Een genadeloze opleiding vol lichamelijke en geestelijke ontberingen. Natuurlijke selectie. Infiltreren in vijandelijk gebied. Informatie vergaren. Sabotage en militaire desinformatie. Met gevaar voor eigen leven doelwitten neutraliseren. In dreigende situaties het hoofd koel houden. De opleiding en functieomschrijving van onze elite-eenheden bij Defensie, denkt u? U hebt het grandioos mis…
Operatie ‘Wooden Horse’
Reeds in het oudste stukje westerse literatuur staan special forces-activiteiten beschreven. In de tiende zang van de Ilias – het magistrale epos dat het verhaal van de Trojaanse Oorlog vertelt – beschrijft de dichter Homeros (negende – achtste eeuw v.Chr.) een nachtelijke verkenningsmissie door twee uit de kluiten gewassen Griekse krijgers, Odysseus en Diomedes. Beide heren sluipen naar het kamp van de Trojanen om hun stellingen te observeren. Tijdens de missie schakelen ze een Trojaanse verkenner uit, dringen ze de legerplaats binnen en liquideren ze zelfs één van de belangrijkste Trojaanse bevelhebbers.

Dat Odysseus niet alleen over fysieke moed, maar tevens over een stevige portie intelligentie beschikt, mag blijken uit de gesofisticeerde wijze waarop hij de val van Troje bewerkstelligde. Behoorde hij overigens niet tot die dappere helden die in het houten paard plaatsnamen en in het holst van de nacht simpelweg de stadspoorten openzetten voor hun strijdmakkers?
‘Μολων λάβε – Kom ze maar halen!’
De belegering van Troje door de Grieken nam tien jaar in beslag: een beter voorbeeld van onuitputtelijk doorzettingsvermogen en de rotsvaste wil om te slagen valt in onze antieke bronnen wellicht niet te vinden. Tenzij we er de Griekse historicus Herodotos (vijfde eeuw v.Chr.) op naslaan natuurlijk. Het zevende boek van zijn omvangrijke geschiedwerk, de Historiai, bevat namelijk een sterk staaltje doodsverachting.

‘This is Sparta!’
Om vechtjassen met deze mindset en van dat kaliber te kweken, hadden de Spartanen hun eigen qualification course, de agogè genaamd. Het beeld dat de biograaf Plutarchus (tweede eeuw na Chr.) ervan schetst, leest als een aflevering van ‘Kamp Waes’. Van hun zevende tot en met hun zestiende levensjaar ondergingen alle Spartaanse jongens volgens deze Griekse auteur een keiharde training, in eerste instantie gericht op de ontwikkeling van het mentale en fysieke uithoudingsvermogen. Naast heel wat uurtjes sport, ‘millings’ en zwaarbepakte speedmarsen, stond ook frequente blootstelling aan extreme kou en hitte, honger, dorst, slaapdeprivatie en uitputting op het programma. Zo mochten Spartaanse jongetjes bijvoorbeeld slechts één kledingstuk dragen, ongeacht zomer- of wintertijd. Tevens dienden ze zich in alle omstandigheden barrevoets voort te bewegen.

Tijdens maaltijden kregen ze doelbewust veel te kleine porties voorgeschoteld: op die manier moedigden de instructeurs hen aan om hun medeburgers te bestelen. Wie daarbij betrapt werd, kon uiteraard rekenen op stevige lijfstraffen. Als motivatie om tijdens de agogè het beste beentje voor te zetten, kon dit zeker tellen…
De opleidingspraktijken waren ronduit wreed. Een testje watergewenning betekende voor de Spartanen zoveel als kinderen het water ingooien voordat ze konden zwemmen: de schifting die deze natuurlijke selectie doorvoerde, kon in hun ogen niet anders dan de beste militairen opleveren. Niet zelden gaven de Spartaanse instructeurs de kinderen zonder aanleiding een pak slaag of zweepslagen om hun mentale weerbaarheid en onverschilligheid tegen de pijn op de proef te stellen.

‘Fortune favours the bold’
Iedere Spartaan die op missie vertrok, kreeg van zijn moeder de volgende boodschap mee: ‘Kom terug met je schild… of erop!’ Maar misschien vat de Romeinse ependichter Vergilius de Spartaanse mentaliteit nog treffender samen met zijn beroemde oneliner ‘Fortuna fortes adiuvat’. Vrij vertaald klinkt dat ongeveer als volgt: ‘Who dares… wins!’