EĆ©n van de meest tot de verbeelding sprekende facetten van het Derde Rijk is ongetwijfeld het ontstaan en de werking van de Waffen SS. Oorspronkelijk bedoeld als een soort van praetoriaanse garde van Hitler zelf, kende deze organisatie een opvallende evolutie naarmate de Tweede Wereldoorlog verstreek. Omwille van praktische redenen kon de Waffen SS immers niet enkel meer gaan rekruteren in Duitsland en moest ze stilaan ook vrijwilligers uit andere landen toelaten in zijn rangen. Zo zouden ook ongeveer tienduizend Vlamingen het uniform van de Waffen SS aantrekken.
Het grote aantal speculaties over de diverse redenen waarom deze groep zich bij de bezettende macht aansloot, staat echter in schril contrast met het weinige dat effectief echt over deze dissidente Vlamingen bekend is. Een kritische beschouwing dringt zich dan ook op. Deze casestudy is gebaseerd op de memoires van ƩƩn van die Vlaamse dienstnemers van de Waffen SS. Om redenen van privacy hieronder C.W. genoemd. Dit egodocument is opgesteld veertig jaar na de feiten en moet dus met een erg kritisch oog bekeken worden. Het risico voor apologetische geschiedschrijving is immers groot. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond al snel een nieuwe geschiedschrijving met een vergoelijkte visie op de feiten. Deze vond een vruchtbare bodem in diverse Vlaams-Nationalistische kringen, denken we maar aan het Sint-Maartensfonds. Het risico bestaat dat deze apologetische ideeƫn binnengeslopen zijn in de memoires van ex-oostfronters en er naar een rechtvaardiging toe werd geschreven. De memoires moeten dan ook naar waarde worden geschat en kunnen dus ook niet meer zijn dan ƩƩn particuliere, maar interessante beschrijving van de gebeurtenissen. In deze bijdrage geven we de lezer aan de hand van de ontleedde memoires een indruk van de motieven van de Vlaamse oostfronters. Hierbij willen we op kritische wijze onze case toetsen aan de recente opvattingen in de literatuur omtrent het thema. Toont onze case een bevestiging van wat al bekend was of is er sprake van nieuwe elementen?
Evenveel motieven als collaborateurs?
In haar recent boek Voor Vlaanderen Volk en FĆ¼hrer deed Aline Sax al onderzoek naar de verschillende motieven voor collaboratie. Basis voor dit onderzoek vormde een steekproef, waarbij 326 strafdossiers, over alle vormen van collaboratie heen, onder de loep werden genomen. Dit aantal staat gelijk aan 1 procent van het totaal aantal Vlaamse dossiers en is dus representatief. Vernieuwend is dat Sax bij haar onderzoek een onderscheid maakt tussen drie motievenclusters, waaronder telkens verschillende deelmotieven ressorteren. Aangezien de handigheid van deze opdeling, zullen we ook in dit onderzoek deze motievenclusters als kapstok gebruiken.
Een eerste groep motieven die aan bod komen zijn ideologische redenen en betreffen de collaboratie uit een maatschappelijke bekommernis. Onder de ideologische noemer resulteren onder andere Nieuwe Ordegezindheid en geopolitieke drijfveren zoals het streven naar een onafhankelijk Vlaanderen of een Groot Duits rijk.
Daarnaast onderscheidt Sax economische motieven en tenslotte andere motieven. Deze laatste groep betreft een allegaartje van beweegredenen, gaande van escapisme, tot het ontlopen van verplichte tewerkstelling in Duitsland en collaboratie als vorm van ruilmiddel. Deze motieven vormen als het ware de ingrediƫnten die in de juiste verhouding de aanleiding gaven tot de beslissing om te collaboreren. Het spreekt voor zich dat er niet zoiets bestond als ƩƩn motief. Het is veel realistischer aan te nemen dat er veelal sprake was van een combinatie van drijfveren. Belangrijke opmerking bij de studie van Sax is dat zij haar steekproef uitvoerde op basis van alle dossiers van collaboratie en dus over alle vormen heen. Hoewel het werk van Sax dus een aantal vernieuwende inzichten geeft, vooral inzake haar indeling en conclusies naar motieven toe, zijn de door haar onderzochte gegevens te algemeen om een specifieke case als de toetreding tot Waffen SS te onderzoeken.
