Dark
Light
Bung Tomo
Afbeelding van Bung Tomo op de cover van het boek van Marjolein van Pagee

‘Er was in Indonesië orde en rust, totdat de Nederlanders terugkeerden’

Bung Tomo. De revolutie van 1945 – Marjolein van Pagee
7 minuten leestijd
In het recent verschenen boek Bung Tomo. De revolutie van 1945 (Omniboek) onderzoekt Marjolein van Pagee hoe een nationale held van Indonesië in Nederland te boek kan staan als oorlogsmisdadiger. Hiervoor gaat van Pagee terug naar 1945, als er in Indonesië verwoede pogingen worden gedaan om het Nederlandse koloniale regime te herstellen. In de Oost-Javaanse stad Surabaya komt het volk massaal in opstand. Hun verzet wordt aangemoedigd door de vijfentwintigjarige Sutomo (1920-1981), ook wel Bung Tomo genoemd. Hij groeit uit tot een van de bekendste radiomakers in die tijd. Voor Indonesiërs geldt Bung Tomo als nationale held, maar in Nederland staat hij als oorlogsmisdadiger te boek en wordt hij verantwoordelijk gehouden voor de zogeheten ‘bersiap’, de term waarmee Nederlandse historici het antikoloniale geweld van Indonesiërs aanduiden. Op Historiek een fragment uit het boek over de stilte voor de storm, wanneer de Japanners zich hebben overgegeven en de Indonesiërs ‘ruiken’ aan zelfbestuur.


Eerste tekenen van onafhankelijkheid

Bung Tomo werkte tijdens de Japanse bezetting als journalist voor het Japanse persbureau Domei en via dit netwerk werd het nieuws van de proclamatie verspreid. Hierdoor was hij een van de eerste Surabayanen die hoorde over de onafhankelijkheidsverklaring. Hij stuurde het grote nieuws door naar de redactie van de krant Soeara Asia. Omdat de Japanners het ontkenden, en men eerst zekerheid wilde over de betrouwbaarheid van het bericht, werd het uiteindelijk pas op 21 augustus als voorpaginanieuws geplaatst. De tekst van de proclamatie werd ook met grote letters aan de voorgevel van het kantoor van Soeara Asia bevestigd. Na enige aarzeling verschenen in het stadsbeeld meer en meer rood-witte vlaggen waarmee de inwoners hun blijdschap toonden over de nieuwe Republiek. Niettemin was het een verwarrende ervaring voor de meeste stadsbewoners die van generatie op generatie onder een vreemd juk hadden geleefd.

In de jaren zeventig, op initiatief van de gemeente Surabaya, is er een collectie van getuigenissen aangelegd van mensen die de revolutietijd hadden meegemaakt. De collectie heet: Dewan Harian Daerah Angkatan ’45 (DHD). In 1975 tekende Chuzaimah zijn verhaal op. Hij was in 1945 zesentwintig jaar oud en had een leidinggevende functie bij een lokaal havenbedrijf dat het goederenvervoer regelde tussen Surabaya en Banjarmasin. Hij herinnert zich hoe surrealistisch de hele ervaring was voor hem en zijn buurtgenoten. Onafhankelijk zijn, wat betekende dat eigenlijk?

Op 19 augustus kreeg ik het nieuws te horen dat Sukarno en Hatta twee dagen eerder (op 17 augustus 1945) de Indonesische onafhankelijkheid hadden uitgeroepen, en dat op 18 augustus de regering van Indonesië was geïnstalleerd met Sukarno als president en Hatta als zijn vicepresident.

‘We hadden nu een eigen staatshoofd, een eigen wetgeving, een eigen vlag…’

Op 20 augustus vernam ik dat president Sukarno had bevolen om op die dag in de hele Republiek Indonesië, dus het gebied van het voormalig Nederlands-Indië, de rood-witte vlag te hijsen. Dit nieuws werd door de mensen in mijn omgeving met ongeloof en verwarring aangehoord. We wisten wel de letterlijke betekenis van het woord ‘onafhankelijkheid’ maar konden ons geen voorstelling maken van wat onafhankelijkheid werkelijk inhield, vandaar dat we er een beetje apathisch op reageerden. Ik legde het zo uit aan mijn kennissen dat ‘onafhankelijkheid’ inhoudt dat we een eigen regering hebben, namelijk de regering van de Republiek Indonesië en dat we dus niet meer gekoloniseerd zouden worden door zowel de Nederlanders als de Japanners. We hadden nu een eigen staatshoofd, namelijk de President, een eigen wetgeving, een eigen vlag, een eigen leger en ga zo maar door.

