Een serie over de belangrijkste filosofische stromingen van het vroege Hellenisme – de tijd na Alexander de Grote en voor de opkomst van de Romeinen – waarin verschillende rijken bestuurd door Griekse elites het hele Midden-Oosten, Griekenland en Zuid-Italië beheersden. We bekijken daarbij hoe de filosofen zich tot elkaar verhielden. In deze aflevering: de Epicuristen.
Epicurus’ tuin van het genot
Epicurus heeft in zijn leven flink wat gereisd. Waarschijnlijk werd hij geboren op Samos, in die tijd een Atheense nederzetting. Zijn diensttijd bracht hij in Athene door en daarna was hij een tijdlang op Lesbos te vinden, alwaar hij zijn Hedonistische leer begon te prediken. Een eeuw nadat Aristippos het filosofisch hedonisme had uitgevonden, omstreeks 305 voor onze jaartelling, kocht hij vervolgens een huis met een grote ommuurde achtertuin in Athene. In die beroemde tuin, de tuin van Epicurus, onderwees hij zijn versie van het Hedonisme.
Epicurus’ tuin stond voor al zijn vrienden open en ook slaven en vrouwen waren welkom. Dat was in die tijd nog een heel schandaal. Maar wie hoopt dat in die tuin woeste hedonistische orgieën plaatsvonden wordt teleurgesteld. Het naar de denker vernoemde Epicurisme is namelijk een zeer ingetogen vorm van hedonisme. Een hedonisme dat om te beginnen gepaard gaat met een heleboel waarschuwingen. Zoeken naar genot op korte termijn, dat leidt volgens Epicurus niet tot bevrediging. Integendeel. Wie teveel eet, wordt ongezond. Te veel drinken leidt tot een kater. Seks leidt tot ziekte en nieuw leven, en dat laatste maakt het ons er ook niet altijd veel gemakkelijker op, en als activiteit is seks op termijn onbevredigend. Kortzichtig genotzucht leidt maar tot verslaving. En daarbij moeten we soms nu eenmaal minder leuke dingen doen om leuke dingen te bereiken.
Net als andere hedonisten stelt Epicurus weliswaar het genot centraal, maar hij loopt er niet als een kip zonder kop achteraan en denkt ook aan de toekomst. Epicurus weegt kortom het genot op kortere en langere termijn tegen elkaar af. Dit noemde hij de hedonistische calculus. En al rekenend komt hij tot de conclusie dat het ware genot een gematigd genot moet zijn. Echt genot is volgens hem tevredenheid, en dat valt het makkelijkst te bereiken door niet veel te willen, en zich te vrijwaren van angst en pijn. Luxe is daarbij onnodig, sterker nog, dat is ons alleen maar tot last. Het streven naar luxe en het vervolgens willen behouden daarvan kan alleen maar leiden tot ongeluk en angst.
Epicurist streeft als genotzoekend mens uiteindelijk naar gemoedsrust, of Ataraxia zoals de Grieken dat noemden, omdat hij vindt dat hem dat het meeste en de meest duurzame vorm van plezier schenkt. Hij pleitte voor een uiterst gematigd leven. Wie genoeg te eten heeft, die moet zijn psychische evenwicht kunnen bewaren. Als een waar voorbeeld van zijn leer leefde hij voornamelijk op water en brood. Een stuk kaas was voor hem al een feestmaal. Genieten van de kleine dingen, dat is waar het de Epicurist om gaat. Daar ligt volgens hem het ware geluk.
Angsten zijn onnodig
Zoals we de vorige aflevering zagen kwam het radicale Hedonisme van Aristippos voort uit een extreem relativisme. Aristippos wantrouwde alles, behalve zijn directe emoties. Ook Epicurus gaat in zijn filosofie het liefst uit van wat volgens de hedonisten een direct gegeven is: genot en pijn. Hij wantrouwt andere uitgangspunten. Voor Aristippos is het daar klaar, maar Epicurus denkt verder. Hij vertrouwt meer dan Aristippos en zijn volgelingen op zijn waarneming en verstand, en meent dat hij door logica en fysica bepaalde zekerheden kan krijgen. Zekerheden die niet onverdienstelijk zijn, omdat ze ons kunnen helpen een aantal fundamentele angsten weg te nemen.
Epicurus adopteert het atoommodel van Democritus, een presocratische natuurfilosoof, die dit idee van zijn leraar Leucippus erfde. Volgens Democritus’ visie is alles in de wereld fysisch. Dus niet alleen lichamen, ook de ziel bestaat uit atomen, die doelloos door de ruimte vliegen en toevallig op elkaar botsen, en af en toe tijdelijk samenklonteren. Zo ontstaat volgens hem de wereld.