Belangrijker voor deze studie zijn daarom de werken die zich specifiek toespitsen op de motieven van Waffen SSāers. In zijn standaardwerk Tussen Schelde en Wolchow distilleert Frank Seberechts een aantal drijfveren. Hierbij maakte hij gebruik van een omvangrijk aantal egodocumenten en brieven te vinden in het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme. Eveneens van groot belang is het iets ouder onderzoek van Kristof Carrein, waarbij hij de gegevens van 3.262 Vlaamse oostfrontstrijders analyseerde. Carrein zijn onderzoek bouwt op zijn beurt verder op de pioniers van de meer wetenschappelijke en kritische studies over collaboratie en repressie sinds de jaren ā90.
Het motivatie-onderzoek gezien door een al te politieke bril?
In haar algemeen onderzoek concludeert Sax dat bij tweederde van de onderzochte collaborateurs ideologische overtuigingen, gemotiveerd vanuit een maatschappelijke bekommernis in overeenstemming met hun gezindheid voor de Nieuwe Orde, een rol speelden. Onder deze āNieuwe Ordeā verstaat men het geheel aan ideologieĆ«n neigend naar het nationaalsocialisme, met kenmerken als legitimering van geweld, het idee van pioniers van een nieuw rijk en een grote portie xenofobie. Kunnen we hieruit afleiden dat de meeste collaborateurs politieke motieven hadden of ligt het gecompliceerder?
Belangrijke nuance is dat de politiek (zoals het VNV en DeVlag in Vlaanderen) de ideologie kanaliseerde en aanwendde om bepaalde doelen te verwezenlijken, maar dat een aansluiting bij een partij niet noodzakelijk was om deze ideologie te belijden. Daarnaast mogen we ook de 1/3 collaborateurs die niet uit ideologische motieven handelden niet vergeten. Carrein waarschuwde ons er al voor, bij zijn onderzoek naar de Waffen SS, de werving niet door een al te politieke bril te bekijken. Hij concludeerde immers dat een derde van zijn onderzochte groep oostfronters niet tot een politieke partij behoorde. Hij pleit dan ook voor de noodzaak naar een breder motivatie-onderzoek.
In zijn specifiek onderzoek naar de werving voor de Waffen SS noemt Seberechts de werving sterk politiek en ideologisch gekleurd en vooral gecentraliseerd rond de opbodpolitiek tussen VNV en DeVlag/SS. Seberechts wijst op een aansluiting, al voor de oorlog, bij een politieke en nationalistische organisatie. Ook de vooroorlogse tegenstellingen tussen links en rechts en de daaraan gekoppelde antibolsjewistische gevoelens spelen voor Seberechts mee. Deze elementen vormden een grond voor werving en propaganda, maar mogen zeker niet overdreven worden. We mogen immers niet aannemen dat – omdat de wervings- en propagandamachine van de Waffen SS sterk appelleerde aan politieke (Vlaamsgezinde) en ideologische (antibolsjewistische) sentimenten – daarom alle jonge mannen die zich aansloten bij de Waffen SS dit deden omwille van voornoemde propaganda. Seberechts erkent de rol van ideologie en vooroorlogse tegenstellingen, maar ziet daarnaast ook een breed spectrum aan gezindheden bij de lieden die zich bij de Waffen SS aansloten.
Stein gaat in zijn Geschiedenis van de Waffen SS zelfs nog een stapje verder en zegt dat het grootste deel van de West-Europese vrijwilligers zich niet om politiek-idealistische redenen aansloot bij de Waffen SS. Volgens hem blijkt dat de hoofdmoot van de motieven bij deze dienstnemers aanzien, roem, avonturisme en eventuele materiƫle voordelen waren. Pas in tweede instantie bestond de groep westerlingen die zich aansloot dus uit aanhangers van politieke of nationalistische organisaties, die via de SS de belangen van hun respectievelijke organisaties wilde verdedigen of bevestiging zien van een nationaalsocialistische wereldvisie. Een derde groep die niet tot ƩƩn van de bovenste twee categorieƫn behoorde en dus een minderheid was, ziet Stein onder andere bestaan uit zij die effectief geloofden in de oorlog tegen de Sovjet-Unie, gedreven door antibolsjewistische gevoelens.
