Een Russische familie leefde ruim veertig jaar afgezonderd van de beschaving in de ruige taiga van Siberië. Het gezin werd pas in 1978 ontdekt door een groep Sovjet-geologen. De Tweede Wereldoorlog en andere gebeurtenissen van belang waren aan de vader en moeder en hun vier kinderen onopgemerkt voorbij gegaan. Dat wordt gemeld in een artikel op de website van het Amerikaanse Smithsonian Institute.
In 1978 reisde een team geologen onder aanvoering van Galina Pismenskaya af naar het stroomgebied van de rivier de Abakan in Zuid-Siberië om in het gebied op zoek te gaan naar ijzererts. Zoekend naar een geschikte landingsplaats voor de helikopter in het onherbergzame gebied deed de piloot in een beboste vallei een onverwachte ontdekking. Te midden van een met lariksen en dennen begroeide steile berghelling bevond zich een open plaats die leek op een akker. De niet eerder verkende plek op ruim tweehonderd kilometer van de dichtstbijzijnde nederzetting stond echter bekend als onbewoond. Menselijke bewoning was vrijwel onmogelijk in het geïsoleerde gebied met de lange en barre winters, waar wolven en beren de alleenheerschappij hadden.
De helikopterpiloot deelde zijn ontdekking met de vier wetenschappers aan boord. Die waren verrast en besloten op onderzoek uit te gaan. Eenmaal op de grond wachtten ze op helder weer en gingen toen op expeditie, voorzien van giften voor de bosbewoners die ze verwachtten aan te treffen, maar voor de zekerheid ook bewapend met een pistool. Hun tijdelijke basis bevond zich op ruim vijftien kilometer afstand. Terwijl ze de plek dichter naderden, ontdekten ze sporen van menselijke aanwezigheid: een pad, een boomstam over een beekje en een kleine hut waarin gedroogde aardappelen in potten van berkenbast opgeslagen waren. Uiteindelijk bereikten ze hun eindbestemming waar ze stuitten op een primitieve woning, opgetrokken uit boomschors, houten palen en planken. Een oude man op blote voeten en met een onverzorgde baard, gekleed in vodden, opende de deur en liet de onbekende bezoekers binnen.
Binnen in de hut waren de geologen geschokt door wat ze aantroffen. In de woning, die uit slechts één kamer bestond, bivakkeerde een familie van vijf onder middeleeuwse omstandigheden. Er kwam in de woning nauwelijks zonlicht naar binnen, waardoor het er schemerig was, en de grond was bedekt met aardappelschillen en dennenappels. In de muffe en vieze ruimte werden de expeditieleden angstig aangekeken door twee vrouwen. Om hen niet nog meer schrik aan te jagen, besloten de geologen de hut gauw weer te verlaten. Op een paar meter afstand van de hut gingen ze zitten eten, totdat een half uur later de oude man en zijn dochters naar buiten kwamen. Hoewel de angst van de vrouwen niet helemaal weggeëbd was, gingen ze met hun vader bij hun bezoekers zitten. In tegenstelling tot de vrouwen, die na jarenlange isolatie een verwarde taal spraken, bleek de oude man zich goed verstaanbaar te kunnen maken. De hen aangeboden jam, thee en stukken brood sloeg het drietal af. Brood hadden de vrouwen nooit gegeten.
Na meerdere bezoeken werd voor Galina Pismenskaya en haar collega’s de geschiedenis van de familie langzaam duidelijk. De naam van de oude man was Karp Lykov. Hij was wat bekend staat als een oudgelovige, een aanhanger van een fundamentalistische sekte die zich in de zeventiende eeuw had afgesplitst van de Russisch-orthodoxe staatskerk uit protest tegen de kerkelijke hervormingen. De aanhangers van deze groepering beleefden hun geloof nog op dezelfde manier als in de zeventiende eeuw en waren sinds de tijd van tsaar Peter de Grote het slachtoffer van stigmatisering en religieuze vervolging. Hun positie werd er niet beter op toen in 1922 de communisten aan de macht kwamen. Veel oudgelovigen werden het slachtoffer van Stalins zuiveringen in de jaren dertig. In de loop der eeuwen waren veel oudgelovigen naar Siberië geïmmigreerd om te ontsnappen aan vervolging. Voordat hij de bossen invluchtte woonde Karp Lykov in Lykova in de Oblast Tjoemen. Nadat zijn broer in 1936 werd vermoord door een communistische patrouille besloot hij met zijn gezin te vluchten.
