Soms denk je alles wel te weten over de Tweede Wereldoorlog. Totdat er verhalen worden verteld die, gebaseerd op nieuwe bronnen, het beeld over de oorlog even op z’n kop zetten. Gordon Corera’s boek Voor God en Vaderland is zo’n verhaal. Zijn verhaal draait om de duiven van operatie Columba. Vanuit Groot-Brittannië stuurde een onderafdeling van de Britse inlichtingendienst, de MI14(d), tijdens de oorlog duizenden duiven in een mandje met RAF-vliegtuigen mee naar het Europese vasteland. Het doel was het verzamelen van geheime informatie over Duitse versterkingen, materieel en troepenbewegingen.
“Duiven hebben de oorlog niet gewonnen. Dat deden de mensen. En dit verhaal gaat niet zozeer over de vogels, maar wel over de mensen die de duiven van Columba loslieten en opvingen. In een oorlog die begon met een Blitzkrieg en eindigde met een atoombom, speelden duiven een bijzondere rol als het ging om het verzamelen van geheime informatie.”
De duiven
Duiven werden al eeuwenlang gebruikt in het leger voor het verzenden van informatie. Het systeem was eenvoudig en doeltreffend, mede door de vaardigheden van getrainde duiven om van grote afstand terug naar huis te vliegen. Britse duivenmelkers stelden middels een landelijk netwerk op grote schaal duiven ter beschikking aan het leger. De duiven werden meegegeven in RAF-vliegtuigen, waaruit geheim agenten sprongen om contact te leggen met verzetsgroepen. Door de vliegeniers werden de duiven in mandjes met een parachute gedropt boven het bezette platteland. Als alles goed ging, werden de duiven gevonden door mensen die mee wilden werken. Zij vulden een vragenlijst en leverden zo informatie over het bestaan van radars, lanceringsinstallaties van V-raketten of Duitse troepen in de omgeving. De vragenlijst werd nauwkeurig opgevouwen en in een kokertje aan de poot bevestigd. Vervolgens werd de duif weer losgelaten en vloog die terug naar zijn til in Engeland, honderden kilometers verderop. Daar werd de informatie opgehaald door een koerier die het kokertje razendsnel naar Londen bracht.
Resultaten
De informatie die binnenkwam was, zo merkten de analisten in Londen al snel, zeer bruikbaar. Mede door de snelheid van de duif was de doorgekomen informatie vers. Niet alle boodschappen bevatten bruikbare informatie, toch kwam zo nu en dan uiterst waardevolle informatie binnen. Dit ging niet zonder slag of stoot. Gedurende het gehele proces stonden de duiven bloot aan een groot aantal gevaren. Ten eerste was het maar de vraag of de duiven door de RAF gedropt konden worden. De duiven gingen immers mee op bestaande missies, die echter door slecht weer veelvuldig uitgesteld werden. Was een duif eenmaal gedropt, dan moest die nog heel wat hindernissen nemen. Uit vrees voor de bezetter gaven veel burgers die duiven vonden de vogels aan Duitse militairen. Vele andere duiven werden gevonden door Duitsers, die na droppings zoektochten op touw zetten om zoveel mogelijk duiven op te sporen vinden. Weer anderen eindigden als mals hapje vlees op het bord van hongerige burgers.
Wanneer de duif gevonden werd door een patriottische verzetsgroep of moedige burger, namen zijn kansen op terugkeer naar Engeland toe. De geheime informatie werd opgeschreven en teruggestopt in de koker. Nadat de duif werd vrijgelaten was er nog één grote hindernis: de terugtocht. Niet alleen weersomstandigheden als storm, sneeuw of harde wind konden de duif hinderen op zijn terugtocht, ook haviken zagen in de postduiven een makkelijke prooi. En dan waren er nog Duitse militairen die, wanneer ze een duif in het oog kregen, er alles aan deden de duif neer te schieten. Duitse officieren beraamden verder plannen om via de duiven de Engelsen foutieve informatie toe te sturen. Zij werden met gelijke munt betaald omdat de Engelsen eenzelfde misleiding probeerden toe te passen met Duitse duiven.
Boodschap 37 en de Belgische connectie
Gordon Corera, in het dagelijks leven security correspondent bij de BBC, schreef in 2018 het boek Secret Pigeon Service. Hij startte zijn onderzoek naar de grootschalige duivenoperatie nadat hij in de Nationale Archieven in Kew stuitte op een geheimzinnig mapje met daarop de woorden ‘Secret’ en ‘Columba’. Het dossier bleek een schat aan geheime berichten te bevatten die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan poten van Engelse duiven over het Kanaal en de Noordzee waren gevlogen. Een van de belangrijkste boodschappen was ‘boodschap 37’, afkomstig van de Belgische verzetsgroep die opereerde onder de codenaam ‘Leopold Vindictive’.
