Rond 1200 v.Chr. maakte het antieke Griekenland deel uit van een samenhangend cultuurgebied dat volop in ontwikkeling was en dat zich uitstrekte van Indiƫ tot aan het westelijke Middellandse Zeegebied. Op dit hoogtepunt van de bronstijd liepen er handelsroutes van Brittanniƫ tot ver in Aziƫ.
Een Egyptische farao kon begraven worden met om zich heen kruiken uit MesopotamiĆ«, olijfolie uit Cyprus, cederhout uit Libanon en bronzen voorwerpen die tin uit Wales bevatten. Het was de tijd van de Hethieten, de minoĆÆsche stierspringers op Kreta en de āpaleiscultuurā van het Myceense Griekenland, een wereld die zou voortleven in de legendes over Hercules en Helena van Troje. Deze wereld was ontwikkeld, verfijnd, welvarend ā en ten dode opgeschreven.
Het noodlot dat toesloeg was verschrikkelijk en het is nog steeds onbegrepen. In de jaren tussen 1050 en 1000 v.Chr. werden vrijwel alle steden van enig belang in de antieke wereld geplunderd en verwoest. Zelfs het machtige Egypte, met zijn natuurlijke verdedigingslinies van zee en woestijn, werd op grote schaal belaagd door de Hyksos, de zeevolkeren, en onder die druk verviel het land bijna tot anarchie. De hethietische en de minoĆÆsche beschaving, die niet zulke sterke natuurlijke grenzen hadden, werden van de aardbodem weggevaagd. De handel stortte ineen, bevolkingsaantallen liepen dramatisch terug en in het westelijke Middellandse Zeegebied begon een ādonkere periodeā die meer dan tweehonderdvijftig jaar geduurd heeft.
Oorzaak van de ineenstorting
De geleerden zijn het er niet over eens wat nu precies de oorzaak van deze ineenstorting was. Er is gedacht aan vulkaanuitbarstingen, en dan met name de grote uitbarsting van de vulkaan Thera (het huidige Santorini), die klimaatveranderingen tot gevolg hadden. De Thera spuwde naar schatting zoān zestig kubieke kilometer aan puin de atmosfeer in; de invloed die dat op het weer had werd tot in China opgemerkt en vastgelegd. Maar ook invasies door barbaren, heftige epidemieĆ«n en een economische crisis zijn wel gesuggereerd als mogelijkheden. En als deze fenomenen niet de oorzaak van de donkere periode waren, dan hebben ze er in elk geval wel aan bijgedragen.
Griekenland met zijn Myceense beschaving werd niet gespaard. In alle steden die daar zijn opgegraven hebben archeologen sporen van verwoesting uit deze periode aangetroffen. Er hebben zich in de laatste decennia van de elfde eeuw v.Chr. de vreselijkste dingen afgespeeld, waaronder brandschatting en plundering. De lijken werden niet begraven maar bleven gewoon op straat liggen. De overlevenden trokken zich terug in afgelegen valleien en in versterkingen boven op heuvels. In de daaropvolgende decennia verleerden de mensen het schrijven, en het economisch verkeer werd gereduceerd tot ruilhandel tussen naburige dorpen.
Dorische invasie
De Griekse bevolking veranderde van samenstelling. In latere Griekse tradities is sprake van de DoriĆ«rs, een volk dat zichzelf aanduidde als āde zonen van Herculesā en dat vanuit de Balkan naar het zuiden trok, waarna het het grootste deel van de Peloponnesus in bezit nam. Later identificeerden de Grieken zichzelf ofwel met de oorspronkelijke IoniĆ«rs en ArcadiĆ«rs, ofwel met deze binnenvallende DoriĆ«rs (vooral de Spartanen zagen zichzelf als Dorisch).
Als gevolg van de Dorische invasie sloegen de oorspronkelijke bewoners van de Peloponnesus op de vlucht. Ze vestigden zich in soms verafgelegen streken en stonden zo aan de wieg van het Griekse rijk dat in de daaropvolgende periode zou opkomen. Althans, zo zagen de oude Grieken dat zelf. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het plaatje in werkelijkheid een stuk complexer was. Om te beginnen is het niet duidelijk of de Doriƫrs de oorspronkelijke bevolking hebben verdrongen of zich ermee hebben vermengd. Het kan ook nog zijn dat zijzelf de eerste bewoners van het schiereiland waren. In elk geval is de ineenstorting van de Myceense beschaving niet alleen aan de Doriƫrs te wijten. Maar in dit boek kijken we niet zozeer naar oorzaken als wel naar gevolgen, en het gevolg van de ineenstorting in de donkere periode was hoe dan ook dat de Griekse beschaving zich verspreidde over het hele Middellandse Zeegebied en daarbuiten.
