Over de Torah, waarmee we hier de vijf boeken van Mosje (Mozes) bedoelen, wordt door Joodse geleerden al eeuwen gediscussieerd. In de Talmoed zijn die discussies vastgelegd. Het woord Talmoed is verwant aan het Hebreeuwse werkwoord lamad, wat zoveel betekent als leren of onderwijzen. In dit artikel aandacht voor de geschiedenis van de Talmoed en de rol die het speelt in het religieuze leven van veel Joden.
Wie het heeft over de Talmoed moet het eigenlijk eerst over de Torah hebben. Met de Torah, dat normaal gesproken vertaald wordt met het woord ‘wet’, worden meestal de eerste vijf boeken van Mosje bedoeld. Deze vijf boeken komen ook in de Bijbel voor: Genesis, Exodus, Numeri, Leviticus en Deuteronomium. Deze eigenlijke Torah, ook bekend als de Pentateuch, vormt de kern van het Joodse geloof en de gebruiken die daarbij horen. In de vijf boeken van Mosje wordt beschreven hoe het de mensheid in het vroege begin verging en hoe de mensheid zich in die eerste eeuwen na de schepping ontwikkelde. Ook bevat de Torah een groot aantal wetten en leefregels. Voor Joodse gelovigen is de Torah vooral van groot belang omdat in de boeken het verbond tussen G’d en de aartsvaders Awraham (Abraham), Jitschak (Izaäk) en Ja’akow (Jakob) wordt beschreven.
Binnen het Jodendom wordt onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde schriftelijke Torah (de Tora Misinaj) en de mondelinge Torah (de Tora sjel Ba’al Peh). Orthodoxe Joden geloven dat G’d aan Mosje behalve de schriftelijke ook de mondelinge Torah gaf. Mosje is daarmee een cruciaal figuur binnen het Jodendom. Hij wordt ook wel eens gezien als de stichter van Israëls godsdienst.
Mosje leefde van 1393 tot 1273 voor het begin van de gewone jaartelling . Daarmee wordt over het algemeen aangenomen dat hij leefde in de tijd van farao Ramses II, een farao die destijds over Egypte regeerde en daarmee ook over de Israëlieten die op dat moment in een deel van zijn rijk woonden. Toen deze Israëlieten jarenlang als slaven waren behandeld, besloot G’d dat het volk Egypte moest verlaten. Hij gaf Mosje daarop opdracht het volk uit Egypte te leiden. Na deze beroemde uittocht uit Egypte, die jaarlijks met Pesach wordt herdacht, leefde het volk jarenlang onder leiding van Mosje en diens broer Aharon (Aäron) in de woestijn.
Veertig dagen en nachten na de uittocht uit Egypte groeiden de Israëlieten uit tot een volk. Om het verbond tussen G’d en het volk te bezegelen, gaf G’d het volk de Torah waarin afspraken en verantwoordelijkheden vastgelegd werden, samen met beschrijvingen van de consequenties die het zou hebben als het volk de wetten niet na zou leven. De openbaring van de Torah vond plaats in 1313 voor het begin van de gewone jaartelling. Het volk bevond zich op die dag aan de voet van de berg Sinaï. Terwijl Mosje op de berg was gaf G’d hem de Torah. Deze schriftelijke Torah bevat in totaal 613 voorschriften, waarvan 248 geboden en 365 verboden. Orthodoxe Joden geloven dat G’d aan Mosje niet alleen de Schriftelijke Torah gaf, maar daar ook de uitleg bij gaf.
