Moderne gemakken
Wanneer men naar een pas opgeleverde doorzonwoning verhuist, doet men dat in de wederopbouw meestal om met een partner een gezin te stichten. Dat is wat de samenleving verwacht, en dat is hoe het verloopt. Eerst op kamers gaan is voor velen niet weggelegd en uit huis gaan om op jezelf te gaan wonen is ongebruikelijk. Men verhuist in de jaren vijftig voor onbepaalde tijd naar de nieuwbouwwijk, vaak direct vanuit het ouderlijk huis of vanuit een kamer bij een hospita. Vaak bepaalt het werk, meestal van de man, waar men terechtkomt.
Een eigen huis
George Boekensteijn belandt als kleine jongen begin jaren vijftig in een doorzonwoning in Heemskerk. Zijn vader is technisch tekenaar, zijn werk brengt het gezin Boekensteijn van Delft naar Rotterdam en vervolgens naar Haarlem. Na een tijdje in een kleine bovenwoning in Haarlem te hebben gewoond, krijgt zijn vader een doorzonwoning in Heemskerk toegewezen.
Vader Boekensteijn begint bij de PEN – het Productie en distributiebedrijf van Elektriciteit van de provincie Noord-Holland – naast de hooghovens, tegenwoordig Tata Steel. Zijn werkgevers, die een groeiend aantal vacatures te vervullen hebben door de aantrekkende economie, hadden de doorzonwoningen laten bouwen. Met het sluiten van een vast contract komt er voor vader Boekensteijn plotseling een groot huis beschikbaar voor zijn gezin. Ook andere werknemers van PEN of de hoogovens kunnen zich hier nestelen met vrouw en kinderen.
De wijk bestaat volledig uit doorzonwoningen. Er zijn nog geen straten of andere voorzieningen, slechts huizen in het zand. Gaandeweg komen er tussen de hopen zand nieuwe wegen, voor en achter de woningen worden tuinen aangelegd en er verschijnen steeds meer kinderen op straat. Het is tegenwoordig de Schildersbuurt van Heemskerk, met een simpele plattegrond: het geheel bestaat uit een aantal smalle straten waar je alleen komt als je er woont. De straten worden omlijst door de drukkere Hobbema- en Van Goyenstraat. Het gezin neemt zijn intrek in de Frans Halsstraat, hier staat de doorzonwoning van de familie Boekensteijn. Er is nog geen geld om een volledig interieur te kopen voor het grote huis, wel worden de tuinen voor en achter ingericht. ‘Daar was op het balkonnetje in Haarlem al mee geëxperimenteerd,’ aldus George Boekensteijn.
Verhalen zoals die van de familie Boekensteijn laten de maakbaarheid van de samenleving van toen zien. Niet dat er zoveel mogelijkheden waren voor jonge mensen. Het was eerder de vanzelfsprekendheid dat je je voegde naar wat je toeviel; dat je ergens aan het werk ging en ernaartoe verhuisde, dat de wijk nog aangelegd moest worden en dat je daar in een min of meer homogene omgeving belandde met allemaal jonge gezinnen. Dit was in feite de uitkomst van dat wat de ingenieurs die aan de tekentafel Nederland vorm mochten geven, hadden bedacht.
Net als bij George bepaalt ook het werk van de man van Joke van Geenhuizen dat ze moeten verhuizen. Joke, in verwachting, verruilt haar ouderlijk huis aan de Diedenweg in Bennekom voor een doorzonhuis in de Koekoekstraat in Barneveld, omdat haar echtgenoot Ad een baan krijgt bij de politie aldaar. Ook deze doorzonwoning is een dienstwoning. Bij een vaste baan hoort een woning, het is een bijna vergeten fenomeen. Iedereen in die straat weet op voorhand al waar je werkt en veel mannen in de straat zijn collega’s van elkaar. Voor Joke is de aankomst even wennen: ‘het huis van mijn ouders lag aan de rand van het bos, en hier in deze keurige nieuwe straat had ik overburen.’
Ook bij Mia en Jaap van den Berg is het werk leidend. Het heeft hen zelfs van Noord-Holland naar Zeeland, en terug naar Noord-Holland gebracht. Het stel kent elkaar uit de trein van Haarlem naar Amsterdam, toevallig waren ze allebei op weg naar de Rijksacademie. In 1948 zijn ze getrouwd en verhuizen ze naar Zeeuws-Vlaanderen, waar Jaap docent tekenen en kunstgeschiedenis wordt. Na enkele jaren, en inmiddels met vier kinderen, krijgt Jaap een baan aangeboden aan het Van der Waallyceum in Amsterdam.
Met een vast contract kunnen ze kiezen waar ze gaan wonen. Er wordt gekozen voor een doorzonwoning die nog gebouwd moet worden, aan de toekomstige Mr. F.A. van Hallweg in Amstelveen. Met het contract van Jaap kopen ze ook een Ford Prefect. Zo kunnen ze vanuit hun woning in Zeeuws-Vlaanderen al af en toe bij de bouw van hun huis gaan kijken.
Wat het gezin daar ziet ontstaan had net zo goed in Heemskerk of Barneveld kunnen zijn; zoals overal in het land verrijst in deze nieuwe uithoek van Amstelveen uit een woeste zandgrond een wijkje met doorzonwoningen. Eerst de huizen, daarna de rest. In 1958 trekken ze in de woning en een paar weken later bevalt Mia van haar vijfde kind. Niet veel later komt er een straatje, en kan de Ford Prefect op de stoep worden geparkeerd.
Nieuw en toch hetzelfde
Op 8 november 1962 is het zover: aan de Hogenkampseweg 139 in Zwolle wordt de miljoenste naoorlogse woning opgeleverd. Het is een groots mediagebeuren, koningin Juliana is ook aanwezig om de woning te bekijken. Samen met de familie Hendriks, de bewoners van de portiekflat, neemt ze plaats in de zithoek aan het raam voor een kopje thee terwijl aan de overzijde van de straat een speciaal opgetuigde, goedgevulde tribune het spektakel ziet voltrekken. Na de thee volgt een defilé van bouwvoertuigen, die de koningin vanaf het balkonnetje gadeslaat. Dit is waar het nieuws van de dag mee opent.
In alle oude dorpskernen die ons land rijk is, is de metamorfose begin jaren zestig het gesprek van de dag. In het Barneveld van Joke is het niet anders. Voor de oorlog was hier een gemeentehuis, politiebureau, antiekwinkel en een boekhandel, en aan de rand van het dorp lag een groot landhuis. Nu zijn de wegen verbreed, krijgt het dorp na de onafhankelijkheid van Indonesië een Molukse gemeenschap en op de boerenlanden die voorheen dicht op het kleine centrum lagen, verschijnt de nieuwe tijd. In plaats van akkerland is er nu een Lijsterstraat, Zwaluwstraat en de Koekoekstraat van Joke en Ad.
Er blijft ook veel bij het oude. De wereld is dan nog klein. Je herkent mensen op straat nog altijd aan hun beroep, weet wiens mening ertoe doet en het is van groot belang dat je niet buiten de boot valt. Juist in de nieuwe wijk wil je je beste beentje voor zetten, ook omdat je vaak naast collega’s van man of vader woont, en deel uit wil maken van bijvoorbeeld het lokale verenigingsleven. Zo houdt deze generatie vast aan een maatschappelijk en cultureel leven dat men van vroeger kent. Oude patronen verhuizen mee naar de nieuwe doorzonwoningstraten. Uiteraard houdt men de straat en het aangezicht van het huis netjes.