Corera’s zoektocht naar de afzender van dit belangrijke bericht vol geheime informatie leidde hem naar België. Leopold Vindictive bleek een Belgische verzetsgroep te zijn onder leiding van de rooms-katholieke priester Joseph Raskin uit Lichtervelde. In juli 1941 vond een van zijn kennissen een Britse duif in de velden. Na overleg besloten ze met een kleine groep mee te werken aan de Britse vraag naar informatie en begon men naarstig met het zoeken naar informatie. Naast Raskin werkten ook de broers Gabriël, Arseen en Michel Debaillie, hun zussen Marie en Margaret en hun vriend Hector Joye mee. Nadat hun duif weer in Engeland terug was, belandde Boodschap 37 op een bureau in Londen, waar verbaast werd gereageerd op de uiterst gedetailleerde informatie.
Een hoge tol
Raskin en zijn groep gingen hierna iet met de armen over elkaar zitten. In de loop van de maanden nadat de eerste duif was teruggestuurd, verzamelden zij uiterst gedetailleerde informatie over de Belgische kuststrook en de posities van Duitse versterkingen. Helaas lukte het niet om opnieuw contact te leggen met Londen om méér duiven te ontvangen en bleven zij zitten met hun informatie. Via allerlei verzetsnetwerken probeerde Raskin alsnog contact te leggen met Londen. Zijn contacten die hij opdeed in deze netwerken leidden uiteindelijk tot zijn arrestatie in 1942. Doordat de verzetsgroepen waren geïnfiltreerd door Duitse spionnen, kwam ook Raskin in gevaar. Samen met zijn vrienden Joye en Debaillie werd hij op 18 oktober 1943 met de guillotine onthoofd.
De tol van de operatie Columba, zo concludeert Corera aan het einde van zijn boek, was hoog. Niet alleen voor de duiven – van de 17.000 uitgeworpen duiven keerden er slechts 1.000 terug in Engeland – maar ook voor de mensen die voor hun deelname aan het Britse spionagenetwerk betaalden met hun leven. De auteur:
“Hoe kunnen wij ooit oordelen over de vreselijke prijs die de drie vrienden uit Lichtervelde hebben betaald voor hun beslissing om de duif uit Ipswich, die ze op die ochtend in juli in het veld vonden, terug te sturen? Het team van MI14(d) stond versteld van de informatie die Joseph Raskin, Hektor Joye en Arseen Debaillie hun hadden bezorgd, maar was die echt hun leven waard? Een mogelijk antwoord is dat de drie mannen een drang voelden, ingegeven door patriottistische vaderlandsliefde en gesteund door hun eigen geloof.”
Voor God en Vaderland
Als religiehistoricus raakte ik geïnteresseerd in het boek door de titel van de Nederlandse vertaling van Corera’s boek. Hoe fungeerde geloof in de verzetsgroepen in België tijdens de Tweede Wereldoorlog? De hoofdpersoon van het Belgische deel van het verhaal, pater Raskin, had als missionaris in China gewerkt en oefende tijdens zijn spionageactiviteiten en latere gevangenschap zijn religieuze taken uit. Daarnaast maakt Corera duidelijk dat geloof en vaderlandsliefde belangrijke factoren waren in de motivatie om mee te werken met de Britten. Ook wijst Corera op een boeiend aspect van het duivenproject, namelijk de sterke religieuze symboliek die de duif in zich draagt. De duif bracht niet alleen hoop in een bezet land, maar stond voor Raskin ook symbool voor de Heilige Geest.
‘Geloof, plichtsbesef en spioneren waren in het hoofd van de priester onlosmakelijk met elkaar verbonden.’
Toch stelt de Nederlandse titel teleur. De religieuze kant van het verhaal wordt zo nu en dan genoemd, het verhaal van Raskin voert in het boek niet de hoofdtoon, ondanks de suggesties van titel en ondertitel. Het geheel van het boek draait meer om de Britse inlichtingendiensten met hun ruzies om de duiven, concurrentie tussen verschillende overheidsorganisaties en verwikkelingen waarin Belgische spionnen terechtkomen. De Nederlandse vertaling – door Petra Van Caneghem uitstekend verzorgd – stelt begrijpelijkerwijze de Belgische connectie in het centrum van de aandacht. Dat overtuigt niet helemaal. Deze constatering neemt echter niet weg dat Corera een fascinerend boek heeft geschreven over een belangrijk aspect van de Tweede Wereldoorlog.