Dark
Light

Hoe PvdA-premiers de monarchie redden

6 minuten leestijd
De pers verzamelt zich rond paleis Soestdijk naar aanleiding van de presentatie van het rapport-Donner, 26 augustus 1976
De pers verzamelt zich rond paleis Soestdijk naar aanleiding van de presentatie van het rapport-Donner, 26 augustus 1976 (CC0 - Bert Verhoeff / Anefo - wiki)

Nederland heeft tot dusver drie PvdA-premiers gehad. Die bepleitten niet alleen dat ‘de sterkste schouders de zwaarste lasten moesten dragen’, er was nog een factor die hen verbond. De drie staan bekend als de redders van de constitutionele monarchie, een politiek systeem waar ze in principe geen van allen veel mee ophadden.

Willem Drees wist in 1956 de Greet Hofmans-crisis te bezweren door een commissie in te stellen die daarvoor hand- en spandiensten verrichtte. Joop den Uyl voorkwam tijdens de Lockheed-affaire in 1976 dat prins Bernhard voor de rechter moest verschijnen. En Wim Kok zorgde er in 2001 voor dat de commotie rond Jorge Zorreguieta niet uit de hand liep. Ook daardoor bleef het land een ernstig politiek conflict over het koningshuis bespaard.

Drees

De Greet Hofmans-verwikkelingen begonnen al in 1948, toen koningin Juliana in contact kwam met de gebedsgenezeres van die naam. De vorstin was een jaar eerder bevallen van prinses Marijke (die zich later Christina liet noemen). Deze jongste telg in het koninklijk gezin bleek bij de geboorte aan een ernstige oogafwijking te lijden. Dat kwam doordat haar moeder tijdens de bevalling besmet was geweest met de ziekte rodehond, iets waarover ze zich erg schuldig voelde.

Hofmans suggereerde dat zij met behulp van ‘Boven’ de oogkwaal van Marijke kon genezen. Juliana, toch al bijzonder bevattelijk voor mystiek gedachtegoed, moet dit als muziek in de oren hebben geklonken.

De almaar sterker wordende band tussen Hofmans en de koningin leidde tot een breuk met prins-gemaal Bernhard, die overigens aan de basis had gestaan van de kennismaking van de vorstin met de gebedsgenezeres. Hofmans kreeg een enorme invloed op Juliana. Dat kwam onder meer tot uiting doordat de koningin tijdens een staatsbezoek aan de Verenigde Staten pacifistische ideeën begon rond te strooien, terwijl Bernhard juist een strikte NAVO-koers voorstond.

In 1956 liep de situatie volledig uit de hand. Ze leek af te stevenen op een echtscheiding en de daaruit voortvloeiende constitutionele ellende. In het Duitse weekblad Der Spiegel verscheen een uiterst kritisch artikel over de gebeurtenissen aan het Nederlandse hof (later bleek dat Bernhard hier zelf de bron van was geweest, zoals hij uiteindelijk ook heeft toegegeven.)

Willem Drees
Willem Drees (CC BY-SA 3.0 nl – Spaarnestad – Anefo – Breijer – wiki)
Het kabinet – onder leiding van Drees dus – greep in. Het vaardigde niet alleen een importverbod uit voor Der Spiegel, het riep ook een Commissie van Drie in het leven onder leiding van Louis Beel, die daartoe zijn functie van minister van Binnenlandse Zaken neerlegde. Deze commissie wist via een lang geheim gehouden onderzoeksrapport een reorganisatie aan het hof te bewerkstelligen. De Julianagetrouwen onder het personeel vlogen de laan uit en de vorstin schikte zich in haar lot.

Je kunt erover discussiëren in hoeverre dat laatste de verdienste van Drees is geweest. Met de werkzaamheden van de commissie – toen die eenmaal was ingesteld – had hij weinig meer te maken. Niettemin geschiedde het aanstellen van het driemanschap onder zijn verantwoordelijkheid.

Drees had de tijd nog volop meegemaakt dat sociaaldemocraten niet vlagden en geen feest vierden tijdens Koninginnedag en andere Oranjefestijnen. Ook later stond hij zeker niet als een fervente aanhanger van het koninklijk huis te boek, al liep hij daar niet echt mee te koop. Toch is hij in de geschiedenisboekjes terechtgekomen als de politicus die in bange uren de monarchie op de been hield.

Den Uyl

Twintig jaar later regeerde het kabinet-Den Uyl. Daarin zaten naast de PvdA twee andere progressieve partijen (D66 en PPR), plus KVP en ARP, voorlopers van het CDA. Dit kabinet staat bekend als het meest linkse dat Nederland ooit gehad heeft.

Bij ‘meest links’ denk je zeker niet in de eerste plaats aan het Oranjehuis. Toch trad Den Uyl in 1976 op als beschermer van de monarchie. Tijdens een hoorzitting die in dat jaar in de Verenigde Staten plaatsvond, werd een ‘hoge regeringsfunctionaris in Nederland’ beschuldigd van het aannemen van smeergeld bij de aanschaf van een nieuw gevechtsvliegtuig door het kabinet. Al snel was duidelijk dat het hierbij om prins Bernhard ging. Leiden (en vooral politiek Den Haag) was in last.

