Historicus en jurist Diederick Slijkerman bracht jaren geleden al eens een biografie van Gijsbert Karel van Hogendorp uit. Recent publiceerde hij bij uitgeverij Verloren een essay over de staatsman, waarin hij betoogt dat diens ideeën nog steeds actueel zijn. Naar aanleiding van de verschijning van zijn essay, getiteld ‘Visionair conservatisme’, stelden we de auteur enkele vragen.
‘Aartsvader van het
Nederlandse liberalisme’
Omdat tegenwoordig – helaas – niet iedereen gelijk helder heeft wie hij ook alweer was: als u mijn dochter iets moest vertellen over Gijsbert Karel van Hogendorp, wat zou u dan ongeveer zeggen?
“In de grootste crisis van Nederland ooit, in 1813 toen Napoleon werd verslagen en Nederland op zoek moest naar een nieuwe bondgenoot, toonde Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) de moed om de Fransen te verjagen en een onafhankelijke rechtsstaat uit te roepen. Hij vroeg de prins van Oranje om vorst en koning van Nederland te worden en legde de basis voor de huidige grondwet en parlementaire democratie. De bakermat van de Nederlandse democratie is de grondwet geschreven door Van Hogendorp; deze is sindsdien alleen nog maar herzien. Van Hogendorp nam het vernieuwende initiatief tot vestiging van een moderne staat, die nu eigenlijk conservatief is te noemen omdat deze al zo lang bestaat. Zijn gedachtegoed kan daarom worden beschouwd als ‘visionair conservatisme’.
U schreef eerder al een biografie van de staatsman, getiteld ‘Wonderjaren – Het leven van Nederlands eerste liberaal’. Waarom nu dit essay?
“In mijn essay ‘visionair conservatisme’ is recent onderzoek, vooral uit juridische hoek, verwerkt waaruit blijkt dat Van Hogendorp, meer nog dan Thorbecke, de basis heeft gelegd voor de Nederlandse politieke traditie. In het essay wordt betoogd om Van Hogendorp als volwaardig voorganger van Thorbecke serieuzer te nemen, vooral omdat de praktijk van zijn grondwet niet overeenstemde met wat hij zelf graag had gewild, waardoor hij conservatiever lijkt dan hij was. Tegelijkertijd wordt Van Hogendorp gepresenteerd als voorbeeld van ethisch leiderschap voor de huidige generatie Nederlandse politici. Mijn boek ‘Wonderjaren’ ging al in tegen het heersende geschiedbeeld dat Van Hogendorp vooral een conservatief zou zijn die verlangde naar de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden, toen de stadhouder en de regenten het nog voor het zeggen hadden. Al in de tijd van de Republiek geloofde Van Hogendorp dat het volk steeds mondiger zou worden en daarmee ook recht op inspraak behoorde te krijgen. Hij vond ook dat de overheid een taak had op het gebied van de sociale orde en het nationale welzijn, en liep daarmee bijna een eeuw vooruit op de latere links-liberalen. Zo stelde hij – overigens tevergeefs – een soort inkomstenbelasting naar draagkracht voor, waarvan armlastigen zouden worden vrijgesteld.
Van Hogendorp kwam uit een goed nest en maakte als jongeling een zogeheten grand tour. Anders dan veel van zijn leeftijdgenoten trok hij echter niet naar Zuid-Europa maar naar de Verenigde Staten. Hoe belangrijk was deze reis naar Amerika voor hem persoonlijk en voor de ontwikkeling van zijn politieke filosofie?
