De doorbraak kwam in 1931. Toen haalde de Britse vissersboot Colinda zo’n veertig kilometer voor de kust van Norfolk, samen met zijn vangst, brokken veen op uit de bodem van de Noordzee. Dat was niets bijzonders; dat afval werd later weer overboord gegooid. Maar de schop van een visser stuitte op wat hards. De schipper brak de brok open en haalde er een oeroud voorwerp uit: een 21 cm lange harpoen, die was vervaardigd uit een gewei!
Het stuk archeologisch gereedschap vormt de eerste gedocumenteerde vondst van een door mensen vervaardigd werktuig in de Doggerbank; een ondiepte in de Noordzee. De vondst van het artefact bevestigde de theorie van de Britse geoloog Clement Reid, die begin vorige eeuw de ‘verdronken bossen’ langs de Engelse kust bestudeerde, ook wel bekend als de ‘bossen van Noach’. Op basis van de vondsten van de botten die uit de Doggerbank naar boven kwamen concludeerde hij al in 1913 dat daar dieren als de wolharige mammoet, de neushoorn en herten moesten hebben geleefd die zelfs ijstijden hadden doorstaan, maar uiteindelijk verdwenen waren toen de zeespiegel steeds verder steeg. Uiteindelijk resteerde een visrijke ondiepte van dertien meter in de Noordzee.
Sindsdien is een lawine van opmerkelijke vondsten gedaan in het Noordzeegebied; het allerdrukste stukje zee op aarde, doorsneden met scheepsroutes, olieleidingen en communicatiekabels en volgeplant met booreiladen en windmolens, waar je 8000 jaar geleden nog van Nederland naar Engeland kon lopen.
Bij het eindelijk opnieuw geopende Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden loopt tot en met 31 oktober 2021 een tentoonstelling over Doggerland, het onbekende vruchtbare rijk, rond vijf keer het oppervlak van Nederland, doorsneden door machtige rivieren. Het strekte zich uit van onze stranden tot wat de Britse kust zou worden. Gedurende de ijstijden was het een koud steppengebied waar neanderthalers leefden tussen rendieren, paarden en mammoeten.
Doggersbank
De Doggersbank is bijna driehonderd kilometer lang en bevindt zich zowel in het Britse, Deense, Duitse, als het Nederlandse deel van het continentaal plat. Hij is ontstaan tijdens de laatste ijstijd. De bank rijst uit circa 40 meter diep water op tot 13 meter onder de zeespiegel, en is dus circa 27 meter ‘hoog’. De bodem bestaat grotendeels uit zand. Na de laatste ijstijd volgden eeuwen van zeespiegelrijzing, tot het gebied zo’n 8000 jaar geleden definitief door de zee werd verzwolgen. Het eens zo vruchtbare land werd bedekt onder meters klei, zand en zee, waar vissers eeuwenlang met hun vangsten ook soms opmerkelijke dierlijke overblijfselen naar boven haalden.
Technologische projecten, zoals voor de aanleg van de Zandmotor tegenover het Westland, zuigen het benodigde zand van steeds grotere diepte op en vormen intussen een permanente bron voor archeologische vondsten die steeds meer bijdragen aan het onderzoek naar het leven op Doggerland. De kusten trekken een toenemende belangstelling van amateur-archeologen, die speuren naar artefacten van soms tienduizenden jaren oud; lang voordat er sprake was van menselijke bewoning van de aarde.
Een imposant aantal van die vondsten heeft zijn weg gevonden naar de tentoonstelling in Leiden. Er zijn veel vlijmscherpe vuistbijlen bij; gereedschap (vervaardigd uit botten van wilde dieren) is soms fraai bewerkt, wat wijst op de kunstzin en fantasie van de oeroude bewoners.
Bossen van Noach
Toen de moderne mens de Noordzeekusten ging bevolken bleek het nut vooral uit de visserij. De visrijke Doggersbank, die ondiepte in de verder ook ondiepe Noordzee, speelde daarbij een belangrijke rol. ‘Dogger’ zou het Middelnederlandse woord voor vissersboot zijn, of stammen van het vijftiende-eeuwse Nederlandse woord voor kabeljauw: dogge of doggevisch. De vissers haalden er vooral kabeljauw en haring boven water.
De bijvangst bestond vaak uit botten van soms reeds lang uitgestorven dieren, zoals de mammoet. Aan de Engelse kusten kwamen bij laag water zelfs fossiele groepen boomstronken boven, met daarbinnen de resten van beren, wolven en bevers. De vondsten moesten volgens de meest diepgelovige vissers wel van vóór de Zondvloed stammen. Het was anders moeilijk te begrijpen dat deze ‘bossen van Noach’ in hun eigen oorspronkelijke grond wortelden, terwijl ze nu ver onder de vloedlijn worden gevonden.
