Het begrip geuzennaam kent iedereen wel. Maar wat betekent deze term precies? En waar komt het woord geuzennaam historisch gezien vandaan? Wat zijn bekende voorbeelden van geuzennamen?
Geuzennaam kan gedefinieerd worden als een zelfgekozen erenaam. Aanvankelijk worden geuzennamen vaak gebruikt om anderen te bespotten en belachelijk te maken. De partij die bespot wordt, gebruikt de naam echter vol trots.
Waar komt ‘geuzennaam’ vandaan?
De term geuzennaam gaat terug tot de zestiende eeuw, toen de Nederlanden tijdens de Opstand (1568-1648) het Smeekschrift der Edelen aanboden aan landvoogdes Margaretha van Parma, in Brussel. Dit vond plaats op 5 april 1566. Wat er toen gebeurde wordt vermeld in De kroniek van Godevaert van Haecht (1566). De aanwezige raadsheer Karel van Berlaymont (ca.1510-1578) zag de circa tweehonderd edelen die Margaretha een petitie gaven om de protestanten meer ruimte te geven en zei toen, volgens de overlevering, het volgende:
“N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux” (Wees niet bang, mevrouw, het zijn maar bedelaars)
Geuzen is dan ook afkomstig van ‘des geuex’, wat bedelaars of armoedzaaiers betekent. In een ouder verslag van Jacob van Wesenbeke wordt hier ook naar verwezen, in deze passage:
“Voilà entrer des beaux gueux” (Zie daar eens wat fraaie bedelaars binnenkomen)
Weer een andere persoon, historicus Jean François le Petit (ca.1546-1614/15) schreef in een geschiedwerk over de Nederlandse geschiedenis dat de edelen die de Smeekbede aan Parma overhandigden ‘maar een bende bedelaars waren’:
“…Que ce n’estoyent qu’un tas de gueux.”
Hoe de precieze passage in het Frans ook luidde, duidelijk is dat de edelen die tegen het Spaanse gezag in opstand kwamen, in april 1566 aangeduid werden als ‘geuzen’, ofwel bedelaars, sloebers, armoedzaaiers. Deze benaming namen ze kort erna als geuzennaam over. Al direct in 1566 worden protestantse opstandelingen door hun katholieke tegenstanders aangeduid als ‘geus’. Zelf nemen de protestanten ook de term ‘geus’ snel over, die bij hen synoniem staat voor ‘vrijheidsstrijder’. De eerste protestant die de term positief gebruikte, tijdens een drinkgelegenheid cq. feestmaal van geuzen op 8 april 1566, is volgens historici Hendrik van Brederode (1531-1568), bijgenaamd ‘le Grand Gueux’ (de Grote Geus), die uitriep:
“Vive les geuex!” (Leve de geuzen!)
Het begrip ‘geuzennaam’ komt, volgens Etymologiebank.nl, in de Nederlandse taal voor het eerst vanaf de vroege twintigste eeuw voor. Een vroege vermelding staat in een editie van de Groene Amsterdammer uit 1906. Er komen echter, zo leert een zoektocht op Delpher.nl, al vanaf 1869 diverse vermeldingen van het begrip geuzennaam in Nederlandse periodieken voor.
Enkele voorbeelden van geuzennamen
Er zijn tal van voorbeelden van geuzennamen, zoals Tukkers (voor mensen uit Twente), de zelfverkozen geuzennaam joden door Ajax-supporters, blauwvingers (inwoners van Zwolle), punkers (een Engels scheldwoord dat voor schorem ofwel rapaille betekent, en ten slotte – als laatste voorbeeld – Superboeren voor supporters van voetbalclub De Graafschap.
Boek: De geuzen in de Lage Landen, 1565-1578
Bronnen â–¼
Gedrukte bron
-Louis Prosper Gachard, ‘Sur l’origine du nom de gueux, donné aux révolutionnaires des Pays-Bas dans le 16e siècle’, in: idem, Études et notices historiques concernant l’histoire des Pays-Bas Boek I (Brussel, 1890) p.130-141.
Internet
-https://dutchrevolt.leiden.edu/dutch/spreuken/Pages/N’ayez-pas-peur-Madame-ce-ne-sont-que-des-gueux.aspx
-http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/geuzennaam
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Geuzennaam
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Geuzen_(Tachtigjarige_Oorlog)
-https://www.ensie.nl/betekenis/geuzennaam
-https://www.encyclo.nl/begrip/geuzennaam