d’Eenigheid met 319 slaven op weg naar Amerika

1 minuut leestijd
Het fort Elmina in Ghana; het centrum van de Nederlandse slavenhandel. (Illustratie Atlas van der Hem)
Het fort Elmina in Ghana; het centrum van de Nederlandse slavenhandel. (Illustratie Atlas van der Hem)

Op 8 mei 1762 (252 jaar geleden) is het Zeeuwse slavenschip d’Eenigheid naar Amerika vertrokken. Op 9 december 1761 werd bij Liberia de eerste slaaf gekocht, die in de 150 dagen die volgden gezelschap kreeg van 326 anderen. Maar zeven van hen verdwenen, verdronken of stierven en bij het vertrek vanaf de kust van Ghana waren er nog 319 slaven aan boord. Bovendien was er een verschrikkelijk ongeluk met een haai, waardoor de aanvoer van het zo broodnodige verse water helemaal stil kwam te liggen.

De tonnen voor brandewijn aan boord waren kennelijk van een dubieuze kwaliteit. Op 19 april 1762 vergaderde de scheepsraad om een verklaring op te stellen dat op verschillende data tien keer 'de duijgen gesprongen ' waren, waardoor ca. 350 liter brandewijn verloren was gegaan.
De tonnen voor brandewijn aan boord waren kennelijk van een dubieuze kwaliteit. Op 19 april 1762 vergaderde de scheepsraad om een verklaring op te stellen dat op verschillende data tien keer ‘de duijgen gesprongen ‘ waren, waardoor ca. 350 liter brandewijn verloren was gegaan.


Omdat het dit jaar 200 jaar geleden is dat de slavenhandel in Nederland werd afgeschaft, nam het Zeeuws archief vorig jaar het initiatief om de reis van het slavenschip dagelijks te volgen. Sinds het vertrek op 1 oktober 1761 vanaf de rede van Vlissingen is het scheepsjournaal van opperstuuman Daniël Pruijmelaar elke dag op internet te lezen. Als er bijzonderheden zijn komen daar de verslagen bij van de chirurgijn, oppermeester Petrus Henricus Couperus, die waakt over de gezondheid van slaven (want koopwaar) en bemanning, brieven van kapitein Jan Menkenveld aan zijn bazen van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), inzage in de kosten van voedsel, slaven en water (Scheepshandel) en de Scheepsraad als er problemen rijzen. Soms wordt verwezen naar nuttige links. Bovendien bevat de website belangrijke achtergrondinformatie.

De kapitein had van de MCC een simpele opdracht meegekregen: koop zoveel mogelijk Afrikanen tegen een zo laag mogelijke prijs. De praktijk zou uitwijzen dat, naarmate de reis vorderde, de slaven steeds duurder werden. Ze moesten worden geruild voor eerder ingeslagen goederen – het verhaal van de kralen en kettinkjes is waar! -, maar ook werden trompetten en geweren met munitie afgeleverd. In totaal werd voor een tegenwaarde van 32.600 gulden aan slaven ingekocht; ruim 100 gulden per slaaf. Volgens kapitein Menkenveld had de handel zwaar te lijden onder Engelse concurrentie.

April vol problemen

De reis verliep zonder veel bijzonderheden, totdat op 5 april 1762 door een ‘sware travaat uijt den oostnoordoosten’ elf ‘ledige aamen’ (vaten met een waterinhoud van ca. 155 liter) wegdreven ‘op de cust van Guinee Africa’. Maar er waren twee watervaten ‘ook weggedreven en wederom opgevist’. Kapitein Menkeveld had daarom op de rede van Elmina negen watervaten gekocht, ‘also wij deselve niet misschen konde’.

Wel waren vier slaven overleden: op 22 februari, 18 maart, 5 en 18 april. (schuif voor bijzonderheden de tijdlijn op de website naar de juiste datum). Een belangrijk incident vond plaats op 22 (en 23?) april. “Op dato is er twee manslaaven van ons overboordt gesprongen en verdronken, nr 5 en 6”, schrijft de opperstuurman op 22 april in zijn logboek. Opmerkelijk is dat de chirurgijn het die dag heeft over ‘drie verdronken manslaven’. De opperstuurman bevestigt de derde de volgende dag: “In de namiddag er een manslaaf overboordt gevallen en aanstondts verdronken, nr 7”. Wat er gebeurde is onduidelijk. Mogelijk was het een ontsnappingspoging en misschien hebben de verdwenen slaven zelfs de (zichtbare) Afrikaanse kust bereikt.

eenigheid.slavenhandelmcc.nl/slavenreis
eenigheid.slavenhandelmcc.nl/slavenreis

Het was wel aanleiding voor kapitein Menkeveld om zijn instructies voor de bemanning over het contact met slaven aan te scherpen. Hij had het contact tussen handelaars die goederen aanvoerden en de gevangen slaven al verboden. Hij wilde geen canonegers met onse inhebbende slaven te laten praaten, also wij de negertaal soveel niet magtig sijnde om te kennen weten wat tusschen haar gepasseerd werd en voegde er nu aan toe op te letten of de gevangenen door de handelaars bang werden gemaakt. De slaven hadden immers geen enkel idee waarom ze gevangen waren genomen; ze hielden er zelfs rekening mee dat ze door de blanken zouden worden opgegeten. Overigens heerste er tussen de slaven onderling ongetwijfeld ook een Babylonische spraakverwarring, want ze kwamen uit heel verschillende gebieden.

