Herinneringen aan een
afwezige moeder
‘Ik omhels je met heel mijn hart, dierbare beminde zoon. We zullen samen zijn.’ Aan liefdesbetuigingen geen gebrek in de brieven van zijn mama. Toch was hij niet meer dan een figurant in haar bestaan. Ze koesterde hem als de vrucht van haar fantasie. Wie Ramses in werkelijkheid was, wat hij in het dagelijkse leven deed, daarvan was ze nauwelijks op de hoogte. Slechts één keer heeft ze hem op het toneel gezien: begin 1965, toen hij Kostja speelde in De meeuw van Tsjechov.
‘Ik houd van mijn moeder, ik houd heel veel van haar; maar zij leidt een dwaas en onzinnig leven.’
Er moet heel wat door Ramses heen zijn gegaan, toen hij als Kostja deze woorden uitsprak, terwijl zijn eigen moeder die avond in de zaal zat. Ze zal het niet precies hebben kunnen verstaan, de Nederlandse taal beheerste ze niet, maar als Russische emigrante kende ze het stuk waarschijnlijk voldoende om het te kunnen volgen. Kostja, de jonge toneelschrijver, die er niet in slaagt succes te oogsten met zijn hoogdravende teksten en ook nog eens ongelukkig is in de liefde. Het lukt hem zelfs niet om zelfmoord te plegen, zoals hij had aangekondigd na een meeuw te hebben doodgeschoten.
Maar aan het eind van het stuk klinkt alsnog het fatale schot. Iemand zal het dan zijn moeder moeten vertellen, de beroemde actrice, die nooit iets van hem heeft gelezen omdat ze het altijd te druk had met haar eigen leven. Haar Kostja, die eerder had verzucht ‘dat ik gelukkiger zou zijn, als ze een gewone vrouw was’.
Ramses sprak niet veel over zijn moeder. Als hij dat al deed, dan was het meestal in interviews en een enkele keer in een lied:
Een gek liep op straat / In haar nachtgewaad / En kon het met zichzelf goed vinden / Ze zong haar eigen lied / Ze sloeg haar eigen maat / En liet zich door de wereld niet binden / Ze danste haar eigen vrolijke dans / En droeg op haar hoofd een bloemenkrans.
Ramses zong over een gek in zÃjn nachtgewaad, die zÃjn eigen lied zong… Hij had er een man van gemaakt, zoals geliefden in z’n liedjes werden omgetoverd tot vrouwen – een beetje afstand tot de luisteraar moest er blijven. Maar in interviews maakte hij er geen geheim van over wie het in dat lied ‘De gek’ ging.
‘Mijn moeder was een volkomen ongebonden vrouw, die een groot talent had om gelukkig te zijn. Ze zag er ook een beetje typisch uit en werd dus als een gek beschouwd door de mensen. Maar het was wel iemand die danste en wel iemand die vol leven was.’
Ze verschanste zich tegen de buitenwereld, zei hij in een ander interview. ‘Ver van onze wereld / Ver van ons verdriet / Ver van ons dagelijks leven / En daarom is gek zijn / Zo gek nog niet.’
Toen zijn moeder hem in De meeuw zag spelen, was Ramses er als 31-jarige eindelijk in geslaagd de hoge verwachtingen in te lossen die kenners al jarenlang van hem hadden. Hij had een moeilijke periode achter de rug. Twee jaar eerder was hij ontslagen bij de Nederlandse Comedie, nadat hij dronken en gehavend op het toneel was verschenen in een stuk van Shakespeare – een blijspel weliswaar, maar toch. In een cafeetje had hij het na de nodige wodka’s met tomatensap aan de stok gekregen met een heuse aap. Het werd een klassieke anekdote in het wereldje, maar zijn loopbaan aan het toneel was voorgoed geknakt. Hij was er als talentvolle jeune premier mee gestopt voordat de grote hoofdrollen op zijn pad waren gekomen.
