Dark
Light

Franciscus Lieftinck, van predikant en politicus tot vrijmetselaar

Nestor van de Tweede Kamer
5 minuten leestijd
Franciscus Lieftinck
Franciscus Lieftinck

Behalve politieke kanonnen als Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Abraham Kuyper en Hendrik Goeman Borgesius, namen zo rond 1900 ook heel wat kleinere goden deel aan het publieke debat. Een van hen was Franciscus Lieftinck (1835-1917), die in de achtendertig jaar (!) dat hij in de Tweede Kamer zat, uitgroeide tot de nestor ervan. En zoals dat vaker gebeurt was hij in zijn laatste jaren ook een beetje een curiosum.

In de publicatie Franciscus Lieftinck. Welbespraakt parlementariër vraagt zijn achterkleinkind Caspar Visser ’t Hooft aandacht voor zijn opmerkelijke betovergrootvader. Het boek leest lekker weg, maar – kunnen we hier verklappen – laat ook wel wat vragen liggen.

Politiek

Franciscus Lieftinck
Franciscus Lieftinck, circa 1897
Wie was Franciscus Lieftinck? Na een mooie jeugd in het Drentse Odoorn en een theologiestudie in Groningen, werd Lieftinck predikant in het Fries-Drentse Boijl en daarna in Kimswerd bij Harlingen. Zijn tweede vrouw kwam uit een rijke familie wat het gezin financieel onafhankelijk maakte. Lieftinck trad in 1879 uit het ambt en richtte zich op een politieke carrière. In datzelfde jaar kwam hij in de Tweede Kamer terecht. Daar bleef de Friese Drent vaak op de achtergrond, maar als hij sprak, dan werd er geluisterd, aldus zijn biograaf. Vaak ging het dan om de belangen van zijn kiezers uit het noorden.

Een van zijn stokpaardjes was het openbare onderwijs. Van de opkomende antirevolutionairen onder leiding van de gisse stokebrand Abraham Kuyper en diens stokpaardjes zoals de schoolstrijd, moest Lieftinck niet veel hebben. Kuyper cs. vonden het openbare onderwijs, waar een vrijzinnig soort christendom op het programma stond, maar een slappe hap. De antirevolutionairen eisten gelijke rechten voor hun scholen waar de gereformeerde leerstellingen centraal stonden. De katholieke voormannen eisten eenzelfde recht voor katholieke scholen.

Voor Lieftinck was dit een nachtmerrie. Hij verweet Kuyper dat deze het onderwijs wilde koppelen aan dogma’s, die zelfs de dominees vaak niet snapten, laat staan de ouders, leerkrachten en kinderen. Maar zoals bekend wisten de Kuyperianen dit politieke gevecht in 1917 uiteindelijk te winnen. Lieftinck stemde als laatste en enige Kamerlid tegen deze gelijkstelling. Een punt had hij wel, want na enige tijd was het marktaandeel van de openbare school teruggebracht tot zo’n 30% van de leerlingen.

Adder

Wat voor soort Kamerlid was Lieftinck? Enerzijds liet de vertegenwoordiger zich leiden door evidente belangen van de kiezers in zijn kiesdistrict. Zo eiste hij na een scheepsramp met het schip de Adder in 1882 drastische verbeteringen in de scheepvaart. Dat was natuurlijk ook in het belang van de Harlingers die toen nog over de derde haven van het land beschikten. Restauratie van het oude stadhuis van Harlingen was een andere zaak waar hij zich sterk voor maakte. Kiezers uit de plaatsjes De Blesse en Steggerda uit de Friese Stellingwerven legden hem hun wensen voor. Ook vele jaren na zijn predikantschap in het nabije Boijl wisten ze hem nog te vinden.

In zijn optreden wees hij altijd weer op het belang van eigen ervaring. In 1911 vond hij dat de wetgever veenarbeiders niet moest vergelijken met fabrieksarbeiders maar met die van landarbeiders. Beiden waren in hun werk afhankelijk van het weer. Wie kon dat beter weten dan een geboren en getogen Drent die het veen en de veenarbeiders van nabij kende?

Zijn gevatheid was een sterk punt. In het Friese dorpje Schraard werd hij nog in zijn domineestijd eens aangesproken door een burgemeester: ‘dominee kwam per koets met een span prachtige paarden ervoor aanrijden, terwijl Jezus toen hij naar Jeruzalem ging, slechts een ezel ter beschikking had’. Lieftinck antwoordde: ‘In de eerste plaats ben ik Jezus niet, in de tweede plaats is dit dorp Jeruzalem niet. En in de derde plaats moet ik wel paarden gebruiken nu ze van ezels tegenwoordig burgemeesters maken”.
Fragment uit het boek van Caspar Visser ’t Hooft

