In de geschiedenis van de herleving van het katholieke volksdeel in Nederland nam de katholieke intellectueel Gerard Brom (1882-1959) – alias ‘de katholieke Johan Huizinga’ – een centrale plaats in. Historicus Paul Luykx – voormalig hoofddocent nieuwste geschiedenis in Nijmegen en auteur van het succesvolle boek Andere katholieken (2000) – bespreekt in de vuistdikke biografie Heraut van de katholieke herleving (Vantilt, 2015) alle facetten van het veelkleurige leven van kartrekker Brom.
De familie Brom: intellectuelen en kunstenaars
Al eerder sprak een aantal historici, onder wie de bekende historicus A.Th van Deursen (1931-2011), zich uit voor een biografie van Gerard Brom. Vooral vanwege de grote invloed die deze man op het katholieke leven heeft gehad, is het eigenlijk verbazingwekkend dat het zolang heeft geduurd totdat er een gedegen levensbeschrijving van Brom van de persen rolde. Het lange wachten op deze biografie is overigens wel lonend: Luykx heeft zich met een 1000 pagina’s tellende biografie, die grondig onderbouwd is en vol anekdotes en wetenswaardigheden staat, uitstekend van zijn taak gekweten.
Het belang van deze biografie is duidelijk. Gerard Brom was in de eerste decennia de voornaamste woordvoerder van wat in de historiografie bekendstaat als ‘de katholieke herleving’, de beweging die vanaf 1853 bij het herstel van bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, streefde naar enen volwaardige, gelijkberechtigde plaats van het katholicisme in Nederland. Brom leverde daaraan met name als denker en intellectueel een belangrijke bijdrage, door tal van boeken te publiceren waarmee hij de katholieke herleving geestelijk voedde. Toch roept de naam ‘Gerard Brom’ vandaag de dag weinig herkenning op:
“Veel associaties roept de naam Brom vandaag de dag niet meer op. Maar in de eerste helft van de twintigste eeuw wel anders. Bij het noemen van die naam kon de gedachte zelfs twee, drie kanten opgaan. Intellectueel georiënteerden schoot dan waarschijnlijk allereerst de persoon van de geleerde schrijver en latere Nijmeegse hoogleraar te binnen, de man die het onderwerp van dit boek is, eventueel ook van diens veel oudere broer Gisbert of Gijs, de priester die in 1904 de eerste directeur van het Nederlands Historische Instituut in Roem werd, maar al in februari 1915 overleed. Een meer artistiek geïnteresseerde zal eerder aan Utrecht hebben gedacht, waar drie generaties Brom en edelsmidse voor bijna uitsluitend kerkelijk vaatwerk tot bloei hadden gebracht. Gerard stierf in 1959, de twee neven die als laatste het Utrechts bedrijf leidden, Jan Eloy en Lei, in 1954 respectievelijk 1965. Zowel de intellectuelen als de kunstenaars Brom waren vertegenwoordigers van een katholieke herleving, waarover na hun dood alleen historici nog bogen. Een tijdperk leek afgesloten.”
Drankbestrijder en docent
Brom promoveerde in 1907, na een studie Letteren in Utrecht, cum laude op het proefschrift Vondels bekering. Hij werd leraar Nederlands in Apeldoorn en was actief als spreker op congressen en katholieke bijeenkomsten, waarin hij zich onder meer profileerde drankbestrijder en met allerlei ideeën voor de vernieuwing van het katholieke leven op de proppen kwam.
Toen in 1923 de Katholieke Universiteit Nijmegen geopend werd, begon Brom daar als hoogleraar met als leeropdracht “de schoonheidsleer en de kunstgeschiedenis”. Gedurende 23 jaar doceerde hij deze vakken, om in 1946 de overstap te maken naar de Nederlandse letterkunde, als opvolger van het jaar daarvoor overleden priester-taalkundige Jac. van Ginneken (1877-1945) die bekendstond (aldus Onze Taal in 2012) als ‘een van de kleurrijkste taalwetenschappers die ons land ooit gekend heeft’.
Biograaf
Tijdens zijn werkzame leven publiceerde Brom verscheidene biografieën van vooraanstaande katholieken, onder wie in 1936 een levensbeschrijving van de politicus Herman Schaepman (1844-1903), in 1950 een boek over Alphons Ariëns (1860-1928), een vooraanstaande Nederlandse priester en ideoloog van de katholieke sociale beweging, en in 1956 over de schrijver-publicist Joseph Alberdingk Thijm (1820-1889).
Andere boeken waarmee Brom de aandacht trok waren onder meer Herleving van de katholieke wetenschap in Nederland: gedenkboek (1930), Herleving van de kerkelijke kunst in katholiek Nederland (1933), Vondels geloof (1935) en Nietzsche’s antichrist (1946). Over deze eerste twee boeken lezen we in Luykx’ biografie:
“De herleving van het Nederlandse katholicisme beschrijven was een van de doelen die Brom zich als contemporain-historicus, dat is als historicus van de eigen tijd en de directe voorgeschiedenis ervan, had gesteld. Daarbij had hij vooral de cultuursector op het oog, zodat twee flinke boekdelen gingen over de herleving van de wetenschap en van de kerkelijke kunst, respectievelijk daterend uit 1930 en 1933. Hoewel het grootste deel van de tekst van die boeken is besteed aan het schetsen van grote lijnen en het bieden van algemene beschouwingen, valt toch ook op hoe hij, soms in aparte hoofdstukken, de rol van sommige voortrekkers in het herlevingsproces reliëf gaf, met name die van Thijm, Schaepman en [Pierre] Cuypers.” (631)
Luykx’ boek bevat – naast het uitvoerige betoog waarvan hierboven de hoofdlijnen staan weergegeven – een uitgebreid notenapparaat, een literatuurlijst en een personenregister.
Boek: Heraut van de katholieke herleving: Gerard Brom (1882-1959)