Het overbrengen van de Torah
Nadat Mosje alles van G’d gehoord had, vertelde hij het door aan zijn broer Aharon en daarna aan diens zonen El`azar (Eleazar) en Itamar. Vervolgens werden de Zeventig Oudsten onderwezen en tot slot de rest van het volk. Mosje trok zich hierop terug waarna Aharon het volk de mondelinge Torah nogmaals onderwees. Ook Aharon trok zich hierna terug. Zijn zonen El`azar en Itamar onderwezen het volk toen nogmaals. Nadat ook Aharons zoons vertrokken waren onderwezen de Zeventig Oudsten het volk dat de mondelinge Torah hierna vier keer gehoord had. Vervolgens leerden de leden van het volk elkaar de mondelinge Torah en de hoofden van het volk steunden hen daar bij totdat iedereen de Leer van binnen en buiten kende. De hoofden doceerden het volk ook de uitleg van de mondelinge Torah. Op deze manier werd zowel de schriftelijke als de mondelinge Torah in het geheugen van het volk gegrift.
Talmoed
De Joodse wet wordt vaak een levende wet genoemd. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat over de Joodse wet in de loop der tijden veelvuldig is gediscussieerd, zeker door rabbijnen. De Talmoed is het resultaat van die rabbijnse discussies en beslissingen over onder meer de Joodse wet ethiek, filosofie leefgewoonten en geschiedenis. In de Talmoed komen vrijwel alle aspecten van het religieuze en seculiere leven aan bod.
Vanaf het moment dat G’d de Torah aan het het volk Israël gaf, is er door het volk en zijn leiders veelvuldig over de wet gesproken en gediscussieerd. De Torah werd ook nog altijd onderwezen. In de Bijbel wordt dit uitvoerig beschreven. Zo wilde de Joodse Schriftgeleerde Ez’ra (Ezra) in de vijfde eeuw voor de gewone jaartelling bijvoorbeeld dat de Torah het fundament van het Joodse godsdienstige leven zou worden. Dit staat beschreven in het naar hem vernoemde Bijbelboek Ezra / Esdras:
“Want op de eerste van de eerste maand was de klim uit Babylon begonnen, en op de eerste van de vijfde maand kwam hij in Jeruzalem aan overeenkomstig de goede hand van zijn G’d over hem, omdat Ezra zijn hart erop gericht had om de Tora van Hasjem te onderzoeken en te dóen,- en in Israël de irrationele en de rationele wetten te leren. – Ezra 7:9-11
De Talmoed is kort gezegd de schriftelijke vastlegging van de discussies die eeuwenlang door Joodse geleerden over de toepassing van de Torah-voorschriften zijn gevoerd. De Talmoed bestaat uit twee delen: de Misjna en de Gemara.
Misjna
Na verschillende eeuwen hadden alle jesjiva (leerscholen) hun eigen verzameling Torah-uitleggingen. In de tweede eeuw na het begin van de gewone jaartelling besloot Rabbi Jehoeda Hanassi deze mondelinge tradities samen te brengen en te rangschikken. De Rabbi, ook wel Jehoeda de Prins of Rabbenoe Hakodesj (“onze heilige Meester”) genoemd, vormde zo de Misjna. Belangrijkste grondslag van de Misjna waren de verzamelingen van de rabbi Akiva ben Joseef (ca. 50-135 na Chr.) en rabbi Meïr.
Rabbi Jehoeda Hanassi codificeerde als het ware de Mondelinge Torah. De Misjna bouwde hij op uit zes hoofdafdelingen:
- Zeráiem (zaden), bestaat uit elf verhandelingen over de wetten van de landbouw.
- Mo’ëd (vastgestelde feest- en gedenkdagen), bestaande uit twaalf verhandelingen over de voorschriften voor de Sjabbat, de Hoogtijdagen (zoals Pesach en andere feestdagen), etc.
- Nasjiem (vrouwen), bestaat uit zeven verhandelingen over huwelijk, scheiding, ontrouw, etc.
- Nezekiem (schadevergoeding), bestaande uit tien verhandelingen over straf- en civielrecht.
- Kodosjiem (heilige zaken), bestaat uit elf verhandelingen over de verschillende vormen van tempeldiensten.
- Tachorot (reinigingswetten), bestaat uit elf verhandelingen over rituele reinheid en onreinheid.
