Het boek Eeuwen des onderscheids (Uitgeverij Bert Bakker), dat voor het eerst in 2002 verscheen, is een toegankelijk overzichtswerk over de geschiedenis van de middeleeuwen in Europa. In 2016 verscheen een geheel herziene editie van dit werk, dat geschreven is door de Leidse historici Wim Blockmans en Peter Hoppenbrouwers.
Structuur van het boek
Het boek blinkt uit in het helder schetsen van de belangrijkste transformatieprocessen tijdens de middeleeuwen. Eeuwen des onderscheids is zowel een studieboek als naslagwerk, terwijl de vele afbeeldingen, kaarten en verdiepende kaderteksten ervoor zorgen dat het betoog goed volgbaar is.
Nuttig zijn de verzamelde aandachtspunten aan het eind van elk hoofdstuk, de vetgedrukte sleutelbegrippen die in een woordenlijst worden toegelicht, de geografisch geordende tijdlijn en de beredeneerde bibliografie en het personen- en zaakregister.
Chronologisch-thematisch delen Blockmans en Hoppenbrouwers de middeleeuwen op in vieren: de vroege middeleeuwen (300-1000), de centrale middeleeuwen (100-1300), rijping en expansie (1000-1500) en de late middeleeuwen (1300-1500).
Ontstaan van het begrip middeleeuwen
De inleiding begint met een korte verhandeling over het ontstaan van het begrip ‘middeleeuwen’. De term is afkomstig uit het humanisme, dat de tien eeuwen na de Oudheid beschouwde als een donkere tussentijd die volgde op het rijke tijdvak van de antieke Oudheid:
Uit de pen van de befaamde schrijver en inspirator tot vurige bewondering voor de Romeinse Oudheid Francesco Petrarca (1304-1374) kwam de term tenebrae, nevelen, die hij betrok op de tijd van na de antieken. Na hem hadden anderen het over media tempestas, de stormachtige tussentijd, de media aetas, media tempora, tussentijd. Al deze termen hebben een onmiskenbaar negatieve gevoelswaarde. De middeleeuwen betekenden voor hen niets anders dan de betreurenswaardige en oninteressante periode van verval tussen de Oudheid en de nieuwe glorietijd die de humanistische geleerden uiteraard zelf belichaamden. (10)
In de negentiende eeuw, toen de verwetenschappelijking van de geschiedenis goed begon, bleef ‘middeleeuwen’ nog een pejoratieve term. Met name Jacob Burckhardt in zijn beroemde boek Cultuur der Renaissance in Italië (1860), hield de historische mythe in stand dat de middeleeuwen een duizendjarige duisternis vormde die pas vanaf de vijftiende eeuw door het humanisme doorbroken zou worden.
Pas in de twintigste eeuw werd het beeld van de middeleeuwen evenwichtiger en richtte de aandacht zich meer op de fundamentele, dynamische veranderingsprocessen die zich toen voltrokken. Een van de mer bekende ijkpunten in dit proces vormde het meesterwerk Herfsttij der middeleeuwen (1919) van de befaamde Nederlandse cultuurhistoricus Johan Huizinga (1872-1945). Huizinga’s lezenswaardige boek besteedde aandacht aan de culturele dynamiek en eigenheid van de middeleeuwen, en riep bij de lezer eerder een gevoel van nostalgie dan negativiteit over de middeleeuwen op.
Toch heeft, zo beklemtonen de auteurs, het begrip ‘middeleeuwen’ – hoewel de term negatief geladen is -, nog steeds nut als chronologisch kader en wordt de term door historici nog altijd algemeen gebruikt, vooral om pragmatische redenen: de term duidt een periode aan tussen de Oudheid en moderne tijd, die zich kenmerkt door structurele veranderingen zoals de opkomst en groei van wereldreligies, beginnende staatsvorming en (vanaf 1000) sterke stedengroei en het begin van staatsvorming.
Val van het Romeinse Rijk
Alle kernthema’s van het begin tot het eind van de middeleeuwen komen in Eeuwen des onderscheids aan de orde. Logischerwijs beginnende auteurs met de militaire, economische en bestuurlijke structuur van het Romeinse Rijk en het verval en einde van het West-Romeinse Rijk in de derde en vierde eeuw na Chr.:
De ‘val van het Romeinse Rijk in het Westen’ moet eerst en vooral worden gezien als de ineenstorting van het Romeinse openbare bestuur en van zijn twee belangrijkste steunpilaren: het leger en het belastingsysteem. (71)
De belangrijkste katalysatoren in dit proces waren de Volksverhuizingen van de (Visi)Goten en Hunnen onder ‘De gesel Gods’ Attila de Hun (ca.406-453), de twee belangrijkste multi-etnische krijgsbenden die door Europa trokken.
Andere thema’s
De auteurs zijn compleet en slaan mijns inziens geen enkel kernthema uit de middeleeuwen over. Het christendom en de islam krijgen natuurlijk uitgebreide aandacht, maar ook politiek (het Frankische Rijk onder Clovis en Karel de Grote, feodalisme en de Honderdjarige Oorlog), economie (hofstelsel, gilden, stedengroei, de Hanze en de Pest in Europa), cultuur en wetenschap (Latijnse scholen, universiteiten, de scholastiek van Thomas van Aquino, het humanisme).
De auteurs besluiten hun smaakvolle boek met een interessante beschouwing over aspecten van de moderne cultuur die rechtstreeks geworteld zijn in de middeleeuwen. Dat zijn er meer dan menigeen denkt. Met name de culturele diversiteit in Europa, maar ook die in het Midden-Oosten, gaat terug op de middeleeuwen. De Volksverhuizingen en Vikingen-invallen zorgden voor variaties in taal en cultuur die tot vandag invloedrijk zijn. Verder drukten het rooms-katholicisme en de islam stempels op de wereld die nog steeds prominent zichtbaar zijn. En de middeleeuwse feodaliteit leidde tot staatkundige versplintering die de huidige kaart van Europa haar aanzien heeft gegeven.
Ten slotte was de stichting van universiteiten belangrijk en toekomstbepalend:
De middeleeuwen hebben de universiteiten zien ontstaan, centra van reproductie van en commentaren op de wetenschap van de oude autoriteiten. Hier werd geprobeerd christelijke doctrines in overeenstemming te brengen met inzichten uit de heidense Oudheid die men voor waardevol hield. Hier zijn ook aanzetten gegeven tot het toetsen van antieke theorieën aan Arabische empirische kennis en eigen waarneming. (576)
Boek: Eeuwen des onderscheids – Wim Blockmans en Peter Hoppenbrouwers
Boekfragment: De ineenstorting van het Romeinse gezag in het Westen