Dark
Light

Geel, een Kempens dorp, zot van geesteszieken

7 minuten leestijd
Tweede paneel van het Dimpna-altaarstuk, detail
Tweede paneel van het Dimpna-altaarstuk, detail (The Phoebus Foundation)

Geel is een begrip wereldwijd in de psychiatrie. Al eeuwen worden geesteszieken daar, in dat Kempens dorp, op een alternatieve, zachtzinnige manier behandeld. ‘Ons Zottekes’, zoals de inwoners van Geel hun gasten soms teder noemen, leven er in gewone gastgezinnen en delen het dagelijkse reilen en zeilen. Die unieke, heilzame therapie vindt haar oorsprong in het verhaal van een vrouw: de heilige Dimpna. Een tentoonstelling en een klepper van een boek Zot van Dimpna vertellen meer over haar levensverhaal, haar cultus en één groots schilderij.

Dimpna, kort voordat ze door haar vader wordt gedood. Zesde paneel van het geopende altaarstuk.
Dimpna, kort voordat ze door haar vader wordt gedood. Zesde paneel van het geopende altaarstuk. Digitale reconstructie door Timothy De Paepe (Hannibal Books)
Er was eens… een mooie prinses. Dimpna. Zo mooi dat zelfs haar vader, een Ierse vorst, zijn oog én wellust op haar had laten vallen. De weduwnaar zag in zijn dochter de enige geschikte opvolgster van haar overleden moeder. Dimpna, die zich tot het christendom had bekeerd, vluchtte naar het vasteland waar ze samen met haar oude biechtvader Gerebernus in een kluis in de bossen, nabij Geel in de toen nog stille Kempen leefden. Maar zelfs over het Kanaal in de Lage Landen wisten Ierse spionnen haar verblijfplaats te detecteren. Haar vader verliet zijn eiland, stak de plas over, probeerde zijn dochter alsnog te paaien. Maar toen ze zijn incestueus aanbod weigerde, hakte hij eigenhandig het hoofd van zijn mooie dochter af. In een vlaag van waanzin en geestesverbijstering vertelt de legende. Sedertdien werd Dimpna beschouwd als de patroonheilige van mensen die hun hoofd verloren.

Van heinde en verre trokken hele families vanaf de twaalfde eeuw op bedevaart naar Geel. Samen met hun ‘gestoorde’ verwanten deden ze er een ‘boetedoening’ van negen dagen om ‘de duivel’ uit te drijven. Sommige ‘verdwaasden’ gingen niet opnieuw huiswaarts maar bleven in gastgezinnen wonen. Daar ligt de basis van die unieke Geelse psychiatrische gezinsverpleging: ‘waanzinnigen’ werden er niet opgesloten in kerkers en/of aan helse manipulaties onderworpen. De gezinnen en de gemeenschap nemen hen (nog altijd) warmhartig in hun midden op en zijn attent voor hun… eigenheid.

Sprookjes en mythes

Dimpna van Geel op een muurschildering in het Begijnhof in Sint-Truiden
Dimpna van Geel op een muurschildering in het Begijnhof in Sint-Truiden (CC BY 4.0 – Kris Vandevorst – wiki)
Zoals bij menig heiligenleven blijft het raden of de cultuspersoon werkelijk bestaan heeft. In de vroege dertiende eeuw werd wel een Latijnse hagiografie over Dimpna – op basis van mondelinge overlevering en volksverhalen – geschreven. Voor haar bedevaartcultus ziet kunsthistoricus Paul Vandenbroeck, senior researcher aan het onderzoekscentrum Illuminare (KU Leuven), een caleidoscoop van verklaringen, een vermenging van mythe, sprookje en vrouwelijke onaantastbaarheid. In zijn doorwrocht boek Een laatmiddeleeuwse schilderijencyclus van Goswin Van der Weyden met het leven van de H. Dympna (1505). Een onderzoek naar de pyschoarcheologie van een Vlaamse heilige stelt Paul Vandenbroeck:

De mythe van Dympna is eveneens een historische verwerking van het multiculturele verleden en de daaruit voortvloeiende conflicten, verwerkt in een model rond religieuze en ethische waarden.

Ook in de vroege middeleeuwen waren er immers in heel Europa al migrantenstromen. Dimpna als Ierse is daarvan een ‘legendarisch’ voorbeeld. Haar naam is – volgens Paul Vandenbroeck – van Keltische oorsprong:

d-m-(b/p)-n betekent ‘hoog, verheven’. Het oud-Ierse ‘donum’ staat voor ‘wereld’ […]
Het Keltische cultuurgebied kende de godin Damona (Domnu…).

