Alle voorwerpen die in deze serie langskomen, zíjn niet alleen geschiedenis, maar hebben zelf een geschiedenis. Ze zijn allemaal met een bepaald doel gemaakt en gebruikt, maar in de loop van de tijd kan de functie zijn veranderd en kunnen nieuwe eigenaren er een andere betekenis aan hebben gehecht. Als ze uiteindelijk in een museum terecht zijn gekomen, zijn ze daar per definitie niet meer in hun oorspronkelijke context te zien. Het museum gebruikt ze om een verhaal te vertellen, iets over te brengen, en ook daar kunnen weer veranderingen in optreden. Deze ‘biography of things’, zoals de Engelsen het zo mooi formuleren, dit levensverhaal van voorwerpen, staat dit keer centraal.
Het gaat om een kroon. In 1664 had een ambachtsman ergens in Londen de opdracht gekregen een koningskroon te maken. Hij moest echt lijken, maar niet te kostbaar zijn. Vandaar dat hij koper gebruikte dat hij verguldde en glas zette op plekken waar traditioneel edelstenen zijn aangebracht. De versieringen – Franse lelies, een aardbol met een kruis – en de afwerking met een roodfluwelen binnenmuts waren zoals het hoort. De opdrachtgever was de Royal African Company, een nog jonge handelsorganisatie die de Engelse handel op Afrika moest bevorderen. De broer van de Engelse koning Karel II, James, hertog van York, was de beschermheer. Uit een brief die hij liet schrijven en die op 22 juli 1664 is gedateerd, wordt duidelijk wat hij met die kroon beoogde. Het was een geschenk aan de ‘grote koning’ van Ardra ten einde deze vorst over te halen met de compagnie handel te drijven. De waarde van de kroon werd onderstreept door het voorwerp te omschrijven als “the Badge of the highest Authority”, een voorwerp kortom dat een koning waardig was. De vorst kreeg trouwens nog een tweede geschenk van een volkomen andere orde, te weten een bed.
De Engelsen hoopten hier vooral slaven te kunnen kopen. Ardra, ook wel Allada genoemd, was toen een groot koninkrijk aan de westkust van Afrika, in wat nu Benin is. Toen stond dit gebied bij de Europeanen als de Slavenkust bekend. De koning van Ardra had een spilfunctie in de handel in Afrikanen, die vrijwel alle uit de binnenlanden kwamen. Hij domineerde de markt. Net als hun concurrenten beseften de Engelsen terdege dat zonder zijn instemming en steun van de beoogde handel niets terecht zou komen. Vandaar dat zij deze bijzondere geschenken wilden geven, vergezeld van een imposante brief.
Maar kroon noch bed zijn bij de koning terechtgekomen. Want op 22 oktober 1664 werd het Engelse schip dat de voorwerpen aan boord had, voor de kust van Senegal bij het eiland Goree veroverd door een Nederlandse vloot die onder bevel stond van admiraal Michiel de Ruyter. Hij confisqueerde toen de lading van in totaal acht Engelse koopvaarders en voer hiermee naar Elmina, de grote Nederlandse handelspost op de Goudkust. Aan die kust heroverde hij vervolgens een aantal Nederlandse forten die de Engelsen een jaar eerder hadden ingenomen.
De Engelse handel op West-Afrika werd hiermee op een grote achterstand gezet. Van een intensivering van de contacten met de koning van Ardra zou vooralsnog geen sprake zijn. De Nederlanders hadden hierdoor juist vrij spel. In 1670 bijvoorbeeld kocht de West-Indische Compagnie in Ardra zo’n 3000 Afrikanen in die als slaaf naar Amerika werden vervoerd, terwijl de Engelsen geen enkele slaaf konden aankopen.
Toen De Ruyter op 6 januari 1665 voor Elmina lag, werd aan boord driekoningen gevierd. Een van de Nederlandse handelaren die aan de Goudkust werkzaam waren kreeg toen de kroon toepasselijk op zijn hoofd gezet. Daarna moet De Ruyter het voorwerp zorgvuldig hebben opgeborgen. Toen hij naar een lange reis uiteindelijk in augustus behouden in Nederland terugkeerde, gaf hij de kroon met de bijbehorende brief aan zijn opdrachtgevers, de Admiraliteit van Amsterdam. Ook een vlag van de Royal African Company die De Ruyter als bewijs van zijn overwinning bij Goree had meegenomen, liet hij in Amsterdam achter. Als beloning kreeg hij een kostbare zilveren kan en schaal ter waarde van 1500 gulden. De Admiraliteit beschouwde deze voorwerpen voortaan als trofeeën die lieten zien dat De Ruyter de Engelsen toen een smadelijke nederlaag had bezorgd. Zij kregen een ereplaats in hun hoofdkwartier.
De kroon als museumobject
De museale carrière van de kroon begon in 1826. Dat jaar droeg de marine het voorwerp over aan het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in Den Haag, waar toen de nationale historische voorwerpen werden getoond. Die collectie kwam vervolgens in 1875 in het Nederlands Museum voor Geschiedenis en Kunst terecht en vandaar in 1888 in het Rijksmuseum.
Steeds werd de kroon hier in het kader van De Ruyters roemruchte overwinningen tentoongesteld, samen met andere voorwerpen die aan zijn heldendaden herinnerden. Waarvoor de kroon ooit bedoeld was en wie de koning van Ardra was, dat alles was buiten beeld geraakt en werd niet interessant gevonden.
De laatste jaren staan, zoals bekend, slavenhandel en slavernij weer volop in de belangstelling. Vandaar dat de kroon in het vernieuwde Rijksmuseum in een zaal komt waar de wereldwijde zeventiende-eeuwse expansie van de Nederlandse handel centraal staat, naast een portret van een van de Nederlandse directeuren-generaal van de Goudkust, Johan Valckenburgh. Nooit eerder werd het in zo’n context getoond. De kroon zal hier weer het geschenk zijn waarmee een Afrikaanse koning moest worden overgehaald slaven te leveren.
Natuurlijk, als Republiek zou Nederland vermoedelijk toen zelf nooit een kroon hebben gegeven. Maar elk land dat toen op de West-Afrikaanse kust handel wilde drijven, of het nu om slaven, goud of olifantstanden ging, moest voortdurend met geschenken de contacten op peil houden. Of anders gezegd: zij moesten de plaatselijke heersers respect tonen, want anders konden ze hun handel wel vergeten.
Het is heel bijzonder dat een zeventiende-eeuws geschenk aan een Afrikaanse vorst bewaard bleef. Dat gebeurde alleen maar omdat het voor De Ruyter bijzondere oorlogsbuit was en voor zijn opdrachtgevers een symbool voor Nederlands maritieme macht. Juist doordat er nieuwe betekenissen aan werden gehecht en het ding zijn oorspronkelijke doel verloor, kan het museum het nu laten zien in een context die het eigenlijk weer een nieuw leven geeft. De geschiedenis van dit maakt bovendien nog eens duidelijk dat de betekenis die aan voorwerpen wordt gegeven en de emoties die ze losmaken afhankelijk is van tijd, plaats en omstandigheden. Die betekenis is dus niet absoluut, maar subjectief. En juist dat maakt historische voorwerpen zo interessant.
~ Gijs van der Ham
Senior conservator Geschiedenis van het Rijksmuseum
Boek: De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd op 10 juli 2012