Ontwikkeling Doggerland
De ontdekking in 1931 op de vissersboot Colinda van een harpoen die was uitgesneden uit een gewei bracht een grootscheeps onderzoek op gang. Het British Museum concludeerde dat de harpoen afkomstig was uit het Mesolithicum, de cultuurperiode die begon na het aflopen van de laatste ijstijd ca. 10.500 v. Chr. Tot dan toe werd verondersteld dat het Noordzeelandschap destijds bestond uit moerassen, waar mensen wel doorheen reisden maar niet verbleven. De Britse archeoloog Grahame Clark beschreef de harpoenvondst in 1932 in een boek en drong er op aan dat het veen van de locatie door pollenanalyse; onderzoek naar stuifmeelkorrels, zou worden onderzocht.
Clark veronderstelde een verband tussen landschappen, klimaat en vondsten. Het veen duidde op een zoetwatermoeras, wat wees op de mogelijkheid van bewoning. Kennelijk werd er in het gebied gejaagd. Het besef van een uitgestrekt landschap drong langzaam door tot de wetenschap. De vondst was aanleiding voor mesolitisch bevolkingsonderzoek aan de Engelse oostkust; de cultuurperiode na de laatste ijstijd, tussen 10.500 v.Chr. totdat de mens overschakelde op landbouw en veeteelt.
Bevestiging in Nederland
Luc Amkreutz, conservator Prehistorie van het Rijksmuseum voor Oudheden en mede-auteur van het begeleidende boek bij de tentoonstelling, maakt duidelijk dat ook onze kant van de Noordzeekust een lange geschiedenis kent van onderzoek naar verdronken Noordzeelandschappen en hun bewoners.
Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen besteedde eind negentiende eeuw al aandacht aan de botten van inmiddels uitgestorven ijstijdfauna. Met name de patholoog-anatoom Jan Cornelis de Man (1818-1909) verzamelde een omvangrijke collectie pleistocene (2,5 miljoen tot 11.700 jaar oude) zoogdierbotten uit de Oosterschelde, Westerschelde en de Noordzee. De zoektocht naar mosselzaad (jonge mosselen) leverde nog meer fossielen op. Daarnaast waren er de bijvangsten uit de sleepnetten en na de Tweede Wereldoorlog uit de boomkorvisserij.
Krijn, onze eerste Neanderthaler
Waarschijnlijk meer dan 900.000 jaar geleden bevolkten de eerste mensachtigen het Doggerland, waar later de Noordzee zou klotsen tussen Nederland en Engeland. Duizenden jaren lang was dat het jachtgebied van de Neanderthaler; onze evolutionaire verwant die in het DNA van velen voortleeft.
Eén van de opmerkelijkste archeologische ontdekkingen was Krijn, ‘de eerste Nederlandse Neanderthaler’, die 40.000 tot 100.000 jaar geleden moet hebben geleefd. Sinds 2009 beschikt het RMO over een schedelfragment, dat door een schelpenzuiger werd opgezogen uit Middeldiep, vijftien kilometer voor de Zeeuwse kust. Wetenschappelijk onderzoek maakte een reconstructie mogelijk. Het schedelfragment van Krijn is het eerste Nederlandse fossiel van een Neanderthaler.
Zeespiegelrijzing
Aanvullende vondsten, op de Doggersbank en de Nederlandse kust, maakten het mogelijk de opeenvolgende klimatologische fasen in het Holoceen te onderscheiden, het geologische tijdvak van 11.700 jaar geleden tot nu. Doggerland bleek over een wisselend klimaat te hebben beschikt, variërend tussen gematigd met dennenbossen naar warm met loofbossen. De vondst van talloze vuistbijlen, vuurstenen keien die door afslag tot scherp gereedschap waren omgewerkt, maakt duidelijk dat het aanwezige wild niet veilig was voor de menselijke bewoners. Amkreutz wijst op een onaanzienlijk kleine ontdekking: een stukje vuursteen dat is ingebed in berkenpek; een oeroud stukje gereedschap. Onderzoek wees uit dat het 50.000 jaar geleden moet zijn gebruikt. In heel Europa bestaan daar maar drie exemplaren van. Ze dragen allemaal bij aan het omvangrijke wetenschappelijk onderzoek naar het verleden van Doggerland.
Het gebied bleef niet altijd leefbaar. Zeker twee maal hadden bewoners met een ijstijd te kampen, waardoor ze tijdelijk weg moesten trekken naar veiliger oorden.
Smeltende ijskap
Na de laatste ijstijd en met het opwarmen van het klimaat in het Holoceen kwamen de bossen terug, groeiden er berken en dennen en later ook loofbomen zoals beuk en eik, en keerde de mens terug, om te jagen op bosdieren waar ook nu nog steeds op gejaagd wordt, zoals edelhert, wild zwijn en reeën.