Dat de Ierse prinses in de streek van Geel werd vereerd, is ook niet toevallig. Paul Vandenbroeck ziet het verchristelijken van de Keltische ‘brongodin’ Dumbna/ Damona:

De bovennatuurlijke bronvrouwen waren eerder wezens zoals nimfen, vrouwelijke krachten die een menselijke gedaante konden aannemen.

Nimfen woonden meestal nabij bronnen of waterplekken.

Vermoedelijk werd de bron van Zammel bij Geel (waar Dympna volgens de legende verbleef) reeds van in de voorchristelijke tijd als geneeskrachtig oord van de Keltische elf/nimf/godin Damona/ Dumbna beschouwd. (Paul Vandenbroeck in Een laatmiddeleeuwse schilderijencyclus van Goswin Van der Weyden met het leven van de H. Dympna […])

Restauratoren brengen een vernislaag aan tijdens de restauratie van het altaarstuk
Restauratoren brengen een vernislaag aan tijdens de restauratie van het altaarstuk (Hannibal Books)

Biddend op reis

Beewegen, de biddende pelgrimstochten rond heiligen, bronnen en relieken met heilskrachten, waren eeuwenlang een praktijk om van lijfelijke en geestelijke klachten af te raken. Lourdes – met haar grot en bron – is nog altijd een populair Frans bedevaartsoord. Maatschappelijke veranderingen voor religieuze praktijken spelen ook mee:


Vanaf de twaalfde eeuw vonden in de hele samenleving diepgaande veranderingen plaats. Nieuwe landbouwmethoden maakten het mogelijk onontgonnen gebieden, zoals de Kempen, in cultuur te brengen. Dat werd een bron van steeds grotere welvaart. Schapen zorgden voor de bloei van de wolhandel en de lakennijverheid. Veel mensen kregen het steeds beter. Met het drieslagstelsel kwam een nieuwe arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen op gang. Ook jonge meisjes gingen voor hun huwelijk buitenshuis werken, of ze grepen de kans om begijn te worden. Kolonisten waagden zich op de heidegronden en in de bossen. Dat vroeg om een mentale omslag. Steden en handelscentra, zoals Antwerpen, kwamen op. In die steden en ook in de boerengemeenschappen kregen nieuwe groepen kansen om zich te ontplooien. Stedelingen begonnen niet alleen politieke en economische macht naar zich toe te trekken − de bakkers en de wevers, de kooplui en de handwerkslieden − zij oefenden ook invloed uit op het vlak van cultuur en godsdienst. Zij bereikten het welvaartsniveau en beschikten over de tijd om zich daar actief mee bezig te houden. Religieus begaafde vrouwen konden zich voor het eerst geheel toeleggen op de godsdienst.

Kortom, nieuwe bevolkingsgroepen gingen zich actief met het geloof bemoeien. Het waren niet langer alleen de adel en de monniken, maar ook de zandontginners, de burgers in de opkomende stadjes en nog vele anderen. Zij waren het die de nieuwe, legendarische patroonheiligen introduceerden. Anneke B. Mulder-Bakker, Rijksuniversiteit Groningen, in het boek Zot van Dimpna

Geel, als toeristische trekpleister voor devote pelgrims, kon toen ook niet zonder enige marketing. Over die populaire heilige Dimpna bestelde de ambitieuze abt van de norbertijnenabdij van Tongerlo een monumentaal altaarstuk. Antonius Tsgrooten liet er meteen zichzelf bij portretteren. Op de buitenluiken van het drieluik knielt hij samen met zijn bediende Willem Sapels voor de dames Dimpna en Lucia, de patroonheilige voor de blinden.

Digitale reconstructie van het open paneel door Timothy De Paepe
Digitale reconstructie van het open paneel door Timothy De Paepe (Hannibal Books)

Het grootse altaarstuk maakte deel uit van de theaterliturgie in de Onze Lieve Vrouwkerk van de abdij:

De scharnierende luiken werden geopend en gesloten op het ritme van de liturgische kalender. De kleurrijke taferelen op de binnenpanelen gingen schuil achter de buitenpanelen met grisailles tot het moment was aangebroken om de vleugeldeuren te openen. Dan konden de gelovigen de heiligen in al hun kleurenpracht bewonderen en Dimpna’s levensverhaal stap voor stap volgen. Sven Van Dorst & Hilde Weissenborn, The Phoebus Foundation Kanselarij, in het boek Zot van Dimpna