Soekarno roept de onafhankelijkheid uit. (Publiek Domein - wiki)
Soekarno roept de onafhankelijkheid uit. (Publiek Domein – wiki)

Maar zelfs na mijn uitleg begrepen de meesten er niets van omdat de Japanse vlag nog steeds overal wapperde en het Japanse leger niet echt aanstalten maakte om te vertrekken, ook hadden wij nog geen eigen leger…

Vanaf 19 augustus werden de werkzaamheden in mijn bedrijf gestaakt, mijn medewerkers en ik wisten niet precies wat we nu moesten doen. De straten waren uitgestorven. De Pekulenweg, die doorgaans erg druk was met werklui onderweg van de haven Tanjung Perak naar huis, was nu verlaten. Het leek erop dat alle havenkantoren gesloten waren. De Buginese en Madurese zeilboten die doorgaans heen en weer voeren van Surabaya naar Banjarmasin, mochten de haven niet uit. Ik noem dit nadrukkelijk omdat mijn bedrijf gespecialiseerd was in het vervoeren van goederen van Surabaya naar Banjarmasin. In die tijd waren zeilschepen nog het enige vervoersmiddel tussen die steden.

‘Is het normaal dat alles zo rustig is? Wat staat ons te gebeuren?’

Het was ’s ochtends 21 augustus toen ik de rood-witte vlag aan de voorgevel van mijn bedrijfskantoor bevestigde. Deze was gemaakt van eenvoudig katoen, omdat het [duurdere] katoen niet verkrijgbaar was tijdens de Japanse bezetting. Dit was alleen nog maar op de tweedehandsmarkt te krijgen, evenals tweedehands schoenen. Er waren wel nieuwe sarongs maar alleen van eenvoudig katoen of rubber gemaakt. Matrassen en kussens werden van ‘bagor’ of jute gemaakt. De mensen durfden echte katoen niet in het openbaar te verkopen, bang als ze waren om gearresteerd te worden door de Japanners die de stof meteen in beslag zouden nemen. Ik vermijd doelbewust het woord ‘gestraft’ omdat er eigenlijk geen rechtspraak was in die tijd. Meestal betekende het einde verhaal als je gearresteerd werd.

Toen ik die ochtend de rood-witte vlag uithing viel me op dat veel winkels en woonhuizen dit niet hadden gedaan. Daar zijn twee mogelijke verklaringen voor: Ten eerste bezaten slechts een paar mensen een rood-witte vlag omdat zelfs de eenvoudige katoenen versie extreem duur was, onbetaalbaar voor de gewone mensen die eigenlijk allemaal berooid waren. De tweede mogelijkheid is dat degenen die zich dan wel een vlag konden veroorloven, misschien nog twijfels hadden. Zouden de Japanners ons niet arresteren voor het hijsen van de rood-witte vlag? Op dat moment werd de rood-witte vlag alleen in combinatie met de Japanse vlag getolereerd. Zou de onafhankelijkheidsproclamatie van Sukarno-Hatta wel standhouden? Wat als de Nederlanders weer terugkwamen?

Zouden degenen die nu hun vlag uit hadden gestoken later door de Nederlanders gepakt worden? Dit soort vragen hoorde ik van mensen die niet wisten wat ze ervan moesten denken. Niet lang nadat ik de vlag had uitgestoken sprak ik mijn buurman H. Anwar, een houthandelaar die eveneens in verwarring verkeerde.
‘Chuzaimah, wat denk jij, we zijn nu een paar dagen onafhankelijk, maar is het normaal dat alles zo rustig is? Wat staat ons te gebeuren?’ zo vroeg hij mij.
‘Misschien’, antwoordde ik, ‘is de situatie waar we nu in zitten vergelijkbaar met een gezin dat net een baby heeft gekregen.’ ‘Absoluut’, knikte Anwar bevestigend.
‘Laten we het daarom aan de vroedvrouwen overlaten en bidden dat baby en moeder het zullen halen’, zei ik daarop. Daarna vielen onze gesprekken stil en kondigde Anwar aan dat hij weer naar huis zou gaan. Niet lang daarna zag ik dat andere toko’s toch ook de rood-witte vlag hesen, waarna nog meer huizen hetzelfde voorbeeld volgden.

