Op woensdag 12 juli 1820 stond een enorme volksmassa tot ver in de straten rondom de Bossche markt opeengepakt. Voor het stadhuis stond een schavot opgesteld, waaromheen gendarmes te paard, zodat het volk er niet bij kon komen. Een vrouw die haar vader had vermoord, zou ter dood worden gebracht door wurging.
De kranten van die dagen stonden er vol van en ook in het archief heeft deze daad zijn sporen nagelaten. In het BHIC, in het archief van het Hof van Assisen te ‘s-Hertogenbosch (Toegang 21, inv. nr. 5, rolnummer 25) vinden we het vonnis van deze zaak. Een ambtelijk stuk waaruit blijkt om wie het gaat (Henrica Haneveer uit Breda) en wat de straf is (doodstraf door wurging).
Een uniek ooggetuige-verslag
Veel beeldender over wat er vervolgens gebeurde is het ooggetuigenverslag van een toeschouwer van deze strafvoltrekking:
“Ik stond tegenover het schavot, in de eerste rij, en dus redelijk in de buurt, want ik was er al om 11.30 uur. – Klokslag 12.00 uur werd de ellendige misdadigster op het schavot geleid, in gezelschap van een priester, die in de groene dracht van Breda was gekleed. Haar armen en handen waren gebonden, maar ze kon nog een crucifix in haar handen houden. Sinds ik haar op het stadhuis had gezien, was ze veranderd: magerder en verminkt in het gezicht, maar schijnbaar nog sterk. Toen ze namelijk op de voorste balustrade van het schavot stond sprak ze de menigte met luide stem toe en zei: ‘Lieve kinderen, neem aan mij een voorbeeld hoe de kromme wegen der jeugd tot misdaad leiden.’
En nog enkele woorden, die ik niet begreep. De berouwvolle vrouw ging vervolgens op een bankje of krukje staan, met de rug tegen een paal, waarna ze haar straf moest doorstaan op een afschuwelijke, langzame, barbaarse en onbeschaafde wijze, die weerzin bij mij opriep. Om haar nek werd een dubbel koord gebonden dat door een gat in de pal ging. De drie beulen – vader en twee zonen – trokken het koord hard aan, zodat ze meteen pijnlijke bewegingen begon te maken. Daarna werd met behulp van een stok het koord samengedraaid, waarna ze vreselijk begon te spartelen, maar zonder haar gezicht te vertrekken, al werden de vreselijke krampen en pijnen in haar hoofd en lichaam nu duidelijker zichtbaar. Haar voeten gleden meteen aan de voorkant van het krukje af. Ze bleven aantrekken….”
En hier laten we het voorlopig maar even bij. Dat de toeschouwer niet alle woorden van de misdadigster begreep, komt misschien omdat hij een buitenlander was. Het gaat om August von Bonstetten, die in november 1815 arriveerde in ’s-Hertogenbosch als Zwitsers officier in dienst van het Nederlandse leger. De begaafde jongeman hield vanaf de eerste dag van zijn vertrek naar Nederland een dagboek bij en maakte talloze tekeningen en schetsen.
Historicus Jac. Biemans ontdekte deze unieke documenten in particuliere en openbare collecties in Frankrijk, Argentinië en Zwitserland. Hij selecteerde voor deze bloemlezing uit de dagboeken en het schetsenalbum de treffendste fragmenten en illustraties. Met August von Bonstetten voert hij ons terug naar het ’s-Hertogenbosch van het begin van de negentiende eeuw – toen een kleine, overvolle garnizoensstad. We zien het dagelijks leven van een militair, van zijn eet- en drinkgewoonten tot zijn verliefdheden en van zijn omgang met collega’s tot de ontmoetingen met de autoriteiten, burgers en kunstenaars. We proeven de afkeer van het militaire patroon en de verademing van vooral het tekenen en schilderen, in de stad en de wijde omtrek. De ontboezemingen en de vele tekeningen van August von Bonstetten bieden voor het eerst een fascinerende inkijk in het ’s-Hertogenbosch in de eerste jaren van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Eén van de verhalen in dit boek is dat van de Bredase vadermoordenares, waarvan in het BHIC het vonnis wordt bewaard.
~ BHIC
Boek: August von Bonstetten – Een Zwitsers militair schetst ‘s-Hertogenbosch 1815-1824