Tot nu toe kunnen we onthouden dat de verschillende auteurs het er min of meer over eens zijn dat ideologie een belangrijke rol speelde bij collaboratie. Het probleem is echter dat de onderzoekseenheid (alle Vlaamse collaborateurs, Vlaamse Oostfronters, West-Europese Waffen SSāers) van de verschillende auteurs zeer divers is en dat een echte vergelijking dan ook moeilijk is. Daarnaast is het belangrijk te nuanceren dat ideologie niet direct gelijk staat aan politiek. Politiek kanaliseerde ideologieĆ«n, waardoor veel mensen die een bepaalde ideologie aanhingen zich aansloten bij een partij die deze ideologie uitdroeg. De ideologie bij iemand kon echter wel bestaan zonder lidkaart van een bepaalde partij te hebben.
Focus op de motieven van C.W.
Uit de memoires van C.W. komen drie motieven tot toetreding bovendrijven. Ten eerste een antibolsjewisme, onder invloed van een katholieke autoritaire opleiding. Een motief dat Sax als ideologisch zou typeren. Daarnaast komt escapisme als motief naar voren en tenslotte het beeld van de aantrekkingskracht van de Waffen SS als elite-eenheid. De grootste moeilijkheid bij onze opzet is na te gaan, zeventig jaar na de feiten, welke motieven en in welke verhouding meespeelden bij de keuze tot indiensttreding bij de Waffen SS.
“Gij zijt natuurlijk ook lid geweest van de K.S.A.! de Katholieke Studenten Aktie! (…) Men heeft U ook op alle studenten-vergaderingen altijd gesproken over strijd! Gij zijt de frontsoldaten Christi! Uw banier draagt de Chiro! Strijdt! Bestrijdt alle, die tegen de kerk zijn! (…) Bestrijdt vooral het communisme! Want dit is het grootste gevaar voor het christendom! Rome of Moskou?! (…) Maar hoevelen hebben in werkelijkheid ā iets anders durven doen? Hebben waarlijk willen ten strijde trekken? Ik durf niet zeggen: bijna geen Ć©Ć©n! In ieder geval het waren er zeer weinig! De elite!ā (uit de memoires van C.W.)
Dit eerste motief van collaboratie in functie van de strijd tegen het communisme, ingegeven door een streng katholieke opvoeding klinkt veel lezers wellicht bekend in de oren. In de naoorlogse beeldvorming was dit immers een populaire verklaring die veel navolging kreeg. Belangrijk is dat onze onderzoekseenheid, de memoires, geschreven zijn veertig jaar na de feiten. Aangezien de schrijver deze memoires schreef met kennis van de naoorlogse beeldvorming, is er dan ook steeds het risico voor een legitimering post-factum. In de naoorlogse beeldvorming werd de strijd tegen het bolsjewisme immers maar al te vaak en al te gemakkelijk als doorslaggevende reden gegeven voor dienstneming aan het oostfront. In volle koude oorlogstijd vond het beeld van de jonge katholieke Vlaming die uit een antibolsjewisme streed voor zijn Vlaanderen maar al te gemakkelijk ingang. Het was een Vlaams-nationalistische bovenlaag, vaak bestaande uit ex-collaborateurs die dit apologetische beeld bevestigde en op den duur ook doorgaf aan niet-collaborateurs.
