priorij uiteindelijk in 1959 als ‘beschermd monument’ klasseerde.
Ontmoetingsplaats van kunstenaars
Doorheen haar eeuwenlange geschiedenis was het klooster tevens een opmerkelijke inspiratiebron en geliefkoosde verblijfplaats voor tal wat kunstenaars. De vijftiende-eeuwse Gentse schilder Hugo van der Goes (ca. 1440-1482), die samen met onder andere Rogier van der Weyden, Jan van Eyck, Hans Memling en Dirk Bouts tot de ‘Vlaamse Primitieven’ wordt gerekend, verbleef er de laatste jaren van zijn leven als lekenbroeder. Zijn meesterwerk, vermoedelijk geschilderd omstreeks 1475, is ongetwijfeld het altaarstuk De aanbidding der herders dat het middenpaneel vormt van een drieluik en in de kunstwereld bekend staat als de “Portinari triptiek” (Galleria degli Uffizi, Firenze). Van der Goes schilderde het werk in opdracht van Tomasso Portinari, een vertegenwoordiger van de Medici-bank in Brugge, die het als schenking voorzag voor de kapel van het Florentijnse hospitaal ‘Santa Maria Nuova. Tot zijn andere bekende werken behoren verder onder meer De aanbidding van de koningen (Victoria Art Gallery, Bath), De zondeval (Kunsthistorisches Museum te Wenen) en Portret van een man (Metropolitan Museum of Art, New York).
Zelfs jaren nadat de priorij als dusdanig eigenlijk had opgehouden te bestaan, vormden de diverse gebouwen zoals het verblijf van de prior, het kapittelgebouw en het vroegere gastenkwartier de uitverkoren domicilie van tal van kunstenaars. Zo plantte eind negentiende eeuw onder meer Jean-Baptiste Degreef (1852-1894) zijn schildersezel neer op de site. Geïmponeerd door de rust van het domein en overweldigd door het natuurdecorum legde hij door zijn typische landschapsschilderingen, geïnspireerd door Hippolyte Boulenger (zie ook artikel: De School van Tervuren), zowat de basis van wat meerdere kunsthistorici durven te omschrijven als het Belgisch impressionisme. Ook andere bekende kunstschilders zoals Alfred Bastien (1873-1955), Adolf Keller (1880-1968) en Auguste Oleffe (1867-1931), die reeds door het gebruik van zijn fel kleurenpalet tot het Fauvisme behoorde, lieten zich in hun werken stimuleren door het majestueus landschap en de imponerende omgeving.
Huidig natuurschoon en actuele herbestemming
Het 26 hectare omliggende natuurreservaat rondom het voormalige Rood Klooster vormt actueel met zijn vijftal vijvers en moerassen de uitverkoren biotoop voor een immens rijke vogelpopulatie. Voornamelijk blauwe reigers en broedende futen zijn de meest voorkomende soorten, maar ook ijsvogels en zelfs aalscholvers schuwen zich niet om er zich te vertonen. De vijvers vormen op zichzelf dan weer de ideale broedplaatsen en de natuurlijke habitat bij uitstek van diverse amfibieënsoorten. Voorts zijn er eveneens een tiental zeldzame vleermuissoorten die de site sinds enkele jaren inpalmen als hun nachtelijk jachtterrein. Daarnaast ontwikkelde zich tevens op de kalkrijke ondergrond doorheen de jaren heen een unieke flora waaronder zelfs enkele zeldzame orchideeën.
De biologische en ecologische waarde van deze flora en fauna is daardoor des te groter en dient om ze te beschermen zeker gevrijwaard te blijven. Om de talrijke natuurliefhebbers en wandelaars letterlijk in goede banen te leiden en tegelijkertijd de schade aan de natuur maximaal te beperken werden door het Brussels Instituut voor Milieubeheer de nodige beschermde en afgebakende zones uitgetekend die enkel te betreden zijn via aangelegde paden.
Sinds 1977 werd in de voormalige gebouwen van het Rood klooster een kunstencentrum geopend met verscheidene tentoonstellingsruimten en artiestenateliers die door het publiek kunnen bezocht worden. Praktische informatie inzake openingsuren en evenementen: www.rouge-cloitre.be