‘Haaij heeft een neger opgegeten’

Haai (stck.xchng)
Haai (stck.xchng)
Op 28 april ging het toch fout. Drie ‘vrije’ Afrikanen in een kano naderden het schip. Ze kwamen lege watertonnen halen, die aan wal gevuld zouden worden. De matrozen Jan Eward en Otto Wesman hielpen de tonnen over te hevelen. Er waren zes tonnen ingeladen toen de opperstuurman zag dat de Afrikanen uit de kano bezig waren met de gevangenen etenswaren te ruilen tegen tabak, die tot het slavenrantsoen behoorde. Voor de scheepsraad zou hij verklaren dat hij ‘de slaven, die op de kant van het scheepsboord zaten, hadde weggeslagen’, en daarna joeg hij de ‘vrije’ slaven terug naar hun kano ‘met een boeremecingel’; waarschijnlijk een verzwaard stuk touw. Daarna liep hij de valreep af om de tabak terug te halen.

Toen Pruijmelaar met z’n wapen naderde lachte de ‘kanonegers’ hem uit en sprongen in het water. Dat bleek een fatale beslissing. De website maakt duidelijk waarom:

“Een haai greep één van hen en sleurde hem onder water. Het water kleurde rood van het bloed. Bij het zien ervan vergat Pruijmelaar de tabak en ging meteen terug aan boord van de Eenigheid. Chirurgijn Couperus, die Pruijmelaar aan boord van de kano had zien gaan, was weer aan zijn werk gegaan ‘in de kuil’, het kuildek waar hij Afrikanen aan het verbinden was. Toen hoorde hij roepen: “Daar heeft een haaij een van de negers opgegeten”. Couperus keek nogmaals over het scheepsboord maar zag volgens zijn zeggen alleen nog ‘een long’ drijven, die vervolgens ook door de haaien werd opgegeten. De twee overgebleven Afrikanen peddelden zo snel als mogelijk terug naar wal, zonder te wachten op de rest van de lege tonnen of op de beloning, bestaande uit een fles drank.

Onmiddellijk werd de Scheepsraad bijeen geroepen voor een verklaring die de bazen in Middelburg duidelijk moest maken dat de stuurman ‘geen hand of vinger aan de negers heeft geroert, veel minder geslagen’ en dat de bemanning geen schuld had aan het ongeluk. Maar de overlevende Afrikanen waren er wel met zes vaten vandoor en weigerden verder nog het broodnodige water te komen brengen. Er zat niets anders op dan het zelf aan de wal te gaan halen.

eenigheid.slavenhandelmcc.nl/slavenreis
eenigheid.slavenhandelmcc.nl/slavenreis

Boot strandt op golfbreker

Op 1 mei 1762 leek het slavenschip d’Eenigheid gereed voor vertrek uit Afrika. De kuiper was bijna klaar met het vervaardigen van zijn laatste waterton; enkele bemanningsleden waren met de boot onderweg naar de kust om voor de laatste keer water te gaan halen. Kapitein Jan Menkeveld schreef een verslag aan zijn bazen in Middelburg; de Weledele achtbaere heeren dierecteuren van de Commercie Compagnie. Het is bewaard is gebleven in het Zeeuws Archief:

“Na de alwijse en de wonderbaere schikkinge des Alderhoogsten onder afbiddinge en inwagtinge van Sijne dierbaere zegeningen, sijn wij op dato vertrokken na de cust van America met 319 coppen levendige slaven, hebbe 7 doode slaven, hetwelk ten getalle is van 326 ingenegotieerde slaven en de ingenegotieerde olijphandtstanden sijn 3.611 lb. en 322 lb. crevellen [kleine of stukken olifantstanden], samen 3.933 lb [ruim 1800 kilo; behalve in slaven werd er ook gehandeld in ivoor en goud].”

Ook drie bemanningsleden waren niet meer in leven. Eén was op Kerstdag 1761 overleden; op 1 januari en 22 februari waren de andere twee verdronken.

Maar de alwijse en de wonderbaere schikkinge des Alderhoogsten zorgde die dag toch nog voor een onaangename verrassing. Op 2 mei wierdt onse boodt op de palen van ’t hoof geslagen en vol water; het vaartuig dat water zou halen was op een strekdam gelopen en lek geslagen. Het leverde een week vertraging op.