Met deze kennis van naoorlogse beeldvorming in het achterhoofd is het niet onredelijk om te veronderstellen dat C.W. zich bij het schrijven van zijn memoires liet meedrijven op deze stroom. De these van een overwaardering van het antibolsjewistisch motief, wordt tevens bevestigd in het onderzoek van Aline Sax. In haar steekproef van dertig oostfrontsoldaten, gaven slechts twee personen antibolsjewisme aan als motief. Daarenboven constateerde de auteur dat als er al anticommunistische gevoelens speelden, deze eerder voortkwamen uit Nieuwe-Ordegezindheid dan uit katholieke overtuiging. Sax ziet de strijd tegen het communisme dan ook eerder als marginaal motief. Seberechts maakt ook gewag van antibolsjewistische gevoelens en de vooroorlogse strijd tussen links en rechts met hieraan gekoppeld de invloed die de Kerk uitoefende. Hierbij nuanceert hij wel dat slechts een klein deel van de Belgische clerus effectief opriep tot de strijd tegen het goddeloze communisme. De symboolfiguur en erg flamingante pater Julius Callewaert had oorspronkelijk weinig bezwaar tegen het dienst nemen bij de Waffen SS, maar zou naarmate de oorlog vorderde steeds meer jongeren gaan afraden om zich aan te sluiten.
Ook is het zo dat niet enkel katholieken zich aansloten bij de Waffen SS, zo zouden er ook uit de Stedelijke Normaalschool te Antwerpen een twintigtal leerlingen naar het oostfront trekken. Stein bevestigt deze these in Geschiedenis van de Waffen SS. Hij poneert dat voor een enkeling de bescherming van zijn vaderland tegen het bolsjewisme een motivator kan zijn geweest, maar niet voor de grote meerderheid. We mogen ook niet vergeten dat een eerste groep West-Europese vrijwilligers zich al bij de Waffen SS had aangesloten, toen het niet-aanvalspact tussen Rusland en Duitsland nog van kracht was. Ook voor de meeste Vlamingen die zich aansloten bij de Waffen SS gold dus dat hun antibolsjewistische gevoelens pas concreet tot uiting kwamen na hun aansluiting bij de Waffen SS en na een eerste confrontatie met het Rode Leger.
Verder schrijft C.W.:
āNegentien honderd Ć©Ć©n en veertig! Ik was goed achttien jaar ā toen ik mij als vrijwilliger wilde melden! Mijn idee was: ik wilde soldaat zijn bij een Elite-eenheid ā de Waffen SS! Wij ā als Vlamingen ā hebben een heel andere opvoeding gehad als andere Europese vrijwilligers! (…) Onze Colleges ā bisschoppelijk genoemd ā zijn voorbeelden bij uitmuntendheid van religieuze politieke opleidingsscholen!ā (uit de memoires van C.W.)
Ook de eerste ontmoeting met de Duitse soldaten te Brugge moet op C.W. een beklijvende indruk hebben nagelaten.
āDe eerste Duitse soldaten ā die ik te zien kreeg ā waren in de oprit naar de gebouwen van het groot seminarie! (…) Een zijspan-moto zweefde met veel geraas van de motor ā de wijde openstaande poort van het grootseminarie binnen! Twee figuren met ronde staalhelmen op hun kop ā gehuld in lange grauwe āKradmantelā sprongen eraf! Een MP-mitraillette hing aan een schouderriem over hun borst!ā (uit de memoires van C.W.)
Ook heeft C.W. niets dan lof voor de Waffen SS als elite-eenheid. Na zijn mislukken op het ingangsexamen ingenieur aan de universiteit, moet deelname in een absoluut elitair deel van het Duitse leger des te aanlokkelijker hebben geleken.
Ik zou graag ingenieur zijn geworden! Droomde zelfs van vliegtuig-ingenieur! Hoe vaak heb ik toen gedacht hiervoor in Duitsland te kunnen studeren! Ik stond reeds in verbinding met een āIngenieursschule fĆ¼r Fliegzeugbauā in het stadje Wismar an der Ostsee! Maar nog steeds woedde die oorlog verder ā voor de Duitsers! (…) Het is nu Europa, dat geboren wordt! Wat heeft die oude Vermeylen ons reeds lang geleden voorop gezegd! ā Gij moet Vlaming zijn om Europeer te worden! Ook wij dus! Nietige Vlamingskes! Toch deel van een groter wordend geheel! Ook wij wilden er het onze toe bijdragen, om het gevaar van die rode vloed te helpen breken! Zo kwam ik bij de Waffen SS!
