Het Franse kiesstelsel (sinds 1958)

7 minuten leestijd
De Salon Doré (gouden kamer) in het Élysée. De officiële werkkamer van de Franse president (CC BY-SA 4.0 - Dorian
De Salon Doré (gouden kamer) in het Élysée. De officiële werkkamer van de Franse president (CC BY-SA 4.0 - Dorian CORRADO - wiki)

Het huidige Franse politieke systeem wordt de Vijfde Republiek genoemd. In 1958 veroorzaakte de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog zoveel spanningen in moederland Frankrijk, dat gevreesd werd voor burgeroorlog. Besloten werd om generaal Charles de Gaulle volmacht te geven om het land te besturen. De Gaulle bracht niet alleen de Algerijnse kwestie tot een goede einde (Algerije werd onafhankelijk), hij voerde ook staatkundige hervormingen door. Deze zijn nog steeds van kracht. Het aanvoeren van de Vrije Fransen tegen de Duitse bezetter, het oplossen van de Algerijnse kwestie en het invoeren van de Vijfde Republiek – door deze drie prestaties is De Gaulle’s naam onvermijdelijk geworden in naoorlogse geschiedschrijving over Frankrijk.

Franse politiek: weinig stabiel

Wapen van de Franse republiek
Wapen van de Franse republiek (CC BY-SA 2.0 fr – Jérôme BLUM – wiki)
De term ‘Vijfde’ Republiek zegt het al: daarvoor waren er nog vier. De Franse Revolutie van 1789 maakte een einde aan het toenmalige regime, maar bracht geen consensus over hoe het verder moest. Sindsdien is Frankrijk vijf keer een republiek geweest, twee keer een koninkrijk, twee keer een keizerrijk en zelfs een Duits protectoraat (Vichy-regime, 1940-1944).

Een verklaring luidt dat in de Franse politieke cultuur ‘compromis’ niet als een deugd wordt gezien, maar als zwakte. In andere democratische landen zouden kiezers begrijpen dat men zich voor hooguit twee derde in de eigen partij herkent. De Franse kiezer zou echter eisen dat zijn/haar partij volledig overeenstemt met de eigen opvattingen. De Derde Republiek (1870-1940) kenmerkte zich door een veelvoud van partijen in de Nationale Vergadering (Assemblée nationale), de Franse Tweede Kamer. Was het met zoveel partijen al moeilijk genoeg om een regering te vormen, de geringe bereidheid om water bij de wijn te doen maakte dat coalities snel weer uiteenvielen.

De naoorlogse Vierde Republiek (1946-1958) was niet veel beter. Tijdens de Derde Republiek vielen regeringen na vier maanden, in de Vierde al na drie.

Toen De Gaulle tijdens de oorlog in Groot-Brittannië verbleef, haalde hij inspiratie uit het Britse parlementaire bestel en uit het Amerikaanse presidentiële stelsel.1 Zijn staatkundige hervormingen berustten op twee hoofdpijlers: versteviging van de rol van de president en hervorming van het kiesstelsel.

Macht aan de president

In juni 1958 was De Gaulle door het parlement voor zes maanden aangesteld als premier. Hij schreef een referendum uit over een nieuwe grondwet, die met meer dan 80 procent van de stemmen werd aangenomen. Vervolgens werd hij verkozen tot president, januari 1959 werd hij geïnstalleerd.

Charles de Gaulle (CC BY-SA 3.0 de - wiki - Bundesarchiv)
Charles de Gaulle (CC BY-SA 3.0 de – wiki – Bundesarchiv)
Volgens De Gaulle moest de uitvoerende macht sterker zijn dan het parlement, omdat het parlement te verdeeld was. Beslissingen konden daarom beter genomen worden door de regering. De president, die twee termijnen van zeven jaar aan kon blijven, wees zelf de premier en de ministers aan.

De legitimiteit van de president lag in zijn directe verkiezing door het volk. Die zou daardoor boven de politieke verdeeldheid staan (De Gaulle had een lage dunk van partijen). Als president zou hij meermaals zijn plannen per referendum direct aan de kiezer voorleggen, als bevestiging van zijn mandaat. Tot op heden is het referendum een gangbaar instrument in Frankrijk, zeker bij ingrijpende maatregelen als wijzigingen van de Grondwet, of implementatie van Europese verdragen (invoering van de euro in 1992, Europese Grondwet in 1995).