Sociëteit

In die achtendertig jaar van zijn Kamerlidmaatschap veranderde de politiek van aard. Eerst vormden liberalen nog een gezelschap van standsbewuste heren die samen het land bestuurden. Later ontstonden liberale politieke partijen als reactie op de partijvorming van protestantse, katholieke en socialistische groeperingen. In de Kamer opereerde Lieftinck vanaf de linkervleugel. Hij steunde Samuel van Houten, de hervormingsgezinde Takkianen – volgers van Tak van Poortvliet -, de Liberale Unie, en later de Vrijzinnig Democratische Bond, de VDB. Deze Bond werd op zijn beurt rond 1900 links ingehaald door de socialisten. Dat Lieftinck in de VDB geen prominente rol speelde, is af te lezen uit het feit dat de namen van boegbeelden uit die partij als Drucker, Bos en Treub niet of sporadisch vallen.

Portret van Franciscus Lieftinck
Portret van Franciscus Lieftinck – Tekening van Pieter de Josselin de Jong
Het boek is in zekere zin chronologisch van opzet. In de eerste hoofdstukken komt het plattelandsleven op de Drentse Hondsrug naar voren. Lieftinck bracht er zijn jeugd door, maar zou er ook na zijn verhuizingen naar Kimswerd, Harlingen en later Haarlem vaak terugkomen. Overal wist hij het middelpunt te worden van het sociale leven. Hij ontmoette in Harlingen een Bonaparte, kleinkind van de grote Napoleon, kreeg in zijn Haarlemse periode een eervolle prijs van de Sjah van Perzië en was voor prins Alexander, zoon van koning Willem III, een soort tweede vader.

In de vrijmetselarij vond de voormalige dominee kennelijk een surrogaat voor wat hij ooit in de kerk had gevonden: rituelen, gesprekken, gelijkgezinden. Zijn persoonlijk leven kende de nodige schaduwkanten. Dat zijn beide eerste echtgenotes jong stierven was tragisch, dat zijn zoon Jan het huis uit moest om plaats te maken voor zijn derde vrouw is bizar en blijft raadselachtig. Jan zou zijn latere leven grotendeels in Oost-Indië slijten en je vermoedt een groot opvoedingsdrama.

Breekpunt

Genoeg anekdotes dus over deze ook uiterlijk imponerende figuur, die haast wat doet denken aan die andere Friese patriarch, Gerbrandy. Maar het kernverhaal – Lieftinck geeft het predikantschap op, wordt Kamerlid en omarmt de vrijmetselarij – blijft onduidelijk. Dat ambt was toch niet alleen maar beroep maar gold ook als een roeping, zeker voor een telg uit een domineesgeslacht als Franciscus. Van een innerlijke strijd of wroeging blijkt weinig. Natuurlijk was Lieftinck groot geworden in de vrijzinnige stroming en studeerde hij bij vrijzinnige professoren als Cornelis Hofstede de Groot. Hun ‘Groninger richting’ werd dominant in de Hervormde Kerk en lokte een orthodoxe reactie uit van Hendrik de Cock c.s. waaruit de gereformeerde kerken ontstonden.

Hoe bij Lieftinck dat proces van kerkverlating precies verliep blijft toch wat schimmig: hij werd in Friesland wat ‘baldadiger’, geloofde in de idealen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en wilde zijn werkterrein verbreden. Werd hij ook ongelovig? En was er ergens in dat leven een breekpunt?

Bek op poten

Franciscus Lieftinck
 
Lieftinck kon een zaal bespelen, zo blijkt uit dit boek. Hij was volgens zijn tijdgenoten een ‘bek op poten’, die tegenstanders soms verbaal overrompelde maar ook wel eens wat intimideerde. Heeft hij ons nog wat te zeggen? Zo niet, waarom schreef Caspar Visser ’t Hooft dit boek dan over deze betovergrootvader met wie hij zich – aldus het nawoord – niet sterk verwant voelt? Of zet de auteur de keuzes van Lieftinck voor vrijzinnigheid en vrijmetselarij af tegen die van een andere voorouder die orthodox gelovig bleef? Zijn grootvader Willem Visser ’t Hooft zou in de jaren vijftig carrière maken in de Wereldraad van Kerken en kreeg in 1961 als world churchman een plek op de voorpagina van Time.

Het boek is kortom een mooie, maar anekdotische schets van deze dominee-politicus. Een onderwerp of thema hoeft niet urgent te zijn (om een modewoord te gebruiken) om toch heel leesbaar en aantrekkelijk te zijn. Dat is met dit boek van iets meer dan tweehonderd pagina’s en opgesmukt met wat spotprenten en andere afbeeldingen zeker gelukt. Noten en een specifieke literatuuropgave ontbreken, maar naar bronnen wordt in de tekst wel regelmatig verwezen. De vele citaten brengen deze kleurrijke figuur tot leven.

×