Eerder waren onvoorbereide pogingen om in Parijs als chansonnier naam te maken uitgelopen op een fiasco. Wel had hij er enig succes geoogst als straattekenaar. Als deelnemer van het Songfestival van Knokke was hij in 1961 geëindigd op de zesde en laatste plaats. Zijn internationale filmcarrière was datzelfde jaar, tijdens een maandenlang verblijf in Rome, beperkt gebleven tot wat baantjes als figurant in de betere b-films. O ja, en niet te vergeten een succesvolle commercial waarin hij optrad als ‘Signor Knorr’. De grote Fellini was bepaald niet van hem gecharmeerd geweest. ‘Maleducato!’ had de regisseur van La dolce vita door de intercom geschreeuwd, toen de jonge acteur hem dronken ’s nachts uit bed had gebeld. Ramses vond het trouwens maar een saaie stad, vergeleken met het bruisende Amsterdam, waar hij altijd zo veel succes had in het nachtleven. Zijn geliefde Joop Admiraal en hij werden ‘de prinsen van het Leidseplein’ genoemd en tout Amsterdam bezocht de feesten die ze organiseerden in hun huis aan de Derde Weteringdwarsstraat.
In het reguliere theater had Ramses lange tijd zijn draai niet kunnen vinden. Maar eind 1964 was daar ineens het programma Shaffy Chantant, in het Miranda Paviljoen aan de Amstel, een pannenkoekenrestaurant aan de rand van de stad. Het werd z’n definitieve doorbraak. Elk weekend zat het er propvol en de critici waren laaiend enthousiast over deze charmante vorm van totaaltheater. Een combinatie van voordrachtskunst, avant-gardistische klassieke pianomuziek, chanson en mode, in wisselende gastoptredens van Ramses’ vrienden, collega’s en nieuwste ontdekkingen. Als hoofdact legde hij er zelf de basis voor zijn latere successen als liedschrijver en zanger, zijn grootse bijdrage aan de kleinkunstcanon der Lage Landen. In zijn chansons kwam Sinatra samen met Brel, gemengd met een vleugje Rachmaninov, onbestemde oerklanken, vrolijke ondeugd, oeverloze levenslust en een flinke scheut melancholie – Slavische melancholie, het werd vaak benadrukt. Als Ramses met die wapperende lange benen van hem achter de vleugel of z’n orgeltje zat, dan klonk het allemaal ‘luxueus en een beetje vettig,’ zei z’n latere begeleider Louis van Dijk.
Het programma begon pas laat, omdat hij eerder op de avond optrad in De meeuw. Soms nam hij nog als Kostja gekleed plaats achter de piano, na een dolle rit vanuit een theater ergens in een uithoek van het land, waar hij weer de desperate toneelschrijver had gespeeld die vertwijfeld zichzelf had getypeerd als ‘een nul, die alleen geduld wordt, omdat hij nu eenmaal de zoon van zijn moeder is’.
Ramses had het een en ander bereikt medio jaren zestig. Hij wekte allerminst de indruk zich een nul te voelen, met al zijn flair en talenten. Toch was hij ook een zenuwachtige nagelbijter, die beweerde dat het beruchte voortdurend te laat komen van hem hoofdzakelijk voortkwam uit angst. Ondanks al zijn succes moet hij zich hebben herkend in Kostja, zeker die avond toen zijn moeder in de zaal zat.
Collega en goede vriendin Sigrid Koetse kon goed merken hoe opgewonden Ramses was voorafgaand aan die voorstelling. ‘Hij was er vol van! En ik weet nog dat ik dacht: nu zie ik die moeder eindelijk eens.’ Na afloop durfde ze moeder en zoon niet te storen op dit bijzondere moment. Wel kon ze een vluchtige blik op haar werpen, de oude matrone in haar nadagen: ‘Ze zag er totaal anders uit dan ik had verwacht. Een beetje Russisch: kort en bollig.’
Gravin Alexandra Thérèse de Wysocka
Gravin Alexandra Thérèse de Wysocka heette ze volgens de geboorteakte van Ramses. Maar heel veel meer wist hij eigenlijk niet over de vrouw die hem op 29 augustus 1933 ter wereld had gebracht in Neuilly-sur-Seine, een chique voorstad van Parijs. Volgens hetzelfde document was ze geboren op 31 oktober 1897 in Lemberg, maar in haar trouwakte stond dat ze vier jaar jonger was, geboren op 10 juni 1901.
Om het nog wat ingewikkelder te maken: Lemberg was een multiculturele stad, die begin vorige eeuw deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, na de Eerste Wereldoorlog Pools werd onder de naam Lwów, en weer een wereldoorlog later als Lviv onder Oekraïne viel. Wysocka is een Poolse naam, maar zelf beweerde ze Russin te zijn. Een WÃt-Russin, zei ze volgens Ramses ook wel eens.