De president krijgt zijn mandaat van de kiezer. De regering die hij vervolgens samenstelt, moet wel goedgekeurd worden door het parlement. De president moet daarvoor een parlementaire meerderheid achter zich hebben. Tijdens de Derde of de Vierde Republiek was dat bijna een onmogelijke opgave. Daarom werd ook het kiesstelsel gewijzigd.

Het Franse kiesstelsel

In Nederland en België worden de leden van het parlement verkozen via evenredige vertegenwoordiging: het aantal Kamerzetels dat een partij krijgt staat gelijk aan het percentage stemmen dat behaald werd op de verkiezingsdag (in België geldt een kiesdrempel van vijf procent). Groot-Brittannië heeft, zoals de meeste Engelstalige landen, een districtenstelsel: iedere zetel staat voor een kiesdistrict, dat individueel gewonnen moet worden.

In Groot-Brittannië gaat de zetel automatisch naar de kandidaat met de meeste stemmen. Indien dat 39 procent van de uitgebrachte stemmen is, vertegenwoordigt hij feitelijk een minderheid van de kiezers in het district.

De Gaulle voerde een verkiezing in twee ronden in. Een kandidaat die in de eerste ronde al minimaal vijftig procent van de stemmen krijgt, is verkozen. Zo niet, dan gaan meestal de twee kandidaten met de meeste stemmen door naar de tweede ronde. Alle overige kandidaten vallen af. Afgevallen kandidaten maken doorgaans kenbaar wie van de twee overgebleven kandidaten hun voorkeur geniet.

Het Palais Bourbon, zetel van de Nationale Vergadering van Frankrijk
Het Palais Bourbon, zetel van de Nationale Vergadering van Frankrijk (CC BY-SA 3.0 – Webster – wiki)

Blokvorming

In de praktijk ontstonden zo twee blokken in de Franse politiek, het ene links en het andere rechts. In tegenstelling tot Engeland en de Verenigde Staten ontstonden in Frankrijk niet twee grote partijen die regering en oppositie afwisselden. In Frankrijk bestaan beide blokken uit meerdere partijen. Links wordt en werd gevormd door socialisten, communisten en (vanaf de jaren tachtig) groene ecologisten, rechts uit conservatieven, liberalen, christen-democraten en gaullisten.

Emmanuel Macron in 2019
Emmanuel Macron in 2019 (Publiek Domein – wiki)
In de eerste ronde van de presidentsverkiezingen vaardigen partijen ieder hun eigen kandidaat af. Tenzij een kandidaat tenminste vijftig procent behaalt, gaan de twee kandidaten met de meeste stemmen door naar de tweede ronde. De overige partijen bepalen vervolgens wie van die twee ze steunen. Vaak ging de tweede ronde tussen een kandidaat van links en een van rechts. In 2002 kreeg de socialistische kandidaat Lionel Jospin in de eerste ronde net minder stemmen dan de rechts-extremistische Jean-Marie Le Pen (Front National), die het in de tweede ronde verloor van de conservatief Jacques Chirac (1995-2007). In 2017 viel zowel de socialistische als de conservatieve kandidaat af in de eerste ronde: de eindstrijd ging tussen Emmanuel Macron (op dat moment partijloos) en Marine Le Pen (dochter van) van het Front National.

De Gaulle was teleurgesteld dat hij in 1966 niet voldoende stemmen kreeg om direct verkozen te worden en het dus in de tweede ronde moest opnemen tegen de linkse François Mitterrand. De Gaulle had partijpolitiek altijd als minderwaardig beschouwd.

Historisch waren de presidentsverkiezingen van 1981. In de jaren daarvoor waren de spanningen tussen de liberale president Valéry Giscard d’Estaing (1974-1981) en de conservatieve kandidaat Chirac steeds verder verslechterd. Voor de vorm riep Chirac, die derde was geworden, zijn achterban op om op Giscard te gaan stemmen. Hij deed dit bewust halfslachtig, waardoor zijn kiezers de boodschap begrepen. Had Chirac Giscard voluit gesteund, dan was Mitterrand (1981-1995) in 1981 geen president geworden.