Hoeveel zijn er op dit cruciaal moment, niet te kort geschoten?! (…) De idealisten zijn het gemotoriseerde hart van een beweging! Zij, die van op afstand blijven vechten ā de mooipraters ā blijven liever thuis! Onder het gejubel van vele sympathisanten en onder het ons toewerpen van bloemen ā trokken wij op door de straten van Brussel! Wij ā vrijwilligers! Strijders voor een āNieuwe Ideeā! (uit de memoires van C.W.)
Een tweede motief dat frequent naar voren komt en nauw samenhangt met het derde motief is escapisme. C.W. ziet na het floppen voor het toegangsexamen de Waffen SS als het middel om een hoger doel te dienen. Voor hem ging het nu niet meer om Vlaanderen of Belgiƫ, maar over Europa en de (zijn) toekomst die in Duitsland lag. Het beeld dat hij oproept van jongemannen die in een treinwagon de toekomst tegemoet rijden, niet goed weten wat te verwachten, is tekenend voor dit escapisme. De zin voor avontuur en de mogelijkheid voor deze jonge mannen om het verschil te kunnen maken, is een factor die niet onderschat mag worden. Escapisme als motief voor collaboratie komt ook terug in de studies van Sax. Ook Seberechts sluit hierbij aan dat naast politiek-ideologische motieven ook jeugdige overmoed en avonturisme voor een aantal vrijwilligers een belangrijk element vormde dat bijdroeg tot hun uiteindelijke indiensttreding.
Een derde motief aanwezig in zijn memoires, is tenslotte het beeld van de Waffen SS als elite-eenheid. Het blijkt uit zijn schrijfsels duidelijk dat C.W. iets wil doen met zijn leven, dat hem grootse dingen te wachten staan. De Waffen SS ziet hij hierbij als een kans om te behoren tot een select clubje van āstrijders voor een nieuw ideeā, een eliteclubje als het ware. Hierbij stelt hij duidelijk een keuze tussen lafaards en idealisten. Tussen kneusjes en elite. Deze connotatie is logisch, de SS was dan ook van oorsprong bedoeld als een elitegroep. Ze waren, in tegenstelling tot de Wehrmacht, grotendeels gemotoriseerd en hielden zelftucht, persoonlijke offers en een sobere levensstijl als idealen. Hun elitestatus hielden ze gaaf door hun esthetische voorkomen, blitse en verzorgde uniformen, vlaggengezwaai en strak marcherende troepen waren typerend, al gaat dit ook grotendeels op voor de rest van het Duitse leger. Ideologische zuiverheid was conditio sine qua non ? om zich hierbij aan te sluiten. De initiĆ«le Waffen SSāers moesten dan ook Arische, liefst Noord-Germaanse types zijn. Een beeld waaraan C.W. volstrekt voldeed. Verder waren, zoals al vermeld, de fysieke normen voor toetreding tot de Waffen SS aanzienlijk strenger dan bij andere eenheden. Hun elitaire denken ging gekoppeld met een middeleeuws idee van loyaliteit en zelfopoffering. De leuze āMijn eer is trouwā en het āTrouwlied” (TrƤuelied) waren hier de belangrijkste exploten van.
Als we de typologie van Sax gebruiken zouden we het idee van de Waffen SS als elite duidelijk als een ideologisch motief kunnen bestempelen. Naast een maatschappelijk engagement, zien we een aanvaarding van de ideeƫn van de Nieuwe Orde, zoals xenofobie en het elite-denken. In zijn memoires bemerken we een passie voor Duitsland als redder van het Avondland. Hoe verklaren we deze aantrekkingskracht voor het nationaalsocialistische Duitsland? Om dat te snappen moeten we ons proberen in te leven in de geest van toen. Belgiƫ in de jaren dertig werd gekenmerkt door een fragiel sociaal-economische klimaat gekoppeld aan een sterke politieke polarisatie (de eerder genoemde tegenstellingen tussen links en rechts). In dit kader is het niet moeilijk te begrijpen dat de sociaal-economische vooruitgang in Duitsland na 1933 ervoor zorgde dat vele Vlamingen heil zagen in het Duitse systeem. Hierbij komt dat al voor de oorlog heel wat nationaalsocialistisch propagandamateriaal Belgiƫ binnen sijpelde. Wanneer de Duitsers effectief Belgiƫ binnenvielen gebeurde dit op een gedisciplineerde en ordelijke manier; een bevestiging van de opvattingen van hen die al voor de oorlog pro-Duits waren.
