De befaamde Nederlandse anatoom Frederik Ruysch (1638-1731) stond aan de wieg van het verzamelen en bewerken van anatomische preparaten. Onderzoekers van het Radboudumc en het AMC vonden in zijn collectie een aantal zeer zeldzame afwijkingen die eerder niet of verkeerd gediagnosticeerd waren. Zij publiceerden hierover in het vooraanstaande American Journal of Medical Genetics.
De publiekelijk toegankelijke privécollectie van Frederik Ruysch aan de Bloemgracht in Amsterdam was een toeristische trekpleister in de zeventiende eeuw. Naast zijn vele perfect geconserveerde, vaak met rode kleurstof opgespoten, anatomische preparaten, bestond een klein deel van zijn collectie uit preparaten met aangeboren afwijkingen. Een specifiek vakgebied dat ook wel teratologie wordt genoemd. In de zeventiende eeuw bestond de teratologie nog uit veel onbekendheid, onbegrip en bijgeloof; deze vaak afwijkend uitziende kinderen werden dan ook achter de normale “gezonde” preparaten gezet. Desondanks bestond er toen al een diepe fascinatie naar deze vaak zeldzame afwijkingen.
Verkocht aan Rusland
In het jaar 1717 verkocht Ruysch zijn gehele collectie aan Tsaar Peter de Grote van Rusland voor 30.000 gulden, in die tijd een ontzagwekkend bedrag. De tsaar zag de gouden eeuw van Europa als een perfect model om Rusland te moderniseren. De ruim 900 resterende preparaten van deze collectie worden momenteel in het museum voor Antropologie en Etnografie (Kunstkamera) in Sint Petersburg bewaard.
Nieuwe diagnose
Voor onderzoeksdoeleinden heeft Lucas Boer, conservator van het Anatomisch Museum van het Radboudumc, samen met collega’s van het AMC en de Kunstkamera stappen gezet om deze oude teratologische preparaten opnieuw in kaart te brengen en te bundelen in één overzichtsartikel. De auteurs hebben de complete historisch literatuur van Ruysch doorgenomen op zoek naar beschrijvingen en preparaten die iets te maken hebben met de teratologie. Zij koppelden deze literatuurbevindingen vervolgens aan de bestaande preparaten in de Kunstkamera. De 63 gevonden teratologische preparaten en beschrijvingen voorzagen ze, waar nodig, van een nieuwe diagnose.
Armpjes en beentjes
De onderzoekers vonden een aantal zeer zeldzame afwijkingen die eerder niet of verkeerd gediagnosticeerd waren. Zo beschrijft Ruysch, in het naar het Nederlands vertaalde meesterwerk “Alle de Ontleed- Genees- en Heelkundige Werken”, een zeventiende-eeuwse bevalling waarbij volgens Ruysch een kind wordt geboren met een waterhoofd. Na de bevalling worden er een vijftal weefselfragmenten in het baringskanaal gevonden. In deze vijf tumoren worden door Ruysch niet minder dan twintig kleine armpjes en beentjes gezien. Ruysch laat zowel het kind als de weefselfragmenten afbeelden. Ook bewaart Ruysch deze preparaten voor zijn museum.
Na het onderzoeken van de preparaten bleek het te gaan om een uiterst zeldzame, in het hoofd gelegen, kiemceltumor (teratoom) met foetale kenmerken. Tijdens de bevalling moeten deze fragmenten door een scheur in het hoofd van het ongeboren kindje in het geboortekanaal zijn achtergebleven. Een zeldzaam fenomeen dat in de huidige literatuur enkele keren wordt beschreven. Ruysch was hiermee, tot nu toe, de eerste ter wereld die deze zeldzame kiemceltumor in het hoofd beschreef.
Boek: De Doodskunstenaar – De anatomische lessen van Frederik Ruysch