Onderwerping of ontmoeting?
Blackhawk windt er geen doekjes om: het is tijd voor een nieuwe Amerikaanse geschiedschrijving die plaats inruimt voor de oorspronkelijke bewoners. Eeuwenlang waren de Indiaanse stammen bondgenoot, handelspartner of vijand, voordat ze in reservaten verdwenen. Zonder hun hulp hadden de Engelse puriteinen de eerste jaren na hun landing op de oostkust niet overleefd. De Indiaanse rol tijdens de Amerikaanse revolutie of burgeroorlog is uit het oog verloren. En tenslotte, de Indianen hebben de tegen hen gerichte pogroms en moordpartijen overleefd. Ze zijn er nog altijd. Ze hebben ook assimilatiepogingen overleefd. Ze runnen tegenwoordig uitgestrekte gebieden waar honderdduizenden mensen wonen.
In dat nieuwe verhaal kan er een streep door afgekloven begrippen als ontdekking (door Columbus) en kolonisatie (door Europeanen). Nieuwe aandachtspunten zijn ontmoeting en uitwisseling, aldus Blackhawk. De Indianen kregen zware klappen, zeker, maar op de ineenstorting van de late negentiende eeuw volgden transformatie en herstel.
Balans
In ruim zeshonderd pagina’s werkt Blackhawk de stelling uit. De Europese nieuwkomers oefenden tot 1800 weliswaar grote druk uit op de inheemse bevolking, maar ze bleven een factor van belang. Zelfs de rampzaligste epidemieën lieten een fragiele balans bestaan tussen de nieuwkomers en hen. Wel nam de inheemse bevolking tussen 1492 en 1776 met zowat de helft af.
De uitdagingen waren enorm en kwamen van alle kanten. Spanjaarden vertoonden zich in het zuiden en zuidwesten, Engelsen en Nederlanders in het oosten en Fransen in het noordoosten. Er was ontwrichtend geweld, maar… ook handel, bekeringsdrift en vreedzaam samenleven. Zo waren Franse pelsjagers en handelaren met te weinig mensen om te overheersen. Er bestond een meestal vreedzame co-existentie. Uit deze ontmoeting ontstonden gemengde huwelijken en culturele beïnvloeding over en weer.
Oorlogen tussen die Europese landen waren echter enorm schadelijk voor de inheemse volken. Door de Franse nederlaag in de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) verloren de Indianen hun belangrijkste bondgenoot. Een tweede klap bracht de Amerikaanse revolutie (1765-1783). De Engelse regering was namelijk bereid om de landhonger aan de grens in te dammen. De kolonisten zagen in de Indianen vooral bondgenoten van de Fransen. Aan de grens (de frontier) ontstond een felle Indianenhaat en – angst. Milities gingen op Indianenjacht als teken dat ze de Britse politiek niet accepteerden.
Toen Engeland de strijd tegen de Amerikaanse rebellen in 1783 opgaf, bood dat de dertien staten van de nieuwe republiek de vrije teugel. De Indianen stonden er nu alleen voor, maar ze waren nog niet reddeloos verslagen. De Monroedoctrine van 1823 was de volgende zet op het schaakbord – Washington waarschuwde Europeanen zich niet meer met hun halfrond te bemoeien.
Bijna-ondergang
De Amerikaanse revolutie was dus fnuikend voor de Indianen. De onafhankelijkheidsverklaring sprak in 1776 van ‘meedogenloze Indiaanse wilden’. George Washington, de bewierookte Amerikaanse oorlogsheld, zette de Amerikanen zeven jaar later neer als ‘de enige heren en bezitters van een uitgebreid continent’ dat…
…speciaal door de Voorzienigheid ontworpen lijkt te zijn om de grootsheid en geluk van de mens tentoon te spreiden.
Als president was Washington overigens pragmatisch genoeg om verzoening en vreedzame expansie te propageren. De federale regering zou in de eeuw daarna Indiaanse diensten optuigen, verdragen sluiten en toezeggingen doen. Helaas maakte ze die politiek zelden waar. Dat had te maken met eigen onmacht, maar ook met de onwil van de pioniers aan de grens. Zij wilden de vrije hand en een vinger aan de trekker.
Wat na 1500 dus eeuwenlang trekken had van een wankel evenwicht sloeg in de negentiende eeuw om in bijna-ondergang. Na de ook voor Indianen bloedige burgeroorlog (1861-1865) zou een sterker federaal gezag veel Indianenstammen onderbrengen in reservaten. Washington sloot liefst driehonderd verdragen en onteigende daarmee honderden miljoenen hectaren land. De Indianen kregen grond toegewezen in ruil voor verhuizing of verplaatsing. Boeren, spoorwegen of mijnbouwers eisten desondanks toch reservaatgronden op. Veel wroeging hadden ze niet, want ach, Indianen, die vormden een ‘stervend ras’, zo wilde een gangbare mythe. Velen hielpen graag een handje.