Premier Den Uyl en koningin Juliana in 1973 tijdens de bordesscene op Huis ten Bosch.
Premier Den Uyl en koningin Juliana in 1973 tijdens de bordesscene op Huis ten Bosch. (Nationaal Archief, Anefo – CC0)

Net als Drees zorgde Den Uyl voor een Commissie van Drie die de zaak zou onderzoeken. Ze stond onder leiding van de staatsrechtgeleerde A. M. Donner, rechter bij het Europees Hof van Justitie en vader van de latere CDA-minister en vicevoorzitter van de Raad van State. Deze commissie kwam tot de conclusie dat Bernhard zich door de vliegtuigfabrikant een groot bedrag had laten uitbetalen voor zijn diensten. Een constitutionele crisis leek op til, want koningin Juliana zou met de gedachte hebben gespeeld af te treden als haar man voor het gerecht moest verschijnen.

Den Uyl wist een al te pijnlijke gang van zaken te voorkomen door te besluiten dat Bernhard geen strafvervolging zou krijgen. Wel werden de prins zijn militaire functies ontnomen en kreeg hij het verzoek niet langer zijn uniform te dragen.

Om het zover te laten komen moest de premier grote interne weerstanden overwinnen. Staatssecretaris (en partijgenoot van Den Uyl) Marcel van Dam dreigde aanvankelijk met aftreden. Veel later bleek dat Den Uyl een vergelijkbaar omkoopschandaal bij de Amerikaanse vliegtuigbouwer Northrop onder de pet had gehouden. Ook dit bedrijf had Bernhard steekpenningen toegestopt, maar de premier had hieraan om politieke redenen geen ruchtbaarheid willen geven.

Kok

Nogmaals ruim twintig jaar later regeerde opnieuw een kabinet onder leiding van een sociaaldemocratische premier. Hij heette Wim Kok en hij was al aan zijn tweede termijn bezig (Paars II, net als Paars I een samenwerking van PvdA, VVD en D66). De kwestie die toen opspeelde was die rond Jorge Zorreguieta. Deze Argentijn was de vader van de tegenwoordige koningin Máxima. Zij en kroonprins Willem-Alexander hadden elkaar in 1999 ontmoet tijdens een feest in Spanje, en het was al heel snel ‘aan’.

Verlovingsportret van Willem-Alexander en Maxima Zorreguieta, 2001
Verlovingsportret van Willem-Alexander en Maxima Zorreguieta, 2001 (CC0 – RVD, Graciela Rossetto – wiki)
Op Máxima zelf was niets aan te merken, maar haar vader was staatssecretaris geweest in het beruchte regime van dictator Jorge Videla in de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Als zodanig leek hij (op zijn minst indirect) medeverantwoordelijk voor de talrijke moorden die in deze tijd als gevolg van regeringsingrijpen plaatsvonden. Kon deze man aanwezig zijn bij het koninklijk huwelijk dat in februari 2002 zou plaatsvinden?

Kok koos – in tegenstelling tot zijn voorgangers – niet voor een mysterieuze Commissie van Drie, maar deed wel iets vergelijkbaars. Hij vroeg de historicus Michiel Baud (misschien niet toevallig iemand van adellijke afkomst) onderzoek te doen naar de rol van Zorreguieta tijdens het Videla-bewind. Baud stelde – niet erg verrassend – vast dat het vrijwel uitgesloten was dat Zorreguieta daar niets vanaf geweten zou hebben.

Kok kon vervolgens veilig besluiten dat de vader van Máxima niet welkom was tijdens het huwelijk van zijn dochter. Groot politiek onheil, en mogelijk een constitutionele rel, was hiermee voorkomen.

Oranje-beproevingen

De PvdA-premiers waren zeker niet de enige regeringsleiders die te maken kregen met en crisisachtige voorvallen rond het koningshuis. Ook Victor Marijnen (het huwelijk van de daartoe katholiek geworden prinses Irene met de Spaanse troonpretendent Karel Hugo) en Jo Cals (de bruiloft van prinses Beatrix met een Duitser) moesten in de jaren zestig heel wat Oranje-beproevingen doorstaan. Niettemin is het opvallend dat zowel Drees als Den Uyl en Kok aanzienlijke constitutionele problemen voor hun kiezen kregen.

Geen van drieën stond bekend als een hartstochtelijk verdediger van het vorstenhuis. Kok heeft ooit een koninklijk lintje geweigerd en ook zijn beide voorgangers hadden overduidelijke reserves bij het monarchale systeem.

Dat zij handelden zoals zij handelden – vermoedelijk tegen hun politieke opvattingen in – kan eigenlijk alleen verklaard worden door hun weerzin tegen een politieke omwenteling waarvan ze de gevolgen niet konden overzien. Een grondwettelijk conflict had ongetwijfeld ingrijpende electorale gevolgen veroorzaakt, waarbij het nog maar bang afwachten was geweest wat de PvdA-achterban daarvan zou vinden.

Het is dan ook de vraag hoe de passage over de monarchie in het gezamenlijke partijprogramma van PvdA en GroenLinks – als het er ooit komt – zal luiden. Vermoedelijk tamelijk vaag.

×