Het vruchtbare, door smakelijk wild en creatieve jagers bewoonde gebied, was niet het eeuwige leven beschoren. Belangrijkste oorzaak was dat de dikke ijskap in het noorden, opgebouwd tijdens de voorlaatste ijstijd – wij danken er ook onze stuwwallen, de stenen voor de hunebedden en de Amersfoortse kei aan – geleidelijk wegsmolt, waardoor de zeespiegel rees. Het veranderende landschap was tijdelijk aantrekkelijk voor weer andere flora en fauna, maar gebieden waar ooit visfuiken konden werden geplaatst stonden geleidelijk onder water.
Toch kwam er waarschijnlijk niet een geleidelijk einde aan het Doggerland. Het ziet er naar uit dat twee catastrofes ver weg een gewelddadig einde maakten aan het bestaan van het ooit zo vruchtbare gebied. Een grafiek in het boek wijst uit dat de zeespiegelstand in de jongste miljoen jaren voortdurend sterk wisselde. Na de laatste ijstijd, het Weichselien, gaat de lijn recht omhoog naar vandaag, terwijl het gevaar van verdere zeespiegelrijzing in onze tijd volop in discussie is.
Sinds het begin van het Holoceen, toen de zee zestig meter lager stond dan nu, steeg de zeespiegel gemiddeld één meter per eeuw. Verondersteld wordt dat mens en dieren een veilig heenkomen hebben gezocht toen de zee heel langzaam maar bijzonder zeker het resterende eiland steeds verder overstroomde.
‘Europe’s missing coundry – What happened to Doggerland’: animatie van Curious Reason van de geschiedenis van Doggerland, inclusief een curieus voorstel het gebied op de zee terug te veroveren.
Tsunami
Toch wordt verondersteld dat er aan het einde van het zevende millennium voor Christus een gewelddadig einde kwam aan de mogelijkheden van bestaan op Doggerland. Het afsmelten van landijs had in het grensgebied van Canada met de Verenigde Staten enorme ijsmeren laten ontstaan. Toen een kritiek stuk landijs afsmolt in de Hudsonbaai stroomden deze meren plotseling leeg. Dat leidde in het Noordzeegebied tot een zeespiegelsprong van 4 meter binnen 200 jaar, van -15 naar -19 meter. Het binnendringen van de zee zorgde er bovendien voor dat het rivierwater ook zijn weg ging vinden door het Nauw van Calais, langs de Engelse krijtrotsen.
De nekslag voor het leven op Doggerland was waarschijnlijk een gigantische aardverschuiving in de zee voor de kust van Noorwegen, rond 8150 jaar geleden. Daardoor ontstond een tsunami in het Noordzeegebied met een vernietigende golf van tien tot vijf meter hoog.
Zesduizend jaar geleden lag de kust voor Nederland nog maar vijf meter lager dan op het ogenblik. Met onze Deltawerken na de Watersnoodramp van 1953 leek de rust aan de kust voor eeuwen verzekerd. Maar, waarschuwt het boek, in de loop van de twintigste eeuw nam de zeespiegelrijzing weer toe, niet alleen door het smelten van poolkappen maar ook door bodemdaling: “Ze benadert snelheden zoals ook Doggerland die kende”.
Malta
Tegelijk met de tentoonstelling over Doggerland besteedt het RMO aandacht aan de Tempels van Malta. Dat zijn de oudste grote stenen monumenten ter wereld, die 1000 jaar eerder werden gebouwd dan de grootste piramides. Anders dan de bewoners van Doggerland, die konden vluchten voor het opkomende water, zijn de prehistorische eilandbewoners, die leefden tussen 3600-2500 v. Chr. plotseling spoorloos verdwenen.
De bewaard gebleven kolossale monumenten roepen nog steeds vragen op. De expositie begint met maquettes van aangetroffen megalithische tempels, die uit grote stenen waren opgebouwd. De bouw getuigt van grote technische kennis, rituelen, religie en het abrupte einde van het bestaan van het volk. Een beeldje van twee centimeter uit 3200 v. Chr. stelt twee mensen voor die elkaar liefdevol omhelzen. Groot en soms opmerkelijk klein zijn de ‘ladies’ van Malta, die hun naam kregen door hun overdadig ronde lichaamsvormen. Hoe en waarom er een eind kwam aan het bestaan van de cultuur is nog altijd onduidelijk. Feit was dat ze veel kunstvoorwerpen met opzet hebben beschadigd voordat ze van de aardbodem verdwenen.
Boek: Doggerland. Verdwenen wereld in de Noordzee