Een bijeenkomst van de PPKI op 18 augustus 1945
Een bijeenkomst van de PPKI op 18 augustus 1945

Hoewel gewone burgers als Chuzaimah en zijn buurman Anwar nog in onzekerheid verkeerden over hoe concreet die nieuwe Republiek nu eigenlijk was, hadden de leiders in Jakarta inmiddels een centraal bestuursorgaan opgezet. Begin augustus, nog onder Japans toezicht, was al het Panitia Persiapan Kemerdekaan Indonesia (PPKI, het Comité ter voorbereiding van de Indonesische onafhankelijkheid) opgericht. Na de onafhankelijkheidsproclamatie was dit de organisatorische basis waarop men voortbouwde.

Achter de schermen werd druk gewerkt aan het in orde maken van de grondwet, waarvoor de voorbereidingen al eerder waren gestart. Daags na de proclamatie werden twaalf ministeries opgezet. Tot de oprichting van het Komite Nasional Indonesia Pusat (KNIP, Centraal Indonesisch Nationaal Comité) werd op 22 augustus besloten, ter vervanging van de PPKI die op 29 augustus werd opgeheven. Het idee achter de KNIP was vooral om de overgangsperiode van koloniaal naar zelfbestuur te begeleiden. Vervolgens werden regionale afdelingen opgezet, elk gebied kreeg een Komite Nasional Indonesia Daerah (KNID, Regionaal Indonesisch Nationaal Comité) waarbij functies als burgemeester en gouverneur onder Indonesiërs werden verdeeld. Op 28 augustus werd ook in Surabaya onder leiding van Doel Arnowo een lokaal KNID-bestuur samengesteld, met resident Sudirman, gouverneur Suryo en secretaris Ruslan Abdulgani. Laatstgenoemde zou later tot een belangrijk staatsman uitgroeien.

Gemêleerd

De in totaal tweeëndertig KNID-leden vertegenwoordigden verschillende etnische en religieuze groepen, maar ook communistische en socialistische leiders namen deel, evenals vertegenwoordigers van etnische minderheden zoals Ambonezen en Chinezen. De leden van deze zeer gemêleerde bestuurslaag vielen onder wat Frederick aanduidt als de ‘nieuwe priyayi’. De meesten van hen waren dertigers of veertigers. Door hun levenservaring, netwerk en hun eerdere koloniale opleiding waren ze bekend met de Nederlanders en hun mentaliteit, tegelijkertijd waren ze zich ook sterk bewust van de veranderende wereld om hen heen.

Bung Tomo. De revolutie van 1945  -  Marjolein van Pagee
Bung Tomo. De revolutie van 1945 – Marjolein van Pagee
Al snel werd duidelijk dat er een verschil in houding en aanpak was tussen hen en de radicalere jongerenbewegingen die op het punt stonden te worden opgericht. Allen waren vastbesloten om de Nederlanders te verdrijven, maar of dat door middel van onderhandelingen of door gewapend verzet moest gebeuren, groeide uit tot een discussiepunt. In elk geval, ook al was de onafhankelijkheidsbeweging niet één homogene groep en waren er verschillen, was de organisatie van de staat Indonesië op zichzelf geen chaotisch proces. Er was een regering, er was een leger, een politiemacht, er was orde en rust totdat de Nederlanders terugkeerden en aanstalten begonnen te maken om de draad op te pakken waar ze hem in 1942 hadden laten liggen.

Boek: Bung Tomo. De revolutie van 1945 – Marjolein van Pagee

Marjolein van Pagee studeerde wereld- en koloniale geschiedenis in Leiden. Ze is historicus, fotograaf en ze schrijft opiniestukken en artikelen voor onder andere de Jakarta Post. Ze is oprichter van stichting Histori Bersama. Eerder verscheen van haar Banda. De Genocide van Jan Pieterszoon Coen.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×