Hendrik Jozef Frans Beyaert, zoals zijn naam voluit luidde, werd op 29 juli 1823 te Kortrijk geboren als tiende kind van Louis Beyaert en Sophie Feys. Op dat moment wees niets erop dat de jonge Hendrik ooit zou uitgroeien tot één van de meest toonaangevende Belgische architecten van de negentiende eeuw. Een kennismaking met de man die in Brussel op stedenbouwkundig vlak zijn onuitwisbare stempel drukte:
Hendrik’s jeugdjaren
De jonge Hendrik liep in zijn geboortestad school aan het Sint-Amanduscollege. Omdat zijn ouders geen hogere studies konden bekostigen, ging Beyaert al op jonge leeftijd aan de slag als bankbediende. Het bankwezen kon hem echter niet boeien en hij besloot als leerling-metselaar te gaan werken. Het meehelpen bij het bouwen van nieuwe constructies en panden fascineerde hem dermate dat zijn interesse voor architectuur werd gewekt.
In 1842 besloot hij zich in te schrijven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. Daar volgde hij les bij de gerenommeerde architect Tieleman François Suys (1783-1861). Nog tijdens zijn studies aan de Academie kreeg Beyaert de kans om stage te lopen in het architectenatelier van Félix Janlet (1808-1868). Eind 1846 beëindigde hij zijn opleiding en mocht hij zich architect noemen.
Carrière en enkele opmerkelijke realisaties
Na nog enige tijd gewerkt te hebben in het atelier van Janlet besloot Beyaert zich definitief te vestigen in Brussel. Hij opende er in 1851 zijn eigen architectenbureau en wist algauw zijn eerste opdrachten binnen te halen. Zo ontwierp hij nog datzelfde jaar de plannen voor het kursaalgebouw in Oostende. In de daarop volgende jaren nam zijn naambekendheid toe en experimenteerde hij met verschillende neostijlen die hij vaak tot een eclectisch geheel combineerde.
In 1859 kreeg Beyaert, na het winnen van een architectuurwedstrijd samen met de Brusselse architect Wynand Janssens (1827-1913), de opdracht om de plannen uit te tekenen voor de bouw van de nieuwe hoofdzetel van de Nationale Bank van België te Brussel. Ook bij dit project maakte Beyaert gebruik van eclectische stijlelementen. Uit de symmetrie van de voorgevel die het statige bankgebouw een grootse allure moest geven, blijkt dan weer duidelijk dat beide architecten zich hadden laten inspireren door de invloed van een classicistische bouwstijl die op dat ogenblik opgang maakte in de Parijse ‘Ecole des Beaux-Arts’.
Vanaf 1863 begon Beyaert met een ingrijpende renovatie van de veertiende-eeuwse Hallepoort, de enige nog resterende stadspoort van de voormalige tweede stadsomwalling van Brussel. De restauratiewerken die Beyaert aan de poort uitvoerde, weerspiegelden zijn romantische visie op de Middeleeuwen. Zonder veel oog te hebben voor de oorspronkelijke historische architectuur van de vroegere toegangspoort voegde hij er tal van neogotische elementen aan toe waardoor het gebouw zijn huidig pseudo-middeleeuws uitzicht verkreeg.
Brouckèrefontein
Naast woningen voor particulieren en overheidsgebouwen realiseerde Beyaert ook andere bouw- en kunstwerken. Een voorbeeld daarvan is de Brouckèrefontein. Het kunstwerk werd door Beyaert in 1866 ontworpen ter ere van Charles de Brouckère, die van 1848 tot aan zijn dood in 1860 burgemeester was van Brussel. Het waterbekken werd gesculpteerd door de beeldhouwer Victor Van Hove (1826-1891) terwijl de ornamenten die de fontein sieren het werk zijn van de kunstenaars Georges Houtstont (1832-1912), Pierre Dunion (1827-1888) en Edouard Fiers (1822-1894). Initieel werd de fontein opgericht aan de Naamsepoort, maar later, in 1977, verplaatst naar de Brusselse deelgemeente Laken.
In 1876 ontving Beyaert opnieuw een eerste prijs voor een pand dat hij in de Adolphe Maxlaan te Brussel optrok. Het woonhuis ontleent zijn poëtische bijnaam van ‘kattenhuis’ door de twee gesculpteerde katten bovenaan de gevel en de tekst die op een fries te lezen staat: ‘Hier ist in de kater en de kat’.
Beyaert tekende eveneens de plannen uit voor de tuin en de achtenveertig bronzen standbeelden die op zuiltjes de smeedijzeren omheining versieren van het plantsoen rondom de Kleine Zavel in de Regentschapsstraat te Brussel. Elk beeld stelt een eertijds middeleeuws ambacht voor. Iedere beroepscategorie is uitgedost in zijn typische klederdracht van weleer en uitgebeeld met de attributen van zijn vakgebied.
In opdracht van Jules Vandenpeereboom (1843-1917), minister van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafie, begon Beyaert in 1889 met de realisatie van een nieuw ministeriegebouw dat de drie administraties moest huisvesten. Het monumentale bouwwerk werd opgetrokken in een combinatie van bak- en natuursteen. Het geheel wordt geritmeerd door vooruitspringende gevelornamenten en gedomineerd door een imposante hoektoren. Later werd het complex omgevormd tot het ‘Huis van de parlementariërs’. Na een grondige renovatie begin 1980 is het gebouw voorzien van alle comfort en doet het nu dienst als kantoorruimte voor de parlementsleden en hun medewerkers.
Beyaert’s invloed op het architecturaal erfgoed
Als lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en stedenbouwkundig adviseur van de stad Brussel drukte Beyaert ontegensprekelijk zijn stempel op het bouwkundig patrimonium van de hoofdstad. Daarnaast hebben zijn talrijke prestigieuze ontwerpen en realisaties heel wat architecten zoals bijvoorbeeld Charles-Emile Janlet (1839-1919), Jules Brunfaut (1852-1942) en Paul Hankar (1859-1901) geïnspireerd en danig beïnvloed.
Een bijzonder huldebetoon
Beyaert overleed op zeventigjarige leeftijd op 22 januari 1894. Zijn beeltenis naar een ontwerp van de Brusselse kunstschilder en portrettist Eugène Broerman (1861-1932) prijkte tussen 1978 en 1994 op de voorzijde van de vroegere Belgische bankbiljetten van honderd frank.