“Van Hogendorp was naar Berlijn gestuurd voor de Pruisische cadettenschool, maar met het leger had hij weinig affiniteit. Vervolgens maakte hij er kennis met verlichte kringen rond de onderwijsfilosoof Johann Erich Biester, een vertrouweling van de Pruisische verlichte heerser Frederik de Grote. Ook zijn keuze voor Amerika was niet-traditioneel; tot dan toe en ook daarna gingen jongelingen vooral naar Zuid-Europa. De reis naar Amerika was in die tijd ook niet zonder gevaar; zo ontsnapte Van Hogendorp als bij een wonder aan een schipbreuk. In de Verenigde Staten kwam hij in aanraking met de grote mannen van de Amerikaanse revolutie, zoals Alexander Hamilton, Thomas Jefferson en George Washington. Hij was vooral geïnteresseerd in de vraag hoe een democratie in een centrale staat zo vormgegeven kon worden dat de bevolking zich ermee identificeerde, ook in relatie tussen de regio’s. Hij leerde hoe het Amerikaanse Congres invloed kon uitoefen via het budgetrecht. Dat budgetrecht zou hij in zijn grondwet van 1814 opnemen als het belangrijke wapen van de volksvertegenwoordiging tegenover de vorst. Hij leerde er dat afkomst relatief was, en dat individuele vrijheid en gelijkheid iedereen in staat stelden om rijk te worden en de hoogste sociale klasse te bereiken.
Op de terugreis in Engeland zag hij hoe de koning tegenwicht kon bieden aan de parlementaire elite, en dit idee van checks and balances verwerkte hij in de grondwetten van 1814 en 1815. Onder invloed van zijn reis naar de VS ging Van Hogendorp nadenken over hoe de diverse maatschappelijke groepen en staatsmachten in evenwicht konden worden gebracht. In Amerika werd hij ook geconfronteerd met discriminatie van Afro-Amerikanen. Daar had hij zich tegen verzet en hij meende dat dit bevolkingsdeel op termijn onontkoombaar gelijke rechten zou krijgen en zou deelnemen aan het landsbestuur. Blanke overheersing beschouwde Van Hogendorp als een culturele en geen natuurlijke kwestie. De westerse levensstijl achtte hij niet superieur. Kortom, hij werd beïnvloed door de cultuur van vrijheid en gelijkheid en bekeerde zich daarmee tot het liberalisme.
In uw essay legt u ook een link naar het heden en stelt u dat hedendaagse politici Van Hogendorp’s idealen en daden tot voorbeeld kunnen nemen. Kunt u dat toelichten?
“Mijn essay ‘Visionair conservatisme’ zet Van Hogendorp neer als een authentiek, integer en sociaal politicus. Hij bleef zijn eigen persoonlijkheid en ideeënvorming getrouw. Al in zijn jonge jaren onder het stadhouderschap had hij liberale ideeën, zoals de noodzaak van een grondwet en eenheidsstaat, mede om de strijd tussen patriotten en prinsgezinden te overstijgen. In de periode van de Franse bezetting van 1795 tot 1813 bleef hij vasthouden aan het Huis van Oranje en wees hij collaboratie af, hoewel hij daarin ook wel zwakke momenten had.
Hij was echter ook de auteur van het ondermijnende geschrift ‘Verklaring aan het Staatsbewind’ in 1801, waarin hij opriep tot een grondwet onder Oranje. Hij riskeerde er vervolging mee. In dezelfde tijd experimenteerde hij in Amsterdam met gaarkeukens om armen en daklozen te ondersteunen en lanceerde hij projecten om landgenoten aan het werk te helpen; zijn relatief omvangrijk vermogen spendeerde hij aan sociale projecten. Eenmaal bewindsman in 1813 bleef hij oog houden voor de gewone man en ook voor een gelijke behandeling van de bevolking in de koloniën. Nadat hij door koning Willem I op een zijlijn was gerangeerd, bleef hij zich inzetten voor hervormingen, zoals uitbreiding van het kiesrecht, en toepassing van de beginselen van ministeriële verantwoordelijkheid en openbaarheid.
Elders stelt u dat in Nederland het debat als parlementaire stijl mede is ontstaan door het voorbeeldgedrag van Van Hogendorp. Wat was er zo bijzonder aan zijn manier van politiek bedrijven?