Kaart met indianenreservaten in de Verenigde Staten:
In grote groepen trokken de nieuwkomers uit Europa kriskras over de prairies en door reservaatgebied waarbij ze massaal bizons afslachtten. In hun goudkoorts legden ze soms hele ecosystemen plat. En dat in steeds grotere aantallen. Er was geen houden aan.
Het dieptepunt van Indiaanse onmacht kwam daarna. In 1928 had de overheid 40% van de Indiaanse kinderen overgebracht naar kostscholen. Daar kregen ze, gescheiden van hun ouders, een opleiding die van hen nette en vooral aangepaste Amerikanen moest maken. Een ander paardenmiddel was het pleeggezin waarin kinderen leerden dat in goede Amerikaanse kerngezinnen vaders werkten en moeders thuis bleven en op hen pasten. Veel Indianen werden overgehaald om te verhuizen naar de steden om daar werk te zoeken. Het waren pogingen om de stammen te breken en van Indianen Amerikanen te maken.
Opleving
Pas in de loop van de twintigste eeuw veranderde het overheidsbeleid, aldus Nedhawk. In 1924 kregen de inheemse volken eindelijk burgerrechten. Inheemse activisten lobbyden voor rechtsherstel en zwaaiden met oude verdragen. De rechterlijke macht erkende nu vaker hun aanspraken. Scholing, aandacht voor eigen geschiedenis en cultuur én een generatie van sterke leiders herstelde het zelfvertrouwen. Presidenten als Roosevelt en Johnson zorgden voor financiering. Er was nieuwe veerkracht, er kwamen nieuwe leiders.
Een van die leiders aan het begin van de vorige eeuw was Laura Cornelius Kellogg. Zij stichtte de Society of American Indians, die land en zelfbestuur opeiste. Ze was een trotse Irokese, behalve activist en spreker ook schrijver en dichter. Ze was de Indiaanse Jeanne d’Arc, schreven de media.
Kellogg en vele anderen zetten een scala aan beïnvloedingsmethodieken in: behalve lobby en processen ook directe politieke actie. Wat later in de eeuw, in 1973, kreeg bijvoorbeeld de bezetting en het uitroepen van een vrijstaat in Wounded Knee wereldwijde aandacht. Daar had in 1890 een ware slachting onder Indianen plaats gevonden. Met hun politiek-culturele inzet zijn de Indianen ver gekomen, aldus Blackhawk. Hun lobby laat ook zien hoe ver hun transformatie intussen is gevorderd.
Geen Columbus meer
De stellingname van dit boek past natuurlijk in een trend naar inclusievere en emanciperende geschiedschrijving. Columbus uit de canon en Wounded Knee erin. Nodig en nuttig. Toch wat kanttekeningen. Zo is dit pleidooi niet zo nieuw als de schrijver suggereert. Vijftig jaar geleden stelden historici al voor om Indianen neer te zetten als actieve partij en niet louter als schietschijf voor witte kolonisten.1 Of het begrip ‘ontmoeting’ de geschiedenis van Indianen en Amerikanen beter weergeeft dan ‘confrontatie en onderwerping’ is wel de vraag. Dat lijkt me toch een te zijig eufemisme voor eeuwen van achterstelling, verdrijving, onteigening en moord.
Nog wat puntjes op de i. Af en toe biedt Blackhawk mooie doorkijkjes in de inheemse culturen, maar over de hele linie is de aandacht ervoor summier. Antropologische inzichten komen maar terloops aan bod. Veel zinnen zijn wat wollig, die moet je twee, drie keer lezen. De landkaartjes zijn matig van kwaliteit, je vraagt je regelmatig af, waar we nu weer zitten in de VS. Het register is uitgebreid, naar soms tast je mis. Een belangrijk begrip als verkaveling ontbreekt. ‘Land- of kaveltoewijzing’ was wat mij betreft een betere vertaling geweest voor de verdeling van land door de overheid.
Dat alles neemt niet weg dat dit boek een dappere en boeiende poging is om deze tragische geschiedenis completer te maken en minder eenzijdig.
Boek: De herontdekking van Amerika
Paus biedt in Canada excuus aan voor leed inheemse kostscholen
De verhalen van moderne indiaanse stadsbewoners
Noten â–¼