De orde der Dominicanen, ook Predikheren genoemd, werd begin dertiende eeuw naar aanleiding van het Vierde Lateraans Concilie opgericht door de Spaanse priester Dominicus Guzman (1170-1221) en eind 1216 officieel erkend door paus Honorius III (ca. 1160-1227). Door hun verbeten strijd tegen de Katharen en de rol die ze later speelden tijdens de inquisitie konden de Dominicanen rekenen op veel bijval en waardering van de hogere geestelijkheid en adel, maar kregen tegelijkertijd bij grote delen van de bevolking een kwalijke reputatie aangemeten als meedogenloze kettervervolgers. Hieronder een relaas hoe het de orde en hun klooster verging in Brussel:
Hoe het allemaal begon
In 1465 verleende paus Calixtus III aan Isabella van Portugal (1397-1471), de vrouw van hertog Filips de Goede, toestemming om in Brussel een Dominicanenklooster op te richten. De orde kreeg van haar een terrein toegewezen in het centrum van de stad dat de broeders in de daaropvolgende jaren met de aankoop van verschillende aanpalende gronden wisten uit te breiden, waardoor hun prestige aan het hertogelijk Hof en later tijdens de Spaanse Nederlanden aanzienlijk toenam. In die periode introduceerde de theoloog en Dominicaan Alanus de Rupe (ca. 1428-1475) bij zijn medebroeders het gebruik van de Rozenkrans als gebedssnoer dat algauw zou uitgroeien tot het handelsmerk van de orde en vervolgens ook bij de gelovigen ingang zou vinden.
De āOrdo Praedicatorumā, zoals hun Latijnse benaming luidt, legde zich voornamelijk toe op het prediken van het Evangelie en het vervolgen van ketters en ongelovigen. Door hun grote Bijbelkennis ontpopten de Dominicanen zich bovendien tot biechtvaders van vorsten en edellieden, wat hun invloed nog meer deed toenemen. Niet vreemd dus dat verscheidene Dominicanenbroeders in de loop der eeuwen tot paus werden verkozen. Maar net als vele andere kloosterordes dienden ook de Dominicanen af te rekenen met periodes van bloei en vervalā¦
Donkere wolken klitten samen
Onder het calvinistisch bewind dat Olivier van den Tympel (1540-1603) voerde gedurende de Brusselse Republiek werden de Dominicanen in 1581 uit de stad verdreven en hun klooster, op de kerk na, met de grond gelijk gemaakt. Pas toen vier jaar later, in 1585, Alexander Farnese gewapenderhand orde op zaken wist te stellen konden de Dominicanen terugkeren en met de heropbouw van hun klooster beginnen. Een eeuw later liep het echter alweer goed mis. Tijdens het verwoestende artilleriebombardement op Brussel in 1695 door de Franse troepen onder leiding van maarschalk de Villeroy (1644-1730) werd het Dominicanenklooster grotendeels in puin geschoten. Deze keer verliep de heropbouw moeizamer en het was wachten tot 1705 alvorens de fraters opnieuw hun intrek konden nemen in een convent.
Nog meer rampspoed
Veel rust was de congregatie evenwel niet gegund want onder de regering van keizer Jozef II wisten de Dominicanen slechts ternauwernood de sluiting van hun klooster te voorkomen. Het waren uiteindelijk de Franse revolutionairen die eind 1796 de broeders opnieuw uit de stad verjaagden en korte tijd nadien het kloosterdomein als āNationaal goedā te koop aanboden waarna het gesloopt werd. Op het vrijgekomen terrein aan het Muntplein lieten de Fransen begin negentiende eeuw een nieuwe schouwburg bouwen die na de val van Napoleon onder de Verenigde Republiek der Nederlanden verder afgewerkt werd en in 1819 ingehuldigd. Het was ironisch genoeg in datzelfde theater dat enkele jaren later na de opvoering van de opera āDe Stomme van Porticiā de Belgische onafhankelijkheidsstrijd een aanvang nam.
De terugkeer van de Dominicanenbroeders
Pas in het begin van de twintigste eeuw keerde de orde terug naar Brussel en hoewel het toenmalig liberaal stadsbestuur niet erg opgezet was met hun aanwezigheid kregen ze uiteindelijk toch toestemming om zich aan de rand van het Jubelpark te vestigen en er een nieuw kloostercomplex te bouwen. Nadat het kloosterpand, opgetrokken in een neogotische stijl, vaste vorm had gekregen werd reeds in 1904 door de Brusselse architect Louis Corthouts (1867-1925) gestart met de bouw van de kloosterkerk die onder de benaming van de āOnze-Lieve-Vrouw van de Rozenkranskerkā werd ingewijd. Blikvangers in het kerkgebouw vormen de fraaie glas-in-loodramen vervaardigd door de Gentse meester-glazenier Gustave Ladon (1863-1942) en het imposante orgel ontworpen door Salomon Van Bever (1851-1916) die tot de belangrijkste orgelbouwers uit het begin van de twintigste eeuw wordt gerekend.
In 2002 beslisten de Dominicanen om de naam van het godshuis te veranderen in āSint-Dominicuskerkā1, aldus refererend naar de stichter van hun orde. Inmiddels zijn zowel het klooster als het kerkgebouw bij decreet als architecturaal erfgoed beschermd.
Boek: Gods Predikers – Dominicanen in Nederland (1795-2000)
1 – Reeds in 1234 werd Dominicus Guzman door paus Gregorius IX (ca. 1170-1241) heilig verklaard. In de heiligenkalender wordt hij gevierd op acht augustus