Gemara
De Gemara bevat de commentaren en discussies van rabbijnen op de Misjna. Dit deel van de Talmoed bestaat als het ware uit verslagen van discussies die in de loop der tijd op Talmoedleerscholen zijn gehouden. Waar de Misjna werd samengesteld om gevonden stellingen beknopt weer te geven, bevat de Gemara volledige academische – en zeer uiteenlopende – voordrachten. De tekst van de Gemara is opgebouwd uit een dialoog van vraag en antwoord.
Talmoed Jeroesjalmi & Talmoed Bavli
Het zogenaamde ‘proces van de Gemara’ vond in twee belangrijke centra van de Joodse wetenschap plaats: in Israël en in Babylonië. Hierdoor werden ook twee vormen van analyse ontwikkeld. Wanneer gesproken wordt over de Talmoed, wordt er daarom ook wel onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde Talmoed Jeroesjalmi (Talmoed van Jeruzalem) en de Talmoed Bavli (Babylonische Talmoed). Van de Talmoed van Jeruzalem is bekend dat deze in de vierde eeuw in Israël werd opgesteld. Wie er precies aan meewerkten is niet bekend. De Babylonische werd opgesteld rond het jaar 500.
Er zijn flinke verschillen tussen de twee Talmoeds. Hoewel de Babylonische minder zogenaamde Misjnatraktaten bevat dan de Talmoed van Jeruzalem (36 om 39) heeft deze toch een veel grotere omvang. De Babylonische Talmoed is vanwege de vele discussies met ongeveer 2,5 miljoen woorden een stuk groter dan de Talmoed van Jeruzalem (750.000 woorden). Dát deze Talmoed een stuk uitgebreider is, komt omdat deze is opgesteld in de periode dat het Joodse volk in ballingschap leefde en men toen dus niet kon beschikken over de wijsheid van de geleerden in Israël. Ook qua taal zijn er verschillen tussen de twee Talmoeds. De Talmoed van Jeruzalem is opgesteld in een West-Aramees dialect terwijl de Babylonische bestaat uit een mengeling van talen (Hebreeuws, Oost-Aramees, Latijn, Grieks en Perzisch).
Wanneer over de Talmoed wordt gesproken heeft men het doorgaans over de Babylonische Talmoed. De Talmoed van Jeruzalem wordt echter wel als de belangrijkste Talmoed gezien, onder meer omdat deze ouder is. Omdat deze Talmoed een stuk kleiner is dan de Babylonische Talmoed wordt ook wel gezegd dat de Talmoed van Jeruzalem dichter bij G’d is blijven staan. Er werd immers veel minder gediscussieerd. Of de Talmoed van Jeruzalem altijd zo ‘klein’ is geweest, wordt echter betwijfeld. Verschillende deskundigen gaan ervan uit dat de Talmoed vroeger uit meer delen bestond en daarmee een stuk groter was.
De rol van de Talmoed vandaag
Binnen het Orthodoxe Jodendom is de Talmoed nog altijd van groot belang. Orthodoxe Joden zijn ervan overtuigd dat de Torah, zowel de Geschreven als de Mondelinge, onveranderd is en onveranderd blijft. In synagogen en leerscholen wordt dan ook nog altijd fel gediscussieerd over vele mogelijke interpretaties van de Talmoed. Door middel van een leerprogramma wordt iedere dag een pagina van de Talmoed geleerd. Na 7,5 jaar is de cyclus rond en begint men opnieuw.
Over de Talmoed wordt vandaag de dag nog veel gediscussieerd maar weerlegbaar is hij, anders dan in de tijd van de geleerden, niet meer. Tegenwoordig is de Talmoed letterlijk gesloten. Orthodoxe Joden geloven dat hij in G’ds Geest geschreven en bediscussieerd is. Er wordt dus niets meer aan veranderd.
Binnen het Liberale Jodendom speelt de Talmoed, hoewel hij nog wel gedoceerd wordt, een minder grote rol dan binnen het Orthodoxe Jodendom.