Griekse koloniƫn
Toen de nevelen van de donkere periode optrokken en het archaĆÆsche Griekenland zichtbaar werd, woonden er niet alleen Grieken ver buiten hun eigen land, maar de ābuitenlandseā steden liepen ook nog eens voorop bij het uitdragen van de Griekse beschaving in de nieuwe tijd. Voor de mensen in de oudheid omvatte āGriekenlandā ook delen van Klein-AziĆ«, de eilanden in de EgeĆÆsche Zee, SiciliĆ« en grote delen van Zuid-ItaliĆ«. Als de belangrijkste delen van de Griekse wereld golden Hellas, het eigenlijke Griekenland; dan IoniĆ«, de Griekse steden op de EgeĆÆsche eilanden en in de kustregio van Klein-AziĆ«; en ten slotte Magna Graecia, dat onder meer SiciliĆ« en het zuiden van ItaliĆ« omvatte. In totaal waren er honderden Griekse koloniĆ«n (de stad Miletus alleen al stichtte er dertig). Van Mainake in het zuiden van het Iberisch schiereiland tot Phasis aan de Zwarte Zeekust van het huidige GeorgiĆ«, vormden de Griekse kustnederzettingen āeen Griekse zoom op een barbaarse mantelā (Cicero, De re publica, 2.9).
Deze steden hadden veel meer gemeenschappelijk dan hun Griekse cultuur. Om te beginnen lagen ze allemaal aan of vlak bij zee. Ook de filosoof Plato had daar een mooi beeld voor: volgens hem waren de Griekse steden rond de Middellandse Zee net ākikkers om een vijverā (Phaedo, 109b). Van Halicarnassus in Klein-AziĆ« tot Syracuse op SiciliĆ« gingen Griekse kolonisten vermoedelijk telkens op dezelfde manier te werk. Eerst zochten ze een eilandje voor de kust, om daar een versterkte basis te vestigen. Vervolgens gingen ze zakendoen met de plaatselijke bevolking en zodra die een beetje aan ze gewend was geraakt, stichtten ze een nederzetting op het vasteland, waarbij de eilandbasis voor de zekerheid aangehouden werd.
Hoe belangrijk deze procedure voor de eerste kolonisten was, blijkt uit het voorbeeld van Chalcedon. Deze stad werd later wel āde stad der blindenā genoemd, omdat de stichters kennelijk niet in de gaten hadden gehad dat er aan de overkant van de Bosporus een veel aantrekkelijker locatie voorhanden was ā het latere Constantinopel. Echter, bij Chalcedon had men de beschikking over het schiereiland Kadıkƶy als ābasis buitengaatsā, en iets dergelijks ontbrak aan de Europese kant van de zeestraat.
Goede band met de stichtersteden
Doorgaans hechtten de koloniĆ«n aan een goede band met hun stichterstad (voor Chalcedon was dat bijvoorbeeld Megara). Zoān band berustte niet alleen op sentiment maar ook op handel. Goederen uit de respectieve achterlanden werden op koopvaardijschepen af- en aangevoerd. De Atheners exporteerden vazen naar FeniciĆ« en importeerden de beroemde paarse kleurstof uit dat land. De FeniciĆ«rs op hun beurt verkochten die vazen weer door naar Egypte in ruil voor graan en papyrus. Chinese zijde en slippers uit PerziĆ«, geĆÆmporteerd door de steden in AnatoliĆ«, konden in Rhegium geruild worden tegen was, kaas en slaven uit ItaliĆ«. Tussen Carthago en de Grieken op SiciliĆ« was het niet alleen haat en nijd maar werd er ook gehandeld in ivoor, tin uit Cyprus, of bronzen voorwerpen uit EtruriĆ«.
Handel bracht voorspoed in steden als Korinthe. Die stad had zoveel voordeel van haar ligging op het smalste stuk van de Peloponnesische landengte dat ze vaak werd aangeduid als āhet welvarende Korintheā. En in Sybaris in Zuid-ItaliĆ« ontwikkelde men zoān luxueuze levensstijl dat zelfs nu nog het woord āsybaritischā staat voor zelfvoldane decadentie.
Uit de diverse achterlanden kwamen er niet alleen allerlei goederen naar de Griekse wereld maar ook cultuur, ideeƫn, godsdiensten en filosofieƫn. Deze stimulerende uitwisseling zorgde in de vijfde eeuw voor een intellectuele revolutie die de wereld tot op de dag van vandaag mede bepaald heeft.
Fragment uit het boek De Grieken. Hoe een cultuur zich over de wereld verspreidde. In dit boek beschrijft Cambridge-docent Philip Matyszak de geschiedenis van de Grieken buiten Griekenland, zoals Sappho van Lesbos, Archimedes uit het Italiaanse Syracuse en Herodotus uit Klein-Aziƫ.
Boek: De Grieken – Philip Matyszak