Op het einde van de Brandhout- en de Baksteenkaai, iets buiten de klassieke toeristische paden, staat het herdenkingsmonument ter ere van Jules Anspach, burgemeester van de stad Brussel van 1863 tot 1879. Maar wie was die man? En waarom richtte de stad Brussel een monument op voor hem? Tijd voor een kennismaking met deze markante figuur die het uitzicht van zijn stad grondig wijzigde.
Een biografie
Jules Anspach (1829-1879) werd te Brussel geboren binnen een gegoede bankiersfamilie. Al snel bleek de jonge Jules een begaafd leerling en student. In 1851 studeerde hij af als doctor in de rechten en vestigde zich als advocaat. Amper enkele jaren later werd hij als liberaal politicus verkozen tot gemeenteraadslid. In 1860 werd hij eerste schepen om vervolgens, drie jaar later, benoemd te worden tot burgemeester van Brussel. Tijdens zijn beleid wist hij ingrijpende bouwprojecten en vastgoedoperaties in de stad te realiseren.
Zijn politieke opponenten waren hierover evenwel niet altijd opgetogen en namen zijn soms verregaande plannen op de korrel. Einde 1878 kreeg Anspach plotseling ernstige gezondheidsproblemen. Enkele maanden later, op 19 mei 1879, overleed hij op nog geen vijftigjarige leeftijd. Als burgemeester in functie werd hij na een grootse uitvaartdienst begraven op het kerkhof van Brussel-stad in Evere. Architect Victor Jamaer (1825-1902) ontwierp er in opdracht van de stad Brussel een imposant witmarmeren grafmonument versierd met het stadswapen.
Anspachās ingreep op het stadslandschap
De rivier Zenne, eens de levensader van Brussel, was medio negentiende eeuw niet veel meer dan een bijna dichtgeslibte open riool. Toen hierdoor in 1866 een cholera-epidemie uitbrak die verscheidene duizenden mensenlevens eiste, besloot Jules Anspach resoluut tot een sanering van de rivier. De in Amsterdam geboren architect LƩon Suys (1823-1887) werd belast een plan te ontwerpen. Het project voorzag deels in de demping van een zijarm van de rivier en deels in een kanalisering van de waterloop. Het ambitieus sluitstuk van het geheel was evenwel de overwelving van de Zenne binnen het stadscentrum over een tracƩ van bijna twee kilometer. Ondanks heel wat tegenkanting omwille van de hoge kostprijs van het project en de meer dan duizend onteigeningen werden in 1867 de werken opgestart. Het stadscentrum werd herschapen in ƩƩn gigantische bouwwerf, maar amper vijf jaar later, in 1871, waren de werkzaamheden klaar.
Anspach had echter nog meer pompeuze plannen. Door de overwelving was er immers ruimte vrijgekomen voor de aanleg van brede lanen en boulevards. Daar liet hij voor de gegoede burgerij prestigieuze herenhuizen en appartementen oprichten. Voorts, om het economisch belang van de stad te onderstrepen, gaf hij aan Suys de opdracht plannen uit te tekenen voor een beursgebouw. De werken namen een aanvang in 1868 en waren in vijf jaar tijd reeds beĆ«indigd. De plechtige opening van Anspachās nieuwe financiĆ«le tempel greep plaats op 27 december 1873. Al deze ingrepen in het stadsweefsel leverden Anspach de spotnaam op van āBaron Haussmannā, een zinspeling op de Franse architect Georges-EugĆØne Haussmann die in Parijs aan de basis lag van megalomane bouwprojecten.
Het Anspachmonument
De obeliskvormige stĆØle uit roze graniet, ontworpen door de Brusselse architect Emile Janlet (1839-1919) werd in 1897 ingehuldigd. Oorspronkelijk was het monument middenin een fontein opgericht aan het De BrouckĆØreplein. In 1973 moest het daar echter wijken ingevolge de metrowerken. Het granieten gedenkteken was te zwaar en dreigde te verzakken.
Het monument is een knap staaltje van symboliek. Bovenaan prijkt een sierlijke vergulde bronzen aartsengel Sint-Michiel, uitgevoerd door de beeldhouwer Pieter Braecke (1858-1938). Het bovenste gedeelte van de obelisk is tevens versierd met vier wapenschilden, verwijzend naar de oude gilden van de kruisboog-, de boog-, de haakbusschutters en de schermers. De twee bronzen beelden op de sokkel, gerealiseerd door Julien Dillens (1849-1904) flankeren de basis van het kunstwerk. Ze symboliseren respectievelijk de āErkentelijke Stadā en āDe Stadsmagistratuurā. De haardos van de dame die de magistratuur uitbeeld is versierd met eikenbladeren, een zinnebeeld van macht. In haar linkerhand omknelt ze een roer, een toespeling op het bestuur van de stad, waarrond een slang kronkelt, symbool van de voorzichtigheid. In de rechterhand toont ze zegevierend een palmtak. De uil op het hoofd staat voor de wijsheid en de balans die aan haar voeten ligt voor de gerechtigheid. Op het andere beeld dat de āErkentelijke Stadā uitbeeld bemerken we een kroon in de vorm van een muur, verwijzend naar het feit dat Brussel indertijd een ommuurde stad was. In de linkerhand draagt ze een zegepalm en in de rechterhand een traktaat met het plan van de veranderde stad.
Een derde figuur van de Gentse beeldhouwer Paul De Vigne (1843-1901) zien we in de nis op de sokkel. Deze stelt op allegorische wijze de overwelving van de Zenne voor. Dezelfde beeldhouwer vervaardigde tevens het bijbehorende witmarmeren medaillon met de beeltenis van Jules Anspach. De haan bovenaan het medaillon symboliseert de waakzaamheid die de burgemeester betoonde bij de overwelvingswerken van de Zenne. In het waterbekken rondom werden later vier monsterdieren opgesteld. Het werk van de Belgische kunstenaar en beeldhouwer Godfroid Devreese (1861-1941).