Chanson de Roland
Ik heb gisteren en eergisteren geblogd over de mislukte Spaanse campagne van Karel de Grote en over de nederlaag die zijn achterhoede, beladen met de buit van Pamplona, leed in de pas van Roncevalles. Al heel vroeg moet iemand over die gebeurtenis hebben verteld dat Roeland heel dapper had gevochten en daardoor onsterfelijke roem had behaald. Als ik schrijf “al heel vroeg” bedoel ik “binnen enkele jaren”.
Zeven jaar later, in 785, waren de Franken namelijk begonnen aan een tweede oorlog in noordelijk Spanje. Dat had geleid tot de inname van Girona en hoewel het Umayyadische emiraat van Zuid-Spanje terugvocht door bijvoorbeeld in 793 de Languedoc binnen te vallen, breidde de Frankische invloedssfeer zich gestaag uit. In 795 werd het gebied formeel geannexeerd (de “Spaanse mark”), waarna in 799 Pamplona en in 801 Barcelona vielen. In deze jaren moet het verhaal van Roelands ondergang, dat de Franken eerder zal hebben afgeschrikt dan bemoedigd, een nieuwe draai hebben gekregen: zeker, hij had een nederlaag geleden, maar de wijze waarop hij zich in die moeilijke situatie had gedragen, bewees wat een echte held was. (Een boek over de slag om Arnhem dat ik onlangs besprak illustreert dat dit nog altijd een manier is om te verbloemen dat soldaten hun taak niet konden uitvoeren.)
Het oer-Roelandslied, waarin alle aandacht uitging naar de moed van de gesneuvelde, moet in deze jaren zijn gecomponeerd. Met de Frankische successen werd de nederlaag bij Roncevalles immers steeds minder traumatisch en bovendien raakte Roeland, met het verstrijken der jaren, steeds verder vergeten. De nieuwe ster naast Karel was zijn zoon Lodewijk de Vrome, de held die Barcelona had genomen. Er was geen aanleiding meer om Roeland te bezingen.
Er is een tweede reden te denken dat het oer-Roelandslied al heel vroeg is geschreven: de vijand werd veranderd. Waren in feite de Basken verantwoordelijk geweest voor Roelands dood, in het jonge Roelandslied maakten zij plaats voor de vijanden waartegen de Franken in de jaren tussen 785 en 801 streden: de Saracenen.
Deze ontstaansgeschiedenis was hypothetisch. We kennen de oer-Roeland niet. Wat we wel weten is dat de soldaten die in 1066 met Willem de Veroveraar van Normandië naar Engeland overstaken, liederen zongen over Roeland. Dat zo’n lied ging over een nederlaag, was toen al minder belangrijk dan dat zo’n lied tevens ging over moed en eeuwigdurende roem. Uit deze tijd, het midden van de elfde eeuw, hebben we wel een versie van het Roelandslied: een zekere Turoldus pakte vierduizend regels lang uit om te vertellen over
- Karels succesvolle campagne in Spanje,
- de nederlaag van Roeland,
- Karels wraak en
- de bestraffing van de verrader (die werd gevierendeeld).
Het eerste deel was een opmerkelijke aanpassing van de feiten, het tweede was op hoofdlijnen waar, het derde en het vierde waren verzonnen – maar introduceren thema’s die goed passen in de jaren waarin de Franken hun macht ten zuiden van de Pyreneeën trachtten te vergroten. Karel steunde zijn mannen, ook als ze werden verslagen, en verraders werden bestraft. Misschien is dit een andere aanwijzing voor een vroege datering van de door Turoldus bewerkte oertekst, al gaat het natuurlijk om thema’s die van alle tijden zijn.
Ik las Turoldus’ gedicht toen ik zeventien was, voor mijn Franse literatuurlijst: de rechterpagina in oud-Frans, de linker in hedendaags Frans, dat ik ook niet altijd goed begreep. De jonge wijsneus die ik was, zal een exemplaar van het boek hebben bemachtigd in de Athenaeumbibliotheek in Deventer, want ik kan me niet goed voorstellen dat de Apeldoornse openbare bibliotheek het had.
Ik heb er weinig van onthouden, behalve dat er een regel was dat de heidenen vielen bij honderden en duizenden. Die regel vat het gedicht echter goed samen: het is vooral moord en doodslag. En o ja, ik herinner me de beroemdste scène van allemaal: Roeland wil aanvankelijk Karel niet lastigvallen met zijn problemen en slaat daardoor te laat alarm. Hij doet dat door zó hard te blazen op zijn hoorn, Olifant, dat het bloed hem uiteindelijk uit de slapen komt.
Morgen schrijf ik meer over de inhoud, aan de hand van de Middelnederlandse tekst. Voor het moment nog dit: Turoldus’ Roelandslied, gecomponeerd in de elfde eeuw, was de juiste tekst op het juiste moment. In 1095 riep de paus immers op tot een Kruistocht. De door Turoldus geboden presentatie van de strijd, waarin niet de Franken tegenover de Basken staan, maar de christenen tegenover de moslims, was ineens actueel geworden. Het Roelandslied bood een kader voor de ervaringen van de Kruisvaarders en werd mede daarom in verschillende Europese talen vertaald.
David Levering Lewis, de auteur van het mooi geschreven en met de Pulitzerprijs bekroonde God’s Crucible. Islam and the Making iof Europe, 57-1215 (2008), gaat nog een stap verder. Hij noemt het Roelandslied “one of the great constitutive myths of Christendom” en een “foundational document”. Hij claimt dat het “a superordinate factor in the European sense of self and of otherness” was. Het Roelandlied zou dus de reden zijn waarop Europeanen de moslims zien als vreemden, ja als anti-Europeanen. Dat brengt ons bij de vraag wat de betekenis is van literatuur, een onderwerp waarover ik ook nog iets wil vertellen.
Maar eerst, morgen, de Middelnederlandse tekst.