“Tijdens zijn terugreis uit Amerika bestudeerde Van Hogendorp de werking van het Engelse parlement. Hij deed er de gedachte op dat volksvertegenwoordigers gezien moesten worden als representanten van de gehele bevolking, die zelfstandig hun oordeel moesten vormen en zonder last en ruggespraak dienden te beslissen. Deze ideeën zouden door hem worden opgenomen in de grondwetten van 1814 en 1815, en gelden in Nederland tot op de dag van vandaag. Bij het Britse parlement was hem ook opgevallen hoe fel de debatten werden gevoerd. Van Hogendorp was voorzitter van de Staten-Generaal en combineerde deze functie met het vice-presidentschap van de Raad van State. Hij vond dat het parlementaire stelsel en Willem I als vorst waren gebaat met tegenspraak om zo de best mogelijke beslissing te bewerkstelligen. Nadat Willem I hem uit het staatsbestuur verwijderde, kwam Van Hogendorp tegen diens zin in de Tweede Kamer waarin hij, in navolging van de Engelse tradities, de polemiek begon te zoeken, tot frustratie van de koning. Dat er een debat in een parlement wordt gevoerd is geen vanzelfsprekendheid. Het debat is een stijl waarin het parlement zich tegenover zichzelf, de regering en andere staatsmachten kan gedragen. Hij was daarmee een voorbeeld voor de andere parlementariërs die nog moeite hadden om hun rol vorm te geven en zich als een soort besloten kabinet van brave oude heren tegenover de koning gedroegen. In Nederland is het debat als parlementaire stijl mede ontstaan door het voorbeeldgedrag van Van Hogendorp.
In hoeverre hebben we het aan Van Hogendorp te danken dat Nederland na de val van Napoleon niet ingelijfd werd door een van de grote mogendheden? En hoe slaagde hij er überhaupt in om in deze periode zo’n prominente rol te vervullen?
“Zonder het optreden Van Hogendorp was de kans groot geweest dat Nederland bij Duitsland, Engeland of België was gevoegd, omdat het Huis van Oranje met een schadeloosstelling door Napoleon afstand van Nederland had gedaan en Nederland als republiek niet aanvaardbaar was voor de grote mogendheden, zoals Rusland, Oostenrijk, Engeland en Pruisen. Van Hogendorp was altijd principieel tegen de Franse overheersing geweest, beschikte over een groot politiek netwerk in Nederland en daarbuiten, en was niet bezoedeld door partijschappen in de Bataafse en Franse tijd. Omdat hij geen relaties met de Franse bezetting van Nederland van 1795 tot 1813 had onderhouden, was hij relatief onafhankelijk en gezaghebbend.
Al voor het vertrek van de Fransen had Van Hogendorp redelijk concrete ideeën over hoe een rechtsstaat eruit moest komen te zien. Hoe vooruitstrevend was hij op dat punt?
“Van Hogendorp had al in de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden gepleit voor een centrale staat, een grondwet en een onafhankelijke rechterlijke macht. Als puber was hij in zijn ideeën beïnvloed door het Duitse en Franse liberalisme, en gevormd door zijn ervaringen in de Verenigde Staten. Van Hogendorp kon zich meten met vooraanstaande vooruitstrevende patriotten in de Bataafse Republiek, maar hij wees samenwerking met de Fransen af en vond dat de democratie zich geleidelijker en liberaler moest ontwikkelen. Hij had weinig op met de politiestaat die zich in de Bataafse Republiek ontwikkelde. Van Hogendorp is daarmee een belangrijke grondlegger van het Nederlandse liberalisme.
Van Hogendorp’s ‘Schets van een Grondwet’ uit 1812 vormde de basis voor de eerste Nederlandse grondwet. Waarom is die eerste grondwet relatief onbekend en is Thorbecke (wanneer het gaat om onze grondwet) bij het grote publiek veel bekender dan Van Hogendorp?
