Hendrik van Veldeke is de eerste dichter van wie we werk kennen en die zich bediende van het Nederlands, het Limburgs om precies te zijn. Bij Veldeke denken we in eerste instantie aan Maastricht, maar ook Sint-Truiden, Tongeren en Kleef bewaren herinneringen aan hem.
Mag ik Hendrik van Veldeke voorstellen? Onze beroemdste middeleeuwse minnezanger werd geboren rond het midden van de twaalfde eeuw in een gebied dat we thans Belgisch Limburg noemen. Zijn geboorteplaats was niet ver van Spalbeke. Met de koster Hessel, van de Servaasbasiliek in Maastricht, onderhield hij later nauwe contacten en gravin Agnes van Loon, die heerste over delen van de Kempen en Haspengouw, was zijn beschermvrouwe. In 1174 werd in Kleef zijn Eneasroman bejubeld tijdens het bruiloftsfeest ter ere van gravin Margaretha.
Abdijschool
Over Hendrik van Veldeke weten we niet meer dan uit zijn werk valt op te maken. Dat hij een geleerd man was is duidelijk. Hij behoorde tot de geestelijke elite die lezen en schrijven kon. Bovendien moet hij Latijn hebben gekend. Zijn Servaaslegende vertaalde hij immers uit die klassieke taal. Dergelijke kennis was in die tijd alleen te verwerven op een klooster- of abdijschool. Welke school Veldeke bezocht? Op die vraag is geen precies antwoord te geven, maar als het is toegestaan weg te dromen in speculaties dan komen we terecht in de oude stad Sint-Truiden.
Hier, aan de abdijschool, kan de jonge Hendrik onderwijs hebben genoten. Jammer dat hij er de begijnhofkerk van de Heilige Agnes in Sint-Truiden niet heeft gekend. Die werd gebouwd na de stichting van het begijnhof in 1258. Een bezoek aan dit kerkje biedt ons nu een mooie gelegenheid iets van de bijzondere middeleeuwse sfeer te proeven. Op de muren en pijlers zijn namelijk achtendertig kleurrijke schilderingen bewaard, waarvan de oudste dateren uit het eind van de dertiende eeuw. De apostelen Paulus, Petrus en Johannes zijn te herkennen, en mogelijk staat ook Veronica afgebeeld die het gelaat van Christus toont. Maar er is veel meer.
Servatius
Mogelijk heeft de jonge Hendrik van Veldeke reeds in Sint-Truiden de Latijnse legende over Sint-Servaas leren kennen. Deze heilige, die door Veldeke in zijn Servatius-vertaling den Heer van Tricht wordt genoemd, moet in die tijd zeer populair zijn geweest. Voortvarend werd rond 1160, in de jeugdjaren van Hendrik, in Maastricht verder gewerkt aan de verfraaiing van de romaanse Servaasbasiliek. Er was behoefte aan informatie over deze buitengewone heilige, maar ongeletterde mensen konden de Latijnse Servatius-legende niet lezen.
Op aandringen van de edele Agnes, en vooral ook van Hessel, de koster van de Servaas-kerk te Maastricht, zette Veldeke zich aan het werk om een leesbare vertaling te maken. Het verhaal is bekend. Servatius, een bloedverwant van Jezus, kreeg een visioen waarin hem werd opgedragen op de vacante bisschopszetel van Tongeren plaats te nemen. Van Tongeren? Jazeker. Tongeren blijkt – samen met Doornik – de oudste stad van heel België te zijn en wie meer daarover weten wil, zal het Gallo-Romeinse Museum in die stad moeten bezoeken. Archeologische vondsten uit oeroude tijden getuigen daar van de grootste historie van deze stad. Buiten moet u vooral niet vergeten de indrukwekkende Romeinse stadsmuren te bekijken, ze zijn uniek in de Nederlanden.
Wie thans op zondagochtend de vriendelijke kunst- en antiekmarkt van Tongeren bezoekt, kan zich nauwelijks voorstellen dat het onze Servaas in Tongeren slecht is vergaan. Bewoners kwamen in opstand tegen de onbekende bisschop die hun taal niet sprak. Veldeke beschrijft de woede van de bewoners (in de vertaling van Marie Koenen):
‘Servaas kan gaan! / De poort is wijd! /
Servaas kan gaan! / ’t Is meer dan tijd! /
In lompen kwam hij bij ons aan, /
Jaag hem in lompen hier vandaan.’
De heilige begaf zich naar Rome, waar hij bij het graf van Petrus zijn bekende attribuut, de sleutel, ontving. Daarop keerde hij terug naar Tongeren. Maar al gauw besloot hij deze ‘zondige’ stad de rug toe te keren en de bisschopszetel van Tongeren naar Maastricht te verplaatsen. Kort daarop overleed de heilige:
‘Maar aan den hemel over Tricht
Scheen op dat uur zo’n helder licht,
/ Dat alle mensen wonder riepen, /
Dat zieken uit hun huizen liepen.’