Focus op de Waffen SS als elite?
Tot nu toe konden we constateren dat alle auteurs die onderzoek voerden naar de motieven voor collaboratie gewag maakten van de veelheid en de wisselwerking tussen de motieven onderling. Daarnaast valt op dat alle auteurs de factor āideologieā, al dan niet politiek gekanaliseerd, een grote waarde toekennen. Onder deze ideologie valt volgens ons concreet voor de Waffen SS het motief van de aantrekkingskracht van de Waffen SS als elite. Jongeren werden aangetrokken door de ideeĆ«n van het nationaalsocialisme in een fragiel sociaal-economisch klimaat. Net zoals vandaag, waren de jongeren ook toen al gedreven om het verschil te kunnen maken. Ook wij bemerkten daarnaast andere motieven die in meer of mindere mate aanwezig waren, zoals escapisme en antibolsjewisme.
Zijn er elementen in de literatuur die wijzen in de richting van het motief van de Waffen SS als elite? Eerst en vooral valt op dat de toetreding tot de Waffen SS vooral een stedelijk fenomeen was. Terwijl Sax in haar onderzoek naar de collaboratie in het algemeen amper een verschil ziet in het wervingsverloop tussen de stad en het platteland, stelt Carrein in zijn onderzoek naar het wervingsverloop bij de Waffen SS een duidelijke oververtegenwoordiging vast van de jongens uit de steden. Wat verklaart deze oververtegenwoordiging? De grotere schaarste in de stad ten opzichte van het platteland kan een mogelijke push factor geweest zijn. Sterker echter dan dit economische motief ziet Carrein een verklaring in de uitgesproken aanwezigheid van de bezetter in de steden. In grotere steden als Brussel, Gent, Antwerpenā¦ was de bezetter immers alomtegenwoordig, zowel fysiek, als in de vorm van propaganda-affiches, defilĆ©s en filmvertoningen.
In een tijd van immobilisme en nervositeit moet dit machtsvertoon een grote invloed gehad hebben op jonge mensen, hunkerend om zichzelf te bewijzen. Bruno De Wever wees er al op dat de keuze voor de Waffen SS economische gezien niet de beste keuze was. In andere Duitse (para) militaire organisaties als de OT, Vlaamse Wacht en NSKK kon men immers meer verdienen en had men bovendien meer overlevingskansen. Hoewel men bij de Waffen SS dus meer verdiende dan bij een reguliere job, kan men toch de vraag stellen of het economische motief een grote rol speelde bij de keuze tot toetreding? Aangezien C.W. uit een bemiddeld gezin kwam kunnen we vermoeden dat de schaarste en daarbij dus het economische motief voor hem ondergeschikt moet geweest zijn aan de prestige die verbonden was aan een toetreding tot de Waffen SS.
Eindconclusie
Een eerste conclusie die we in dit onderzoek kunnen trekken is dat er niet zoiets is als Ć©Ć©n motief dat geĆ«xtrapoleerd kan worden als zijnde de belangrijkste reden voor dienstneming bij de Waffen SS. De metaverhalen van de katholieke kruisvaarder die de strijd met het bolsjewisme wil aangaan en zich daarom bij de Waffen SS aansluit, zijn ondertussen al achterhaald en genuanceerd. Dit motief bleef desondanks lange tijd doorleven in de apologetische literatuur die na de oorlog verscheen. Ons lijkt het aannemelijker dat er tal van factoren waren, vaak persoonlijk gebonden, die de jonge Vlamingen de stap deed zetten naar de Waffen SS. De casus van C.W. leerde ons dat naast een ongetwijfeld ideologisch motief gesterkt door een strenge katholieke opvoeding en de politieke tegenstellingen in Vlaanderen, veel andere motieven hebben gespeeld. Jeugdig enthousiasme, escapisme,… maar vooral de uitstraling en de aantrekkingskracht van de Waffen SS die zich telkens als een elite-eenheid profileerde. Het zijn motieven die in de literatuur tot nu toe vaak onderbelicht bleven.