Hoofdrol voor chirurgijn

eenigheid.slavenhandelmcc.nl/slavenreis
eenigheid.slavenhandelmcc.nl/slavenreis
Voor chirurgijn Petrus Couperus was op d’Eenigheid een hoofdrol weggelegd. Niet alleen waakte hij over de gezondheid van de bemanning; hij was ook de enige die elke dag contact had met de ruim 300 slaven in hun onverantwoord kleine ruimte op het schip, waar ze allemaal samen op ongeveer 30 vierkante meter waren opgehokt. Ze vertegenwoordigden een enorm kapitaal, en het was zijn verantwoordelijkheid om ze allemaal gezond in Amerika af te leveren. Zijn verslagen maken duidelijk dat hij dat met veel zorg en aandacht deed, maar de toekomst zal uitwijzen dat het niet altijd lukte.

De Noodige onderrichtingen voor de slaafhandelaren, een boekje van zestien pagina’s dat (zeven jaar later) door de Zeeuwse arts David Gallandat werd geschreven, maakt duidelijk dat de chirurgijn ook een belangrijke rol had bij het keuren van de aangeboden slaven. Er was namelijk veel bedrog in het spel. De handelaren deden er alles aan om oude slaven, ‘die in America minder geld waard zijn als jonge’, op te kalefateren.

“Zy worden gewasschen, gewreven, gesmeerd, geschoren; de grijze haren worden geverfd of uitgetrokken, zowel van den baard als van ’t hoofd; zy krijgen veel eten en drinken en, met één woord, alle mogelyke middelen worden in ’t werk gesteld om de kenmerken des ouderdoms te doen verminderen.”

Zo werd geprobeerd slaven van 60 jaar aan te bieden als 30- of 40-jarigen. Daarom moest men bij de keuring letten op kale plekken, een rimpelige huid, de slapheid van vrouwenborsten en de staat van het gebit. En zo passeren allerlei richtlijnen om te letten op het gezichtsvermogen van de slaaf, de spraak en het gehoor, uitwendige gebreken, inwendige kwalen en zelfs de geboorteplaats van de slaaf.

“De Guineesche slaven worden altos veel duurder verkocht dan de Angloolsche. Onder de Guinesche slaven zijn de Cormantynsche, de Santynsche en Sidasche de besten; de grein-kustslaven zijn minder in achting, en die uit de bocht, als de Benin, de Gabon en Cammaronas, worden in ’t algemeen voor de slechtste gehouden.”

De illustraties maken duidelijk dat er per regio enorme verschillen bestonden tussen zowel het aanbod van slaven als de prijzen die voor hen werden betaald. Op de website maakt de ‘scheepshandel’ duidelijk voor welke goederen de slaven werden geruild.

Logboek van de opperstuurman, 19-28 april 1762. (Zeeuws Archief)
Logboek van de opperstuurman, 19-28 april 1762. (Zeeuws Archief)

Onder seijl met 319 slaven

Op 8 mei 1862 kwam kapitein Menkeveld, die sinds 28 maart had gekwakkeld met zijn gezondheid, weer genezen terug aan boord. De Scheepsraad kwam bijeen om het verspelen, vier dagen eerder, van een stopanker ‘door sterke bries en hooge zee’ te verklaren: het ankertouw was gebroken en daarom was ‘het gemelde stopanker ter rhede d’Elima blijven leggen’. En toen kon opperstuurman Pruijmelaar in zijn logboek dan eindelijk melding maken van het vertrek van het slavenschip naar de plaats van bestemming: Amerika.

“Wij setten onse boodt en sloep in ’t schip, in de namiddag de windt ZZW labber coelte, ons capiteijn quam aan boordt en wij waren claar om te vertrekken, met de 6 glasen in de eerste wagt de windt tot WZW labber meest doodtstil, de stroom om de west, wij ligten anker en gaan onder zeijl met 319 slaven in ’t schip, voordts ’s nagts doodtstil, goed weer tot ’s morgens.”

~ André Horlings


In april 1762 bevond d’Eenigheid zich in de buurt van het slavenfort Elmina in Ghana, waar bovendien de zieke kapitein op genezing wachtte. Het Portugese fort was in 1637 door Nederlanders veroverd en werd ingericht als slavendepot. (Schooltv.nl)

Meer weten:
Volg elke dag de reis van het slavenschip d’Eenigheid (1761-1763)

Eerder verschenen op Historiek:

Zet tijdmachine op 1761 en reis mee met slavenschip (7 oktober 2013)
Slavenschip d’Eenigheid kocht (in 1761) eerste slaaf (10 december 2013)
Verdrietige Kerstavond aan boord van slavenschip (24 december 2013)
‘Zoo is het mogelyk in een zoo naauw vertrek 200 slaven te bergen’ (2 april 2014)

Openingsafbeelding: Het fort Elmina in Ghana; het centrum van de Nederlandse slavenhandel. (Illustratie Atlas van der Hem)

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×