Verhouding president-premier

De Verenigde Staten kennen een presidentieel systeem waarin het gekozen staatshoofd tevens regeringsleider is. Daarom hebben de Amerikanen geen premier. Frankrijk is formeel semi-presidentieel: naast de president is er een premier, die de regering aanvoert. De president wijst de premier aan. Hij kan ook besluiten de premier te vervangen: De Gaulle heeft er drie gehad.

De premier heeft als taak de besluiten van de president uit te voeren en wetsvoorstellen door het parlement aangenomen te krijgen. Veel staat of valt met de verhouding tussen president en premier. Sinds De Gaulle is het gebruikelijk dat de president de grote lijnen uitzet, maar de uitvoer daarvan aan de premier overlaat. De president vertegenwoordigt Frankrijk in het buitenland, de premier richt zich op het binnenland.

De verhoudingen kunnen ook niet goed zijn, zeker als de premier ambities heeft zelf president te worden. De meest geruchtmakende breuk blijft vooralsnog die tussen president Giscard en premier Chirac. De laatste nam in 1976 na twee jaar zelf ontslag – tot op heden uniek in de Vijfde Republiek.

Jaren tachtig en negentig: cohabition en grondwetswijziging

Vanaf 1959 had iedere Franse president een comfortabele meerderheid in het parlement gehad. Tot Mitterrand in 1981 president werd, waren alle presidenten rechts geweest (met als enige verschil dat Giscard liberaal was in plaats van conservatief/gaullist).

François Mitterrand in 1984 (Publiek Domein - wiki)
François Mitterrand in 1984 (Publiek Domein – wiki)
Presidenten werden voor zeven jaar gekozen, het parlement voor vijf. In de jaren tachtig en negentig gebeurde het drie keer dat de president na parlementsverkiezingen geen meerderheid meer had. Het overkwam Mitterrand van 1986 tot 1988 en van 1993 tot 1995, Chirac van 1997 tot 2002. De Fransen noemden dit cohabition (‘samenwonen’): de premier was van een andere politieke stroming dan de president. Voor landen die gewend zijn aan coalities, zoals Nederland, België en Duitsland, geen probleem. De Vijfde Republiek was echter opgezet om door absolute meerderheden te kunnen regeren zonder water bij de wijn te hoeven doen. Vandaar dat president Chirac een referendum uitschreef om de grondwet te wijzigen, zodat de presidentiële termijn voortaan vijf jaar zou duren. Dit werd aangenomen. De presidentsverkiezingen zijn sinds die tijd in mei, de parlementsverkiezingen volgen in juni. De kans dat de Fransen op zo’n korte termijn van politieke meerderheid veranderen is klein, zodat de gekozen/herkozen president een termijn lang een parlementaire meerderheid heeft.

Stabiliteit

Met het invoeren van de Vijfde Republiek zijn de vele regeringswisselingen verleden tijd geworden. De huidige president, Macron, is daarvan de achtste president. De Gaulle koos er zelf voor af te treden toen hij in 1969 een referendum verloor. Diens opvolger, Georges Pompidou (1911-1974) overleed in het ambt aan kanker.

Bij de verkiezing van Macron in 2017 opperden sommigen dat dit het begin zou zijn van een Zesde Republiek. Direct na zijn verkiezing richtte Macron alsnog een partij op, La République En Marche (LREM), die de grootste werd bij de daaropvolgende presidentsverkiezingen. De blokvorming tussen links en rechts die Frankrijk zestig jaar kende is voorlopig verdwenen. Naast de ‘traditionele’ socialisten en conservatieven heeft de Franse politiek nu ook LREM en de Groenen. De partijpolitieke verhoudingen lijken momenteel veranderd, de staatkundige instituties blijven tot toe ongewijzigd.

Meer politieke geschiedenis
Overzicht van Boeken over de geschiedenis van Frankrijk

Noten

1 – H. Wesseling, De man die nee zei. Charles de Gaulle 1890-1970 (Amsterdam, 2012), p. 142.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×