“Thorbecke creëerde het beeld dat hijzelf in 1848 de grondlegger zou zijn geweest van de Nederlandse democratie en droeg dat idee in zijn geschriften en via zijn leerlingen uit. Veel van zijn studenten aan de universiteit volgden hem na in het lidmaatschap van de Tweede kamer, waardoor Thorbecke in feite een eigen soort school en traditie wist te scheppen. Thorbecke baseerde zich voor zijn theorie in belangrijke mate op de ideeën van Van Hogendorp, maar liet verwijzing naar diens ideeën en geschriften bewust achterwege. Zo kan worden gereconstrueerd dat hij in de inleiding op zijn heruitgave van Van Hogendorp’s ‘Bijdragen tot de huishouding van staat’ bewust diens invloed verzweeg.
In hoeverre was Thorbecke volgens u echt schatplichtig aan Van Hogendorp?
“Thorbecke bestudeerde als hoogleraar aan de universiteit de grondwetten en geschriften van Van Hogendorp en verzorgde zelfs een uitgave van diens werk. Met zijn ‘herziening’ in 1848 produceerde Thorbecke in feite een derde versie van Van Hogendorp’s grondwet, waarin hij onder meer de visie en ideeën van Van Hogendorp verwerkte. Al in de Republiek der Verenigde Nederlanden en als vice-president van de Raad van State had Van Hogendorp nadrukkelijk gesteld dat besluitvorming haar basis in de wet diende te vinden en het idee van een rechtstaat, ‘rule of law’ en legaliteit verder uitgebouwd. Vanaf 1817 had Van Hogendorp als parlementariër en publicist opgeroepen tot openbaarheid van de financiën en het regelen van de ministeriële verantwoordelijkheid, zaken waarvoor hij al bij de grondwetscommissie van 1814 had gepleit, alsook voor directe verkiezingen. Bij de grondwetscommissie van 1814 had hij deze maar met moeite kunnen overtuigen om de vorst niet het benoemingsrecht van provinciale statenleden te geven, en zo had hij in elk geval indirecte verkiezingen mogelijk gemaakt.
In 1830 pleitte van Hogendorp voor volledige ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de grondwetsherziening van 1848 zou Thorbecke die nog beperkt opvatten. Zo was Thorbecke voor een koninklijk kabinet met eigen bevoegdheden voor de koning. In 1866-1868 zou pas worden uitgemaakt wie uiteindelijk het laatste woord had: het parlement met het afkeuringsrecht van de begroting, hetzij de regering met het ontbindingsrecht van het parlement. Pas toen werd het gedachtegoed van Van Hogendorp in de praktijk toegepast.
Geregeld is gezegd dat Van Hogendorp met de nieuwe grondwet eigenlijk probeerde de oude standenstaat van de Republiek te herstellen en dat hij in feite dus conservatief was. U bent het daar niet mee eens. Waarom niet?
“Opvallend is dat Van Hogendorp vaak vanuit hedendaagse democratische maatstaven wordt beoordeeld en dat geen rekening wordt gehouden met het feit dat de overgang van de oude standenstaat naar een democratie in 1813 niet vanzelf heeft plaatsgevonden. Van Hogendorp wist conservatieve en progressieve krachten te verzoenen door nieuwe vormen in een oude jas te gieten. Zo noemde hij het parlement naar de Staten-Generaal uit de Republiek. Ook uit onderzoek sinds de publicatie van mijn boek ‘Wonderjaren’ in 2013, blijkt dat Van Hogendorp juist staatkundige hervormingen heeft doorgevoerd. In de Bataafse Republiek van 1795 tot 1806 vond in 1798 het experiment met het eerste parlement op basis van een staatsregeling plaats, maar dat was meer een experiment met revolutionaire idealen en van een grondwet of democratie was niet echt sprake. Al na een half jaar vond een rechtse staatsgreep plaats die daar een eind aan maakte. Van Hogendorp heeft gezorgd dat zijn grondwet van 1813, weliswaar in gewijzigde vorm, nu nog steeds in werking is. Het parlement kreeg het budgetrecht en het recht van initiatief om wetsvoorstellen in te dienen. Hij legde de basis voor de scheiding tussen kerk en staat, maar pleitte tevergeefs om de grondwet relatief gemakkelijk bij meerderheid van stemmen te kunnen wijzigen. Naar het voorbeeld van het Amerikaanse en Engelse staatssysteem werd de verhouding tussen de staatsmachten voor het eerst fundamenteel geregeld, zonder dat één staatsmacht de overhand kreeg.