Beelden van passie, lef en rebellie

Buitenzijde van het achtste paneel van het Dimpna-altaarstuk
Buitenzijde van het achtste paneel van het Dimpna-altaarstuk (Hannibal Books)
Het grootse retabel vertelt als een prentenboek over het ‘gekke’ leven van Dimpna: acht panelen vol passie, lef en rebellie. Het was Goossen (Goswinus of Goswin) Van der Weyden (ca. 1465-1538) die rond 1505 haar leven in een merkwaardige beeldentaal in schitterende kleuren uitwerkte. Goossen, geboren in Brussel die zich later in Lier en Antwerpen vestigde, was de kleinzoon van de beroemde schilder Rogier van der Weyden (1399/1400-1464). Rogier, vaak beschouw als één van de Vlaamse Primitieven, was noch Vlaams noch primitief. Roger of Rogelet de la Pasture, zoals zijn oorspronkelijke naam luidde, werd geboren in (het Franstalige) Doornik en was een zeer gewaardeerde tijdgenoot van Jan Van Eyck. Goossen beweerde op latere leeftijd dat hij zijn grootvader en (mogelijk) zijn inbreng van emotie in de schilderkunst imiteerde. Toch is de kleinzoon, die een gerespecteerd schilder in Antwerpen was, tussen de plooien van de kunstgeschiedenis verdwenen.

Goossen was duidelijk een succesvol en veelgevraagd kunstenaar. Meer dan twintig van zijn schilderijen, waaronder enkele van groot formaat, bleven bewaard. Hij ontwikkelde een tedere stijl en een subtiel palet, waarmee hij de compacte en verfijnde uitvoering van de vijftiende-eeuwse schilderkunst nastreefde. Stephan Kemperdick, Staatliche Museen zu Berlin, in het boek Zot van Dimpna

Dat raffinement is ook te zien in de details van de kleding, zoals de hoofddoeken van de dames, de borduursels, de gouddraad in textiel, de gebruiksvoorwerpen, zoals de tinnen en aardewerken kannen (vaak als uithangbord van herbergen en bordelen gebruikt). Het toont het professionalisme van de maker:

In Goossens tijd was een ‘beeldenmaker’ – in de zin van: iemand die beeldvoorstellingen maakt – doorgaans een soort bedrijfsleider. De meester stond aan het hoofd van een goed geoliede werkplaats, met leerlingen en gezellen. Tegen de achtergrond van de boomende kunstproductie, die vanuit de Brabantse en Vlaamse steden heel Europa overspoelde, was de concurrentie niet min. Goossen moest dus flexibel zijn. Was je als klant wat behoudsgezinder? Dan leverde hij je een iets traditioneler tafereel. Wilde je graag mee zijn met de nieuwste mode? U vraagt, wij schilderen. Katharina Van Cauteren in het boek Zot Van Dimpna

Zot van Dimpna. Een wereld vol passie, lef en rebellie
Zot van Dimpna. Een wereld vol passie, lef en rebellie
Het monumentale drieluik dat Goossen van der Weyden vermoedelijk in het Antwerpse refugiehuis van de abdij van Tongerlo schilderde, kende zelf een bewogen leven: verlies, vandalisme, in stukken gezaagd… Nu behoort het tot de collectie van The Phoebus Foundation waar een gespecialiseerd team met hoogtechnologische technieken het tussen 2017 en 2020 nauwgezet restaureerde en documenteerde.

In 2001 organiseerde Jan Hoet (wijlen de Belgische ‘kunstpaus’, oprichter van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent en internationale tentoonstellingsmaker) de tentoonstelling Y.E.L.L.O.W. in zijn ouderlijke woning in Geel. Zijn vader was immers als geneesheer verbonden aan het Psychiatrisch centrum. Ook in de familie Hoet werden ‘zwakzinnigen’ opgenomen. Bij de opening in de tuin van het huis, zei Jan Hoet over zijn tentoonstellingskeuze voor de mengeling tussen hedendaagse en ‘outsiderkunst’: als het in Geel niet kan… waarop één van de Geelse ‘gasten’ hem spontaan onderbrak met: …dan kan het nergens! Het getuigt van de tolerantie van Geel tegenover wie ‘anders’ is.

~ Eliane van den ende
Historicus en cultuurjournalist

Het boek Zot van Dimpna is een uitgave van HannibalBooks.

Voor een geleid historisch bezoek aan het Psychiatrisch Centrum in Geel: www.opzgeel.be

×