Fulgencio Batista (1901-1973). Cubaans militair en staatsman. Was tweemaal president van Cuba. Zijn regering werd omvergeworpen door Fidel Castro en zijn guerrillero’s.
Fulgencio Batista wordt op 16 januari 1901 geboren in Banes, een stad in het noordoosten van Cuba. De Cubaan werd bij zijn geboorte niet ingeschreven als een Batista. Zijn vader, Belisario Batista Palermo, wilde dat niet en schreef hem in onder de naam Rubén Zaldívar. De familienaam Zaldívar was afkomstig van Batista’s moeder: Carmela Zaldívar González. Als Fulgencia Batista zich in 1933 inschrijft voor deelname aan de presidentsverkiezingen, komt aan het licht dat zijn naam niet bestaat. Volgens sommige berichten worden er 15.000 Cubaanse peso’s aan een rechter betaald om toch deel te mogen nemen aan de verkiezingen onder de naam Fulgencio Batista.
Batista groeit op in niet erg hoogopgeleide familie en wordt een autodidact. Op jonge leeftijd gaat hij aan het werk en bezoekt hij in de avonduren een school. In 1921 vertrekt Fulgencio Batista naar Havana en sluit hij zich aan bij het leger.
Opstand der Sergeanten
Op 4 september 1933 neemt Batista het Cubaanse bestuur over na de Opstand der Sergeanten die hij mede heeft geleid. Tijdens deze opstand wordt het bewind van Gerardo Machado omver geworpen. Algemeen aangenomen wordt dat Batista met steun van Amerika in Cuba aan de macht kwam. Hij wordt zelf overigens geen president. Wel laat hij zich tot kolonel benoemen en later tot generaal. Als praktisch leider van Cuba stelt hij diverse presidenten aan die in feite niet veel meer zijn dan stromannen. Zonder op de voorgrond te treden leidt Batista Cuba tien jaar. De presidenten die hij in deze periode aanstelde waren Carlos Mendieta (1934-1935), José Barnet (1935-1936), Miguel Mariano Gómez (1936) en Federico Laredo Brú (1936-1940).
Juli 1940 wordt Fulgencio Batista voor het eerst zelf president. Herkozen werd hij echter niet. Batista had de kiezers voor zijn aantreden een nieuwe grondwet in het vooruitzicht gesteld maar deze niet ingevoerd. De verkiezingen van 1944 verliest hij van Grau San Martin. Vier jaar later draagt deze het bewind over aan zijn geestverwant Carlos Prío Socarrás. Fulgencio Batista moet dan genoegen nemen met een plek in de Cubaanse senaat.
Staatsgreep van Fulgencio Batista
Batista stelt zich in 1951 opnieuw kandidaat voor het Cubaans presidentschap maar al snel wordt duidelijk dat hij onder de bevolking niet populair genoeg is om deze te winnen. Drie maanden voor de verkiezingen, 10 maart 1952, pleegt hij een succesvolle staatsgreep. Fidel Castro had zich overigens ook aangemeld voor de verkiezingen die vanwege de staatsgreep niet doorgingen.
Als president van Cuba ontpopt Batista zich nu tot dictator. Hij trekt aan aantal rechten van de bevolking in – waaronder het recht op staken – en hervormt Cuba zo dat het een land wordt waar het maken van grote economische winsten centraal staat. Havana wordt een stad die bekend staat om haar goktenten, prostitutie en georganiseerde misdaad. Amerika steunt de regering van Batista hoewel het land hoe langer hoe minder democratisch wordt.
De advocaat Fidel Castro is op zijn zachtst gezegd niet blij met de dictatuur van Batista en valt samen met een aantal andere revolutionairen op 26 juli 1953 de Moncada Kazerne in Santiago de Cuba aan. De aanval mislukt en Batista laat per iedere soldaat die tijdens de aanval is omgekomen tien revolutionairen doden. Kort na de mislukte aanval wordt Castro gearresteerd. Deze wordt niet geëxecuteerd maar veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Een jaar hierna laat Batista verkiezingen houden. Hijzelf is de enige legale kandidaat en wordt president van Cuba. De kritiek op zijn regime is echter groot. Om die kritiek enigszins het zwijgen toe te brengen laat Batista op 15 mei 1955 Fidel Castro en andere revolutionairen die nog in de gevangenis zitten en betrokken waren bij de aanval op de Moncade Kazerna vrijlaten. Al snel gaan er geruchten rond dat troepen van Batista Fidel Castro willen vermoorden. Deze vlucht hierop naar Mexico en zet vanuit daar zijn revolutionaire beweging M-26-7 op poten.