De grondwet balanceerde tussen democratische, aristocratische en koninklijke invloeden. De Engelse constitutie maakte in deze periode dezelfde ontwikkeling door, ook wel aangeduid als een gemengde constitutie. De praktijk onder Willem I was echter veel conservatiever, omdat de koning als een autocraat regeerde en voorrang gaf aan het bevorderen van de industriële nijverheid en een goede infrastructuur om van het koninkrijk een welvarende en robuuste staat te maken.
Van Hogendorp werd na invoering van de grondwet van 1814 vice-president van de Raad van State. Die functie legde hij twee jaar later neer, na een conflict met koning Willem I. Wat was het probleem?
“Van Hogendorp geloofde in parlementaire democratie als georganiseerde tegenspraak. Willem I kon echter moeilijk omgaan met kritiek op zijn beleid en had geen affiniteit met parlement en democratie. Aangezien Willem koning was, moest Van Hogendorp als grondlegger van Nederland en diens belangrijkste minister het veld ruimen. Specifiek ging het meningsverschil over hoe om te gaan met invoertarieven. Van Hogendorp geloofde als liberaal in een open economie, maar de koning wilde de Nederlandse economie beschermen om die om deze wijze te stimuleren. Willem stelde openlijke discussie in zijn kabinet en in de Raad van State niet op prijs. Die autocratische houding van de koning zou deze uiteindelijk in 1840 fataal worden, maar intussen was de Nederlandse staat nagenoeg failliet, de meningsuiting aan grote censuur onderhevig en het parlement monddood gemaakt.
In uw essay stelt u dat de ‘geestelijke erfenis’ van Gijsbert Karel van Hogendorp onze maatschappij vandaag de dag nog ‘doordesemt’. En u pleit ervoor hem als ‘volwaardig voorganger van Thorbecke’ serieuzer te nemen. Waarom is dat wat u betreft belangrijk?
“Van Hogendorp was een doortastende, principiële en sociaal leider en zijn voorbeeld verdient navolging. Het idee bestaat nog wel eens dat Nederland in 1848 onder leiding van Thorbecke van de ene op de andere dag een parlementaire democratie werd. Dat is onzin. De wortels van de Nederlandse democratie bevinden zich al in de zeventiende eeuw, als de roep om inspraak opgeld doet. In de tijd van de strijd tussen patriotten en oranjegezinden in de achttiende eeuw vliegen moderne staatkundige ideeën je om de oren. Van Hogendorp was een boegbeeld onder de oranjegezinden, die over de ontwikkeling van de grondwet en democratie nadacht en had het voorrecht die ideeën in 1813 vorm te mogen geven met de oprichting van Nederland als staat (en niet langer de Republiek der Verenigde Nederlanden die zelfstandige gewesten waren geweest). Hij legde in de grondwet van 1813 ook de basis voor het parlement, grondrechten en een onafhankelijk rechtsstaat. Door de toetreding van de Belgen in 1815 zag hij kans tot een meer moderne grondwet waarin ook het recht van petitie en de vrijheid van drukpers werden vastgelegd. Met zijn nadruk op constitutionele regels, naleving van de wet, nationale representatie, democratisering van de politieke verhoudingen en streven naar openbaarheid, kan Van Hogendorp worden beschouwd als de aartsvader van het Nederlandse liberalisme en ook van de Nederlandse politieke traditie. Eigenlijk verdient Van Hogendorp van alle Nederlandse politici ons meeste respect.
Het essay: Visionair conservatisme – Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834)
Ook interessant: Alexander Gogel (1765-1821) – Grondlegger van de Nederlandse staat
…of: Nationaal Monument Plein 1813