Herman Bianchi’s strijd voor herstelrecht

3 minuten leestijd
Herman Bianchi
Herman Bianchi

Criminoloog Herman Bianchi (1924-2015), eerder verbonden aan de Vrije Universiteit, verzette zich al zijn hele leven tegen het fenomeen gevangenisstraf, dat zijns inziens niets anders is dan kwaad met kwaad bestrijden. Ook bepleitte hij een dialoog tussen daders en slachtoffers. Zijn eigen verblijf in Kamp Amersfoort, tijdens de Tweede Wereldoorlog, speelde een sleutelrol in zijn positiebepaling.

Criminoloog en socioloog Kees Sluys, alumnus van de Vrije Universiteit, schreef een interessante biografie over deze radicale en boeiende criminoloog: Herman Bianchi en zijn levenslange strijd voor gerechtigheid (uitgeverij Bas Lubberhuizen, 2015).

Bianchi als theoriebouwer

Prof.dr. Herman Bianchi – later noemde hij zichzelf Thomas – was de zoon van een katholieke vader en een gereformeerde moeder. Als scholier ging zijn voorkeur uit naar de vakken Nederland en geschiedenis, maar vanwege zijn traumatische ervaringen in Kamp Amersfoort besloot hij om rechten te gaan studeren.

In 1958, twee jaar na zijn promotie bij I.A. Diepenhorst, startte hij als criminoloog een carrière aan de Vrije Universiteit. Feitelijk echter, zo stelt ing. M. Geersing – voorzitter van de Bianchi Herstelrecht Stichting – was Bianchi vooral criminosoof, meer nog dan criminoloog. Hij was ‘altijd op zoek naar de fundamenten van gerechtigheid en wars van de slechts op de praktijk gerichte aanpak van menig collega’. (9)

Bianchi was geen empirist, maar een theoriebouwer die volop gebruikmaakte van kennis uit vakgebieden als filosofie, geschiedenis, sociologie en godsdienstwetenschappen.

Joseph Kotalla - rechts - Amersfoort 1945
Joseph Kotalla – rechts – Amersfoort 1945

Kamp Amersfoort

In mei 1944 werd de negentienjarige Herman, hij woonde toen in Rotterdam, tijdens een bezoek aan Amsterdamse verzetslieden voor wie hij nu en dan hand-en-spandiensten verrichtte, toevallig opgepakt tijdens een Duitse razzia. Uiteindelijk kwam hij via een tussenstop in Kamp Amersfoort terecht. Bianchi verbleef ongeveer vier maanden in het kamp, waar de beruchte beul Joseph Kotalla (1908-1979) de scepter zwaaide, meer letterlijk: de zweep. Over Kotalla’s terreurbewind herinnerde Bianchi zich:

“De bewakers waren steeds bezig om gevangenen te pesten. Moest je naakt in rijen staan. Vanaf 8.00 uur in de ochtend. Ja, ik heb het zelf meegemaakt. Uren gewoon staan. Tot mensen neervielen. Liep die Kotalla langs en als je niet mooi recht stond had hij een zweep en… Die moffen waren zo onvoorstelbaar wreed.” (20)

Rijzende ster

De traumatische oorlogservaringen van Bianchi zetten hem ertoe aan om rechten te gaan studeren. Na een rechtenstudie aan de Vrije Universiteit promoveerde hij daar in 1956 bij de welbespraakte hoogleraar strafrecht en gereformeerde NCRV-radioman Isaäc Arend Diepenhorst (1916-2004) cum laude op het proefschrift Position and subject-matter criminology – Inquiry concerning theoretical criminology. In dit proefschrift reikte hij bouwstenen aan voor een fundamentele theorie over criminologie gebaseerd op filosofische hoofdgedachten. De taak van de criminologie was volgens Bianchi niet om de misdaad te verklaren, maar door te dringen tot de kern daarvan.

In 1958 benoemde de Vrije Universiteit Bianchi tot ‘lector in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid’. Tot 1987 was Bianchi, die reeds in december 1960 bevorderd werd tot hoogleraar criminologie, verbonden aan de Vrije Universiteit. Daarbij was hij een van de voortrekkers van het in 1959 opgerichte Nederlands tijdschrift voor criminologie.

Kritische en profetische woorden

Herman Bianchi en zijn levenslange strijd voor gerechtigheid
Herman Bianchi en zijn levenslange strijd voor gerechtigheid
Tijdens zijn hoogleraarschap kwam Bianchi regelmatig op gespannen voet te staan met de gereformeerde universiteit waar hij werkte, vanwege zijn voor die tijd uitdagende stellingen. Vooral de idee dat verzoening het doel moet zijn van straffen en dat een dialoog tussen dader en slachtoffer nodig is (gericht op herstel, dus herstelrecht is belangrijker dan strafrecht), maakte veel los onder collega-wetenschappers. Het was met name de decaan van de Vrije Universiteit prof.mr. S. Gerbrandy (zoon van de minister-president ten tijde van de Tweede Wereldoorlog), die grote bezwaren uitte tegen Bianchi nadat deze het boek Ethiek van straffen (1964), waarin hij onder meer bovenvermelde stellingen verdedigde, had gepubliceerd. Gerbrandy was…

“…in het geheel niet blij dat een hoogleraar aan de VU dit boek geschreven heeft. Hij kwam zelfs met een motie van wantrouwen tegen Bianchi. Dat gebeurde tijdens een dagje uit van de faculteit in Scheveningen, waar ook Ethiek van het straffen werd bediscussieerd.” (66)

Kort voor zijn emeritaat publiceerde Bianchi een profetisch artikel in het Tijdschrift voor Criminologie. Hierin stelde hij klip-en-klaar over de toekomst van de criminologie dat het strafrecht…

“…in elk geval de richting zal uitgaan van conflictoplossing en ook de hulpverlening zal zich daaraan aanpassen. Ik ben nieuwsgierig wat de lezer van dit stuk in het decennium na het jaar 2000 zeggen zal.” (213)

Boek: Herman Bianchi en zijn levenslange strijd voor gerechtigheid

0
Reageren?x
×