Tegen het eind van het jaar 1955 nemen de studentenopstanden in de straten van Havana tegen het regime van Batista steeds grotere vormen aan. Veel van de studenten zijn uit op de omverwerping van het dictatorschap van Batista en willen dat er een regering komt die hun rechten respecteert en onafhankelijk van de Verenigde Staten opereert. Batista stelt zich steeds harder op. Studenten die vanaf de Universiteit van Havana een demontratie willen beginnen, worden door de politie met geweld tegengehouden. Studentenleider José Antonio Echeverría krijgt het zelfs zo erg te verduren dat hij noodgedwongen enige tijd in het ziekenhuis door moet brengen. Een andere populaire studenleider wordt in december 1955 door mannen van Batista gedood. Dit zorgt voor nog meer kritiek op diens bewind. Na de dood van de studentenleider wordt er in het land massaal geprotesteerd en leggen arbeiders in het hele land het werk vijf minuten lang neer.
De massale kritiek op het bewind slaat Batista niet uit het veld. Hij neemt de touwtjes nog strakker in handen. Hij perkt onder meer de vrijheid van de media verder in en laat zijn militaire politie door de straten marcheren. Cubanen die ervan verdacht worden kritiek te hebben op zijn bewind worden aangehouden en in de gevangenis gegooid.
Coup
April 1956 geeft Batista het bevel om kolonel Ramón Barquín generaal en legerleider te maken. Wat hij niet weet is dat deze Barquín een coup tegen Batista heeft voorbereid. Zelfs nadat Barquín heeft gehoord van de promotie die Batista voor hem in petto heeft, zet hij zijn coup-plannen door. Op 6 april leidt Barquín een aanval waaraan enkele honderden hoge militairen deelnemen. De coup mislukt doordat de luitenant Ríos Morejón verraad pleegt. Barquín en veel van zijn kameraden worden gevangen genomen. De coup is feitelijk mislukt, maar heeft Batista toch een flinke slag toegebracht. De mislukte coup sloeg de ruggengraat van het leger weg. Barquín leidde onder meer de Cubaanse oorlogsschool en vele belangrijke officieren werden na de coup gevangen genomen.
Amper acht maanden na de coup van Barquín komt Fidel Castro met zijn guerilla’s per boot op Cuba aan. Een gewapende strijd tussen de revolutionairen en het leger van Batista volgt. Batista krijgt het zwaarder en zwaarder maar wil van geen wijken weten. Vanwege de vele studentenprotesten in Havana laat hij de universiteit in november 1956 sluiten en studentenleider José Antonio Echeverría wordt na een radio-uitzending en georganiseerde aanval op het Preisdentieel Paleis op 13 maart het volgende jaar gedood.
Berichten over de strijd die Castro en zijn mannen vanuit de bergen van de Sierra Maestra leveren maakt veel Cubanen enthousiast. De positie van Batista komt meer en meer onder druk te staan en als in 1958 duidelijk wordt dat de Verenigde Staten Batista niet langer te steunen, valt het doek voor de Cubaan. Op 1 januari 1959 doet hij afstand van zijn positie en vlucht hij midden in de nacht naar Santo Domingo, de hoofdstad van de Dominicaanse Republiek. Kort hiervoor heeft een leger geleid door de revolutionair Che Guevara een leger van Bastista bij Santa Clara verslagen. Veel van Batista’s sympathisanten volgen het voorbeeld van de afgetreden dictator en ontvluchten eveneens het land. Dezelfde dag neemt de beweging van Fidel Castro de Cubaanse hoofdstad Havanna in. Twee weken later wordt Castro premier van Cuba.
Batista leeft hierna nog lange tijd in ballingschap, onder meer in Portugal. Hij overlijdt op 6 augustus 1973 in Spanje na een hartaanval.
- Lees ook: Fidel Castro (1926-….)