Op het Anneessensplein, niet ver van het historisch centrum van Brussel, staat het standbeeld van de voormalige gildedeken Frans Anneessens. Maar wie weet nu nog wie die man was? Voor de een was hij een ware volksheld, volgens anderen dan weer een notoire oproerkraaier. Reden genoeg dus om Ć©Ć©n en ander uit te spitten.
De macht van de gilden
Om hun belangen veilig te stellen verenigden de verschillende ambachten zich al in de vroege middeleeuwen en tot ver daarna in wat we nu coƶperatieven zouden noemen. Deze verenigingen, gilden genaamd, verwierven in de loop der eeuwen steeds meer invloed en macht. Zo namen hun afgevaardigden deel aan het dagelijks bestuur van hun stad en beslisten ze mee over de te innen belastingen. Frans Anneessens was in de zeventiende eeuw en tot aan zijn dood onder meer de gildedeken van de Brusselse schaliedekkers en genoot in die functie groot aanzien bij de bevolking.
Het tij keert
Met de Vrede van Utrecht in 1713 werden de Zuidelijke Nederlanden plots toegewezen aan de Oostenrijkse Habsburgers. In het begin konden steden zoals Antwerpen en Brussel nog een relatieve autonomie handhaven. Toen in 1716 Keizer Karel VI (1685-1740) echter Markies van PriƩ (1658-1726) als gevolmachtigd minister over onze contreien benoemde, werden de kaarten danig dooreengeschud. De PriƩ zette al vlug kwaad bloed bij de gilden door de meeste bestuursraden waarin ze zetelden af te schaffen of te vervangen. Daarnaast legde hij aan de bevolking bijkomende belastingen op. Anneessens was zeer ontstemd over al deze hervormingen en verzette zich dan ook hevig tegen de maatregelen van De PriƩ.
Ook de Brusselaars begonnen zich te roeren en waren helemaal niet tevreden over het beleid van hun nieuwe gouverneur. Hoewel Anneessens een geweldloze oplossing voorstond, raakten de gemoederen meer en meer verhit en in 1717 brak een heuse opstand uit. Twee dagen lang werd er in Brussel geplunderd en het gebouw waar de zetel huisde van het hoogste rechtscollege, de Raad van Brabant, werd vernield. Het antwoord van De PriƩ liet niet lang op zich wachten. Anneessens werd verantwoordelijk gehouden voor het uitbreken van de opstand en samen met vier andere gildedekens prompt aangehouden.
Arrestatie en veroordeling
In afwachting van hun proces werden de gildedekens opgesloten in de Steenpoort, een restant van de vroegere eerste stadsomwalling die sinds de zestiende eeuw dienst deed als gevangenis. Na zes maanden opsluiting werd Anneessens voor zijn zogenaamde aandeel in de oproer door de Raad van Brabant tot de doodstraf veroordeeld. Om nieuwe onlusten te vermijden werd het vonnis vrijwel onmiddellijk uitgevoerd.
Vroeg in de ochtend werd Anneessens met de beulskar naar het schavot gevoerd op de Brusselse Grote Markt. Onder luid trommelgeroffel werd de oude man onthoofd. Het nieuws van de onthoofding verspreidde zich razendsnel door de stad. Uit vrees voor represailles van De PriƩ bleven nieuwe protesten echter uit. Later op de dag verkregen de Cellebroeders, een monnikenorde, de toelating om het stoffelijk overschot van Anneessens te begraven in de Kapellekerk.
Postuum eerbetoon voor Frans Anneessens
Al in 1865 opperde EugĆØne Bochart (1819-1877), een Brussels gemeenteraadslid het idee om voor Anneessens een standbeeld op te richten. Pas jaren later, onder impuls van de toenmalige burgemeester Karel Buls, besloot de stad Brussel om aan Frans Anneessens een standbeeld te wijden. De opdracht werd toegewezen aan de beeldhouwer Thomas VinƧotte (1850-1925).
Het standbeeld, uitgevoerd in wit marmer, stelt een geboeide Anneessens voor die onbewogen zijn dood tegemoet schrijdt. VinƧotte had voor het uitbeelden van de gelaatstrekken van Anneesens een simpele straatventer als model uitgekozen. De man, een zekere Bernardin Braeckman, die voor zijn kostwinning gekookte eieren, noten en krabben verkocht in de Brusselse herbergen vatte zijn rol zo ernstig op dat hij voor de rest van zijn dagen dacht dat hij de geĆÆncarneerde Anneessens zelf was. Hij liet zich een kepie aanmeten waarop in grote zilverkleurige letters de naam van de gildedeken was aangebracht. In 1889 werd het standbeeld onder ruime belangstelling plechtig ingehuldigd op het Joseph Lebeauplein dat vanaf toen zijn huidige benaming van Anneessensplein kreeg. Een eerbetoon en herinnering aan een voorvechter van gemeentelijke rechten en tegenstander van ongebreideld despotisme.