We nuanceerden in deze bijdrage ook dat de termen ideologie en politieke overtuiging niet als synoniemen mogen worden beschouwd, hoewel ze dat vaak waren. Het hebben van een bepaalde ideologie kon zich uiten in de aansluiting bij een politieke organisatie, maar dit was daarom niet altijd het geval. Het bleek in dit onderzoek ook moeilijk te kwantificeren hoe zwaar de ideologie en meer vernauwend het elite-idee doorwoog bij de uiteindelijk dienstneming. Van het vermoeden dat het een factor is die niet mag onderschat worden voor wat betreft de Waffen SS, blijven we echter overtuigd. Dat de meeste auteurs die zich met motievenonderzoek bezig houden een andere onderzoekseenheid (West-Europeanen in de Waffen SS, Vlamingen in de Waffen SS, collaboratie buiten de Waffen SS) als maatstaf nemen om tot hun conclusies te komen maakt kwantitatief onderzoek naar ideologische motivaties er niet simpeler op. De vraag is ook of zoiets persoonlijk als een motief Ć¼berhaupt ooit kan gekwantificeerd worden. Wie is er immers zo zelfbewust dat hij van zichzelf perfect weet welk motief de doorslag gaf voor een bepaalde daad?
Verder plaatsten we de uitstraling van de Waffen SS als een elite-eenheid en de invloed van de elitaire ideeƫn die ze propageerde duidelijk onder de noemer ideologie. In het vertroebelde sociaal-economische en politiek wankele Belgiƫ van de jaren dertig verloren veel opgroeiende jonge mannen hun houvast. Zij zagen Duitsland daarentegen economisch en technologisch herrijzen als een feniks in het interbellum. Duitsland profileerde zich als de nieuwe elite in en de houvast voor Europa. Het was voor velen dan ook meer dan verleidelijk, adept te worden van de gedisciplineerde, geordende ideologie van het Derde Rijk, zeker wanneer het Duitse leger bij de inval van Belgiƫ de bij velen al bestaande positieve vooroordelen jegens hen leek te gaan bevestigen. Nogmaals: een geloof in de ideologie van nazi-Duitsland impliceerde zeker niet automatisch een uiting hiervan in de vorm van toetreding tot een politieke organisatie. De Waffen SS speelde hier handig op in en profileerde zich als de zuiverste en meest elitaire groepering binnen de militaire vleugel van het Derde Rijk. Toetreding tot deze organisatie was dan ook de absolute culminatie voor onder andere de vele Vlamingen die de ideologie van het Derde Rijk hoog in het vaandel droegen.
Dit onderzoek bracht tenslotte ook een blinde vlek aan het licht. Een doortastend literatuuronderzoek gaf ons al een eerste zicht op de veelkleurigheid van het thema en stelde ons in staat enkele conclusies te trekken. Een verder diepgaand onderzoek, gebaseerd op de strafdossiers van de Vlamingen bij de Waffen SS is echter aangewezen. Aline Sax heeft met haar studie baanbrekend werk verricht wat betreft de collaboratie algemeen, alsook Carrein gaf al een zeer mooie voorzet tot verder onderzoek. Geraldien von Frijtag stelt terecht dat een echt diepgaand onderzoek naast de strafdossiers een nog veel breder scala aan bronnenmateriaal moet bevatten, zoals dagboeken, correspondentie, enzovoort. Het is duidelijk dat het geen sinecure is om op basis van vaak fragmentarische getuigenissen en documenten een eenzijdige conclusie te trekken. Daarbij komt dat de toegang tot dit bronnenmateriaal, waarvan de inhoud meestal erg delicate en persoonlijke materie is, ook vaak niet eenvoudig is. Zo is het de laatste jaren steeds moeilijker geworden om toegang te krijgen tot de strafdossiers van de Vlaamse incivieken in het justitiepaleis. Deze bijdrage is dan ook eerder een oproep tot verder onderzoek dan een echt besluit.
~ Koen Goeminne en Pieterjan Vinck (Vigor Clius)
Boek: Geschiedenis van de Waffen-SS
Meer artikelen over de Waffen-SS