Op het moment van de ontsnapping bestond het gezin van Karp Lykov uit vier personen. Behalve hijzelf waren dat zijn vrouw Akulina en hun kinderen, de negenjarige Savin en de tweejarige Natalia. Ze namen op hun barre tocht door het uitgestrekte taigagebied mee wat ze konden dragen, waaronder zaden van landbouwgewassen. Gedurende de reis naar de plek waar ze uiteindelijk pas in 1978 ontdekt zouden worden, sliepen ze in zelfgemaakte hutjes. Op hun eindbestemming zou het gezin in 1940 uitgebreid worden met zoon Dmitry en in 1943 volgde dochter Agafia. Beide kinderen hadden in 1978 nooit eerder een ander mens gezien buiten hun medegezinsleden. De buitenwereld kenden ze enkel van de verhalen van hun ouders. Hun moeder leerde hen lezen en schrijven. Berkentwijgjes en kamperfoeliesap werden gebruikt als inkt. Gebedenboeken en een oude familiebijbel vormden hun voornaamste lesmateriaal.
Gedurende hun ruim veertigjarige geïsoleerde bestaan in de wildernis hielden de familieleden zich in leven met wat de natuur hen bood. Vlakbij hun hut stroomde een beekje en aan brandhout was in de uitgestrekte bossen geen gebrek. Ze plukten bramen en frambozen en legden met behulp van de meegenomen zaden een moestuin aan. In zijn latere tienerjaren raakte zoon Dmitry bedreven in de jacht, zodat vlees en huiden ter beschikking kwamen. Van berkenbast maakte de familie schoenen en opbergpotten.
Met veel moeite hadden de voortvluchtigen een eenvoudig spinnenwiel en delen van een weefgetouw meegenomen, waardoor ze hun kleding konden verstellen en repareren. Versleten stof vervingen ze door doeken, gemaakt van de hennep die ze ingezaaid hadden in de moestuin. Om te koken gebruikten ze jarenlang dezelfde ketels die uiteindelijk door roest onbruikbaar waren.
Het gezin leverde ondanks hun handigheid in het overleven voortdurend strijd tegen de honger. Wilde dieren aten van hun gewassen en in 1961 raakte heel hun oogst door vorst in de zomer verloren. Tijdens perioden van schaarste moesten de bosbewoners genoegen nemen met bladeren van de lijsterbes, plantenwortels, gras, paddenstoelen, aardappelbladeren en boomschors. Het was als gevolg van verhongering dat moeder Akulina in 1961 overleed. Ze had haar eigen eten aan haar kinderen gegeven. De rest van de familie overleefde dankzij het ontkiemen van één zaadje rogge. Het plantje werd dag en nacht beschermd tegen gulzige knaagdieren en leverde een oogst van achttien graankorrels op die het gezin verzekerde van toekomstige oogsten.
Tussen de geologen en de familie Lykov ontstond een hechte relatie. De wetenschappers kwamen erachter dat de Tweede Wereldoorlog onopgemerkt aan het gezin voorbij was gegaan. Vader Karp Lykov, die inmiddels in de tachtig was, kon niet geloven dat er inmiddels ook mensen op de maan geland waren. Het bestaan van satellieten kostte hem daarentegen geen moeite te geloven: hij had zelf al geconcludeerd dat de “bewegende sterren” aan de nachtelijke hemel het werk van de mens moest zijn. De meeste indruk op hem maakte het doorzichtige cellofaanpapier dat de wetenschappers meegenomen hadden. Hoewel hij de moderniteit liever weghield en aanvankelijk enkel zout wilde aannemen, zouden hij en zijn kinderen uiteindelijk ook messen, vorken, pen en papier en een elektrische zaklamp in ontvangst nemen. Ook de televisie in het basiskamp van de geologen was moeilijk te weerstaan voor hen.
Nadat ze ontdekt waren, ging het snel bergafwaarts met het gezin. In 1981 stierven in korte tijd na elkaar drie van de vier kinderen. Savin en Natalia aan nierfalen als gevolg van de jarenlange ondervoeding en Dmitry aan longontsteking, veroorzaakt door een infectie die hij mogelijk opgelopen had door contact met zijn nieuwe vrienden uit de buitenwereld. Karp en zijn enige nog levende dochter weigerden na de dood van hun naasten terug te keren naar de bewoonde wereld. Ze bouwden een nieuwe hut, waar Karp op 16 februari 1988 in zijn slaap overleed. Agafia verblijft daar tegenwoordig nog steeds. Ze leeft echter niet meer volledig afgezonderd van de beschaving. Lokale autoriteiten voorzien haar van voedsel en brandstof. In 2010 stuurde ze enkele geschenken aan president Medvedev, nadat ze van een bevriende jager gehoord had van de liefde van de president voor Siberië. De geschiedenis van de familie Lykov werd al in 1994 beschreven door de Russische journalist Vasily Peskov in het boek Lost in the Taiga.
~ Kevin Prenger
Bron: Smithsonian