En dit was het volgens Epicurus dan ook. Er zijn in dit wereldbeeld geen abstracte blauwdrukken zoals bij Plato, er is geen hoger doel zoals bij Aristoteles, en er is ook geen onveranderlijk ‘zijn’, waar Parmenides in geloofde. Zelfs zijn er geen hogere natuurwetten waar alles naar luistert, zoals Heraclitus aannam. Het leven is volgens Epicurus puur fysisch en doelloos. En deze doelloosheid en betekenisloosheid ziet hij als een bevrijding.
Angst voor de goden is volgens Epicurus zinloos. Als er al goden bestaan bemoeien ze zich toch niet met ons, want goden zijn volmaakt, en iets dat volmaakt is gaat zich uiteraard niet met onvolmaakte zaken bemoeien. Ook hoeven we niet bang te zijn voor de dood. Er is namelijk geen leven na de dood, en de dood kunnen we zelf dan ook niet ervaren. Een prettig leven is daarom ook veel belangrijker dan een lang leven. En bang voor het lot hoeven we ook al niet te zijn. Niets is immers voorbeschikt. Wie zich zorgen maakt, moet zich verheugen over mooie vooruitzichten, wie pijn heeft moet zich laven aan mooie herinneringen. Het schijnt dat Epicurus met deze wijsheden zelf op zijn oude dag een langdurige en zeer pijnlijke ziekte – hij leed aan nierstenen – zonder al teveel moeite wist te verdragen.
Apolitiek
Voor Epicurus was ieder mens in potentie aan iedereen gelijk. Maar hij was alles behalve een politiek activist. Hij raadde mensen aan een teruggetrokken en onmaatschappelijk leven te leiden, en zich vooral niet teveel te bemoeien met de maatschappij, want wie ongelukkig wil zijn moet vooral een carrière nastreven: het leidt uiteindelijk alleen maar tot botsingen en complicaties. Nooit leidt het tot verzadiging.
Toch ging het lot van de mensen Epicurus kennelijk wel aan het hart, want hij heeft erg veel over zijn filosofie geschreven. Helaas zijn er slechts enkele brieven en fragmenten van hem overgebleven, maar genoeg om een goed beeld van hem te hebben. Hij schreef in heldere en simpele taal. Van poëzie moest Epicurus namelijk niet teveel hebben. Alleen maar moeilijkdoenerij. Als je iets te melden hebt, dan doe je dat maar beter zo exact mogelijk.
Het meest maatschappelijke waar Epicurus mee kwam was wellicht zijn omschrijving van wat volgens hem recht is. Natuurlijk recht, dat is volgens hem een afspraak die gericht is op wederkerig nut. De kern van die afspraak is dat men elkaar niet benadeelt. Dit recht is beperkt tot rationele en redelijke wezens. Voor levende wezens die niet bereid of in staat zijn verdragen te sluiten bestaat er volgens Epicurus geen recht. Misdaad is volgens Epicurus voor iemand die rationeel denkt nooit een aantrekkelijke optie. Wie leeft van de misdaad moet constant op zijn hoede zijn, en dat is allemaal maar ongemakkelijk.
De teruggetrokken vriend
Met zijn pleidooi voor een teruggetrokken leven zouden we kunnen denken dat Epicurus een soort kluizenaar was. Maar Epicurus pleit niet voor een leven in eenzaamheid. Hij noemt vriendschap één van de belangrijkste dingen in het leven. En hij bezingt daarbij de onvoorwaardelijke vriendschap. Maar… hoe is onvoorwaardelijke vriendschap consistent met zijn hedonistische calculus? Vrienden leveren toch lang niet altijd meer genot dan pijn? Om te beginnen kunnen vrienden je verraden, maar ook kan je vrienden een ongeluk overkomen, en dan heb je hun pijn er maar bij te verdragen.
Vriendschap alleen bij voorspoed dus? Epicurus ziet ook wel in dat dit geen echte vriendschap is. Om de vriendschap te redden tegen deze kritiek komt hij met een kunstgreep. Epicurus zegt dat mensen geen geïsoleerde individuen zijn, maar verbonden met elkaar. Wie een vriend heeft, ziet in zijn vriend zijn alter ego, en zodoende is de lust een gezamenlijke lust, en pijn een gezamenlijke pijn. De kern blijft nog steeds het zoeken van lust en vermijden van pijn. Alleen doe je dit met vrienden samen. Zo stijgt Epicurus’ hedonisme boven het ego uit.