Het graf van Servaas werd door vele bedevaartgangers bezocht:
‘Stoeten en scharen kwamen aan, /
Kwamen van. dagenver gegaan, /
En smeekten troost en voorspraak af,/
Op dat genaderijke graf.’
Pelgrimstekens uit de veertiende eeuw bewijzen hoe geliefd Servaas ook in het westen van het land was. Trots zullen de bedevaartgangers hun pelgrimsteken hebben getoond aan de thuisblijvers. Het lood-tinnen voorwerp, gering van afmetingen maar groot in zijn beschermende kracht, stelt Servaas voor terwijl hij, staf en sleutel in de hand, het kwade in de vorm van een draak vertreedt.
Kwinkelerend
Hendrik van Veldeke was een veelzijdig man. Niet alleen boeide hem de religieuze thematiek, ook met wereldlijke poëzie hield hij zich bezig. In Frankrijk leerde hij de zoetklinkende chansons van de minnezangers kennen. Hij begon eveneens liefdesliederen te maken, in hun trant, maar in zijn eigen Maaslandse moedertaal. Kenmerkend voor Veldeke zijn de speelse openingsversen waarin hij de natuur met haar bloemenpracht en kwinkelerende vogels beschrijft:
‘Als de vogels blij zingend de zomer verwelkomen,
en de bomen in het het bos rijk aan gebladerte zijn,
en de bloemen prachtig staan te prijken,
dan is de winter voorgoed voorbij.’
Dat is de tijd om lief te hebben. Niet verwonderlijk, dat Veldeke op miniaturen in beroemde Duitse liederenhandschriften staat afgebeeld te midden van een levendige bloemen- en dierenwereld. De dichter zit, het linkerbeen opgetrokken, in de typische pose van de denker, met één hand onder het hoofd.
Zwaanridder
Met zijn vertaling van de Franse Eneasroman verwierf Veldeke grote roem in binnen- en buitenland. In 1174 werd hij uitgenodigd om naar Kleef te komen om de bruiloft van gravin Margaretha met Lodewijk van Thüringen op te luisteren. Men verzocht de vermaarde dichter voor te dragen uit eigen werk. Dat zijn Eneasroman nog niet geheel af was, kon geen bezwaar zijn. Sensationeel was de stof in die tijd in elk geval. Het ging om de beroemde Trojaanse held Eneas die zich naar Carthago begaf, waar hij verliefd werd op de beeldschone koningin van die stad, Dido. Ook zij werd verliefd, niets aan te doen. Het geluk was echter van korte duur, trouweloos verliet Eneas Dido. De vrouw bleef ontredderd achter en pleegde zelfmoord. Eneas vond pas later bij Lavinia, de koningsdochter van Italië, het volmaakte liefdesgeluk.
De roman, waarin alle elementen van hartstocht en tragiek op geniale wijze zijn verwerkt, was een succes. Met name de broer van de bruidegom, graaf Hendrik Raspe, bleek dermate enthousiast dat hij het manuscript dat de gravin Margaretha aan een hofdame had toevertrouwd, stal en meenam naar Thüringen. De verbouwereerde Veldeke had het nakijken en moest maar liefst negen jaar wachten totdat hem de uitnodiging bereikte naar Thüringen te komen om het werk te voltooien.
Dat Veldeke met zijn Eneide (Eneasroman) nu juist in Kleef zo’n literair geïnteresseerd publiek aantrof, is niet verwonderlijk. Nog steeds is hier de ‘Schwanenburg’ te zien, een robuuste herinnering aan het literaire verleden van de stad. De naam Schwanenburg verwijst naar het beroemde verhaal over de mysterieuze ridder die in een bootje getrokken door een zwaan in Nijmegen arriveerde. Zowel de hertogen van Brabant als die van Kleef zagen in deze zwaanridder hun stamvader.
Kleef wordt tegenwoordig veel bezocht door kooplustige Nederlanders. Mocht er tijd over zijn dan is een bezoek aan de middeleeuwse Stiftskirche St. Maria Himmelfahrt (1341-1426), waar de hertogen van Kleef hun laatste rustplaats vonden, zeker de moeite waard. Ook kunt u het huis van de Nederlandse landschapsschilder B.C. Koekkoek hier bezoeken, of één van de andere musea die Kleef rijk is. Wie in het spoor van Hendrik van Veldeke rondreist door het Maas-Rijngebied (ook wel de Euregio Limburg genoemd), kan veel genieten en veel verhalen.