Ze zou naar het Westen zijn gevlucht na de Russische Revolutie, net als zo’n anderhalf miljoen andere inwoners van het voormalige keizerrijk. Rond de twintig moet ze geweest zijn. Of haar ouders waren meegekomen, wist Ramses niet, hij had ze nooit gekend, maar in elk geval wel haar jongere zus, zijn tante Marie. Die was vreemd genoeg geboren in Warschau, een stad die aan het begin van de eeuw nog deel uitmaakte van Rusland. Blijkbaar had de familie Wysocka bij de geboorte van haar zus inmiddels het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk verruild voor dat van de tsaar. Was Alexandra misschien geboren tijdens een tijdelijk verblijf in Lemberg? Raadsels genoeg.
Hun vader, de opa van Ramses dus, heette volgens de trouwakte van zijn dochter graaf Michel de Wysocki. In Polen en Rusland wordt de uitgang van de familienaam aangepast aan het geslacht, de vrouwelijke leden van de familie heetten dus Wysocka, de mannen Wysocki. Het ‘de’ voor de familienaam moet er in Frankrijk aan zijn gehecht om de adellijke afkomst te benadrukken, in Polen en Rusland bestaat dit voorvoegsel niet.
Rond de eeuwwisseling woonde er in Lemberg een graaf Alfred Wysocki (1873-1959), journalist en lid van de ‘Jonge Poolse Bohemiens’ in die stad. Na de Eerste Wereldoorlog zou hij in Polen onder meer staatssecretaris van Buitenlandse Zaken worden en later ambassadeur in Berlijn. Ook een graaf, dus het moet haast wel familie zijn geweest, als de vader van Alexandra tenminste écht die adellijke titel had. Ramses heeft het echter nooit over deze graaf Alfred gehad. Wel was hij gecharmeerd van het idee dat de legendarische Russische zanger Vladimir Vysotski (1938-1980) verre familie was, diens naam is immers een Russische verbastering van Wysocki. Maar ook hier is geen enkele aanwijzing voor, behalve die gedeelde, maar veelvoorkomende familienaam.
Ramses’ oma van moederskant zou Alexandra Komorowska hebben geheten. De familienaam van een bekend Pools adellijk geslacht, waarvan bijvoorbeeld de Belgische koningin Mathilde afstamt en ook een aartsbisschop. Maar de moeder van Ramses beweerde Russisch-orthodox te zijn, niet zoals de meeste Polen katholiek. Hoewel Ramses geen herinneringen had aan zijn grootouders, heeft hij deze Alexandra Komorowska wel eens getypeerd als ‘een begaafde Russische pianiste, die vond dat je met de kunst geen geld mocht verdienen’. Over zijn moeder beweerde hij trouwens exact hetzelfde.
Didi noemde ze hem, een koosnaam. Zijn eerste levensjaren brachten moeder en zoon samen door in Parijs en aan de Côte d’Azur. In weelderige hotels, waar ze hem Russische liedjes leerde. Volgens Ramses zong hij die dan de volgende dag op terrassen, zijn debuut als optredend artiest.
Een van de hotels waar ze woonden lag aan de Croisette, de wereldberoemde boulevard van Cannes. Er bestaat een foto waarop hij daar onder de palmbomen poseert in een luxueuze trapauto. Zijn moeder verwende hem schandelijk.
‘Ik was een potentaat, en dat heb ik nooit afgeleerd. Ik stelde de regels in. Een kleinigheid: geen gebakken aardappelen maar gekookte. Gekookte. En dat gebeurde.’
Hij werd volledig vrij gelaten om dagenlang over het strand te dwalen, langs de zonnige Méditerranée. Niet bepaald een verantwoorde opvoeding, maar wel een mooi begin en een goede basis om op terug te vallen.
‘Elke keer als ik het gevoel heb van totale harmonie dan komt de zee daarbij boven. Ik zou het liefst een druppel in de oceaan zijn.’
Hoe zijn moeder zich die luxehotels kon veroorloven, dat wist Ramses niet precies. Het had waarschijnlijk te maken met iets wat z’n ex Joop jaren later onthulde. Die had zijn schoonmoeder regelmatig aan de telefoon gehad, wanneer ze haar Didi wilde spreken. ‘Où est mon prince?’ vroeg ze dan: waar is mijn prins? Ze beweerde een dochter te zijn van de laatste Russische tsaar. Ramses was volgens haar dus zijn kleinzoon. Alexandra Thérèse Wysocka zou alleen maar een schuilnaam zijn geweest.
Boek: De moeder van Ramses – Sylvester Hoogmoed