De Hedonistische nalatenschap
Alle hedonisten in de oudheid combineerden een sensitieve filosofie met een zekere mate van relativisme. Maar tussen de vormen van hedonisme die we nu behandeld hebben bestaan grote verschillen. Epicurus’ Hedonisme met zijn hedonistische calculus staat in veel aspecten haaks op dat van de Cyreense school van de familie Aristippos, die met haar fundamentele wantrouwen naar alles dat niet onmiddellijk ervaren wordt al dat gereken van Epicurus maar belachelijk vond. Lange termijnplanning lijkt slim, maar er zijn een hoop aannames voor nodig, die allemaal fout kunnen zijn. Logica en fysica zijn daarom volgens de erven Aristippos volkomen onbetrouwbaar en die atoomtheorie is voor een rechtgeaarde relativist natuurlijk gewoon luchtfietserij. Ze meenden bovendien schamper dat Epicurus’ uitgesmeerde versie van genot gelijk stond aan het genot van een lijk.
De Cyreense school wekte met haar radicale leer echter vooral tegenargumenten op. Aristippos en zijn erven mochten dan wel claimen onafhankelijk te zijn van sociale conventies en van de genotsmiddelen zelf, ze waren volgens de kritiek nog altijd slaven van hun eigen bevliegingen. De Griekse cultuur zelf kende traditioneel gezien een grote waardering voor ingetogenheid. ‘Alles met mate’ was toen al een vaak aangehaalde spreuk van de wijze Solon, die drie eeuwen voor Epicurus leefde. Vandaar dat de radicale filosofie van Aristippos, waarin uitspattingen volledig gelegitimeerd zijn, niet altijd even goed geadopteerd werd. Hoezeer Grieken in praktijk af en toe overeenkomstig zijn leer mochten handelden, theoretisch hielden ze zich in ieder geval liever een stuk braver.
Epicurus’ filosofie sloot beter op de Griekse mentaliteit aan. Epicurus werd tijdens zijn leven al als een goeroe gezien, en veel van zijn volgelingen vereerden hem zelfs als een God. Na deze tuingod zijn er dan ook geen latere filosofen die zich volgelingen van Aristippos noemden, maar het Epicurisme zou nog veel volgelingen kennen. Zijn filosofie speelt tot ver in de Romeinse tijd een belangrijke rol in het filosofische debat, met name door de Romeinse dichter Lucretius, die in de eerste eeuw voor onze jaartelling over Epicurus schreef en daarmee razend populair werd.
Ook dat is verklaarbaar. Epicurus’ filosofie is simpel, nuchter en praktisch, en dat paste goed bij de Romeinse volksaard. Aan de andere kant waren de Romeinen niet vies van een uitspatting zo nu en dan, en sommige van die Romeinse Epicuristen vatten Epicurus’ filosofie misschien iets te ruim op, en stonden in praktijk misschien wel dichter bij de opvattingen van de familie Aristippos.
Een moreel gat?
Hedonisten wordt vaak verweten dat er in hun filosofie een moreel gat zit. De hedononistische filosofie heeft dan ook zeker iets egocentrisch. Wie zich richt op genot zou misbruik van mensen en zijn omgeving kunnen verdedigen, met het eigen genot als doel. Maar daarmee doen we de hedonistische denkers toch zwaar tekort. Aristippos bijvoorbeeld kende met zijn pleidooi voor meegaandheid en zijn immuniteit voor vernederingen wel degelijk een moraal. Daarbij doet hij kwaadheid en wraakzucht af als nutteloze emoties. En Epicurus komt zoals wij zagen met hele rationele argumenten tegen de misdaad, en een rationeel fundament voor recht. De hedonisten vonden in hun filosofie dus wel een moraal. We kunnen het een dunne moraal vinden, maar ze heeft wel een stevige rationele basis, en daarbij heeft een hedonistische moraal het voordeel dat zij niet fundamenteel botst met onze primitievere gevoelens.
We zagen ook de kunstgreep die Epicurus maakte om de vriendschap te verdedigen. Ik noemde dat een kunstgreep, omdat hij een zekere verbondenheid van mens tot mens aannam, die vanuit de atomistische kern van zijn leer niet helemaal te verklaren is. Misschien voelde Epicurus zelf ook wel aan dat deze gedachtegang niet helemaal zuiver is, want hij reserveert hem slechts voor bekenden. Het alter-ego dat mensen in vrienden zien, bestaat voor Epicurus niet tussen mensen die vreemd voor elkaar zijn. Zover gaat zijn inlevingsvermogen niet. Ook accepteert Epicurus de vriendschap tussen mens en dier niet. De verbondenheid van mensen beperkte zich voor Epicurus tot een kleine kring, en slechts tot wezens die tot rede in staat zijn.
We zullen in de volgende aflevering zien hoe de Stoïcijnen het begrip van verbondenheid veel breder opvatten, en daarvan de kern van hun leer maakten.
Rubriek: Filosofie van het Hellenisme