Op zoek naar continuïteit
We kennen de auteur Peter Romijn als gelouterd onderzoeker bij het NIOD en als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft standaardwerken geschreven over de naoorlogse zuivering en over de bestuurlijke dilemma’s van de burgemeesters in oorlogstijd. Zijn nieuwe boek is gebaseerd op de constatering dat het leven van Nederlanders tien jaar lang door oorlogservaringen, direct en indirect is bepaald. De vraag die professor Romijn stelt is hoe zij in die periode 1940-1949 hun houding hebben bepaald en op grond waarvan. Dat is een brede vraagstelling, waarin een complex van omstandigheden een grote rol speelt. De auteur is op zoek naar continuïteiten in deze periode en neemt daarvoor de persoonlijke levenservaring van de Nederlanders als uitgangspunt.
Gedrag en verwachtingen
In zijn inleiding verwijst de auteur naar het werk van andere historici op dit gebied, zoals de Duitser Reinhart Koselleck die de oriëntaties voor het individueel handelen heeft onderzocht. Het begrip Erfahrungsraum gaat ervan uit dat mensen vanuit hun levenservaring inzicht opbouwen en vanuit een bepaald moreel kader beslissingen nemen. Mensen oriënteren hun gedrag op verwachtingen, die zij vormen in hun ‘mentale ruimte’, zoals gezin, kerk of werk: zo ontstaan Erwartungshorizonten. De auteur vindt het aspect van de zingeving ook belangrijk: de politieke en morele betekenissen waarmee mensen hun houdingen en keuzes motiveren. Verder geeft de auteur aan dat het boek vooral gaat over de dynamische interactie tussen Nederlanders en hun leiders, en hoe in die tien jaren de onderliggende mentaliteit van Nederlanders veranderde. Dat zijn hoge ambities, die duiden op de presentatie van een nieuw denkkader (paradigma) voor historici.
Een ander perspectief voor historici
Zo’n brede en tegelijkertijd gedetailleerde aanpak kan niet in een boek van 285 pagina’s recht worden gedaan. In die zin is het meer een aanzet tot nadenken vanuit een ander perspectief. Het is echter de vraag in hoeverre die benadering voor een historicus praktisch haalbaar is. De eerste beperking zijn de bronnen zelf, waarin we een afspiegeling van de mentale werkelijkheid aantreffen: dagboeken en andere egodocumenten, monografieën en microstudies. De eerste twee soorten zijn rauwe data, de andere twee zijn al verwerkt en hopelijk in de juiste context geplaatst door andere historici. Slechts voor een zeer klein deel van de populatie die de Tienjarige Oorlog van Romijn heeft meegemaakt, zijn die gedetailleerde bronnen beschikbaar.
Valkuilen en methode
Een methodologisch probleem voor de interpretatie is verwant aan de klassieke valkuil van de historicus, die altijd weet wat de gevolgen zijn van de keuzes die worden gemaakt. En hoe kan ik, ook al heb ik een uitgebreid dagboek tot mijn beschikking, vaststellen wat de verwachtingshorizonten van de schrijver zijn? Hoe vertalen individuele keuzes zich naar een historisch fenomeen? Verandert de realiteit de mentaliteit, of wordt de werkelijkheid gevormd door het denken?
Maar als we Romijns boek zien als een bredere oproep om de persoonlijke ervaring als uitgangspunt van historisch onderzoek te nemen, en de beschikbare bronnen zo goed mogelijk te interpreteren om de juiste verbanden te leggen, dan is daar natuurlijk niets mis mee.
De relatie met de historiografie
De conclusie van Romijn boek is niet wereldschokkend:
‘Voorop staat dat het oorlogsdecennium 1940-1949 de wereld en de levens van mensen ingrijpend heeft geraakt en veranderd.’ (p. 206)
Dat is waar. En dat de mate van impact en keuzemogelijkheden verschilde per sociale laag, is evenmin een baanbrekend inzicht. Dat deze conclusies worden ingekleurd met behulp van historiografische inzichten, zoals het werk van historici als Kosseleck, verandert daar niets aan. Een werkelijk nieuw paradigma levert het niet op, we krijgen wel een puntig overzicht van de historiografie op dit gebied.
Vlot geschreven, maar soms te rap
Wat hebben we wel gekregen, na lezing van De Lange Tweede Wereldoorlog? Het is een vlot geschreven verhaal waarin de lezer wordt geleid door de jaren dertig, zowel in de koloniën als in Nederland. Vervolgens komt de bezetting aan de orde, met een apart hoofdstuk over de Shoah. Romijn weet zijn lezer bij de les te houden, maar de schrijfstijl is soms te vlot. Op pagina 70 lezen we: ‘De eerste deportatietrein naar Auschwitz zou op 14 juli 1942 vanuit Westerbork naar Auschwitz vertrekken’. Op pagina 84 lezen we: ‘De eerste deportatietrein vertrok op 15 juli 1942 uit doorgangskamp Westerbork naar het vernietigingskamp Auschwitz’.
In ieder geval is één van beide zinnen onjuist. Op pagina 104 ervaart de lezer het hele verhaal: ‘De eerste trein die deel uitmaakte van het deportatieplan reed in de nacht van 14 op 15 juli 1942 met 962 mensen uit het Amsterdamse CS naar Westerbork. Vandaar verdwenen op 15 juli de eerste 1135 mensen, grotendeels Duitse Joden, naar Auschwitz.’ En uiteraard ‘verdwenen’ deze mensen niet, ze werden per trein naar Auschwitz vervoerd en daar vermoord. Juist hier moeten de feiten zo exact mogelijk worden vermeld, dan maar geen vlotte stijl.
Is er geen verband met de Koreaanse oorlog?
Ten slotte hoofdstuk vijf: ‘De oorlog overzee’. Het is een neutrale titel, maar uit de tekst blijkt dat het volgens Romijn om een koloniale oorlog ging. De continuïteit is het grootschalige geweld, een voortzetting van de Tweede Wereldoorlog. De auteur verwijst in dit kader naar het begrip ‘multipolair geweld’ van Christian Gerlach. We weten dat honderden voormalige Nederlandse SS’ers en anderen die voor de nazi’s hebben gevochten de Nederlandse zaak hebben gediend in Nederlands-Indië én in Korea (1950-1953). Romijn gaat hier niet nader op in, maar juist dit is een illustratie van de continuïteit waar de auteur naar op zoek is en het past binnen het begrip ‘multipolair geweld’. Maar dan praten we inmiddels over de dertienjarige oorlog, oftewel de Langere Tweede Wereldoorlog.
Conclusie
Deze kritische noten nemen niet weg dat De lange Tweede Wereldoorlog een prima inleiding is in wat er de afgelopen 75 jaar is geschreven en gedacht over de Duitse bezetting en de koloniale oorlog in Nederlands-Indië. Voor middelbare scholieren, die overwegen geschiedenis te gaan studeren en interesse hebben in dit tijdvak, is het een uitstekende kennismaking met de materie en het historisch denken erover. Als een nieuwe, talentvolle generatie studenten zich de komende jaren op dit tijdvak gaat storten, dan heeft het wetenschappelijke testament van professor Romijn zijn vruchten afgeworpen.
Boek: De lange Tweede Wereldoorlog – Peter Romijn