Een schrijnend verhaal in het Algemeen Dagblad. Nabestaanden van een Nieuw-Zeelander die tijdens de oorlog op Nederlands grondgebied om het leven kwam, willen zijn resten opgraven maar krijgen hiervoor geen toestemming van de eigenaar van het land.
Flight lieutenant John Davis Lunn was 21 jaar oud toen hij met zijn toestel neerstortte in het Gelderse Lingewaal. Na zijn dood kon alleen de romp van de vliegenier begraven worden op de begraafplaats van Vuren. Dat de rest van het lichaam nog ergens in de polder moest liggen, samen met delen van zijn toestel, was decennia lang bekend. De exacte locatie was dat echter niet. Stichting Eerbetoon Geallieerde Vliegeniers Lingewaal denkt de exacte locatie nu te hebben gevonden.
Nabestaanden van John Davis Lunn namen contact op met de eigenaar van het stuk land met het verzoek om de resten van hun familielid op te mogen graven. Die toestemming kwam er tot ontsteltenis van de familie niet. Helemaal cru voor de familie was dat dit bericht hen op 25 april bereikte. Op deze dag, ANZAC Day, worden in Australië en Nieuw-Zeeland de militairen herdacht die tijdens conflicten wereldwijd om het leven kwamen.
De grondeigenaar heeft zowel aan de krant als aan de familie niet verteld waarom hij geen toestemming geeft voor het opgraven van de resten. Een neef van de omgekomen vliegenier laat tegenover het AD weten de strijd nog niet op te geven:
“We willen echt niemand kwetsen. Maar we kunnen niet begrijpen waarom ze ons verbieden om Jacks vliegtuig en zijn resten te vinden. Ter ere van zijn nagedachtenis zijn we het verplicht om hiervoor te strijden. Desnoods met een advocaat.”