Het leger onder vuur: De Cannerberg-affaire

7 minuten leestijd
Het Joint Operations Centre in de Cannerberg, Maastricht (Collectie NIMH)
Het Joint Operations Centre in de Cannerberg, Maastricht (Collectie NIMH)

Bij Uitgeverij Boom verschijnt maandag het boek Het leger onder vuur – De Koninklijke Landmacht en haar critici 1945-1989. Auteur Coreline Boot analyseert hierin op welke manier dienstplichtigen, dienstweigeraars, burgers, antimilitaristen en zelfs enkele beroepsmilitairen tussen 1945 en 1989 het draagvlak voor de krijgsmacht ondermijnden. Historiek publiceert een fragment uit dit boek, waarin wordt beschreven hoe enkele leden van de soldatenvakbond Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM) in 1982 bij antimilitaristische activiteiten betrokken raakten:


De Cannerberg-affaire

Op 15 juni 1982 werd de VVDM beschuldigd van deelname aan antimilitaristische activiteiten. Twee leden van het hoofdbestuur, Oscar van Rijswijk en Peter van Wijk, en twee leden van het Bredase afdelingsbestuur, Steef Boot en Frans Maas, werden ervan verdacht geheime militaire tekeningen te hebben ontvreemd. De kwestie kwam aan het rollen door een telefoongesprek dat Boot, werkzaam bij de Directie Gebouwen, Werken en Terreinen van het 1e Geniecommandement in Breda, op 15 juni voerde.

Voorkant Het leger onder vuurHij sprak over tekeningen van een geheime bunker die hij onder ogen had gekregen. Een burgerambtenaar van het 1e Geniecommandement ving het telefoongesprek op en stelde de veiligheidsofficier van het garnizoen in Breda hiervan op de hoogte. Deze officier beoordeelde de tekeningen waar Boot over had gesproken als “zeer geheim” en informeerde op 16 juni de Koninklijke Marechaussee. Boot werd nog dezelfde dag gearresteerd op grond van het “in gevaar brengen van de staatsveiligheid”. Hij gaf toe lichtdrukken te hebben gemaakt van twee militaire tekeningen. Op verzoek van Van Rijswijk had hij deze tekeningen naar de Hojelkazerne in Utrecht gezonden. De Marechaussee arresteerde Van Rijswijk op 17 juni en stelde hem eveneens in voorlopig arrest. Van Wijk werd aangehouden nadat Boot had toegegeven met hem te hebben getelefoneerd, maar hij kwam op 23 juni weer op vrije voeten. Maas werd op 24 juni gearresteerd, omdat hij op 10 juni een afspraak met Van Wijk en Boot zou hebben gehad over de vervaardiging en de verzending van de lichtdrukken. Hij werd op 28 juni weer vrijgelaten.

De BvD, die zich altijd al voor het antimilitarisme en de activiteiten van de VVDM had geïnteresseerd, onderzocht de kwestie van de gestolen tekeningen. De bond kwam tot de conclusie dat de tekeningen waarschijnlijk het in de mergelgrotten aangelegde NAVO-complex de Cannerberg in Zuid-Limburg als onderwerp hadden. De Cannerberg zou in geval van oorlog onderdak bieden aan het hoofdkwartier van de NAVO-verdediging van Noord-West-Europa, dat hier beschermd zou zijn tegen eventuele atoomaanvallen. De BvD gaf een bulletin uit met de titel Staatsgeheimen tegen de VVDM en informeerde de bevolking hierin over de ‘Cannerbergaffaire’. De bond drukte in dit boekje onder meer dagboekfragmenten van Van Rijswijk af, mediareacties en zelfs een strip die zich afspeelde in het NAVO-complex.

Een computerruimte in het Joint Operations Centre in de Cannerberg, Maastricht (Collectie NIMH)
Een computerruimte in het Joint Operations Centre in de Cannerberg, Maastricht (Collectie NIMH)

Ook de VVDM reageerde op de Cannerberg-affaire. Ze ontkende als vereniging bij de kwestie betrokken te zijn. Om dit duidelijk te maken werden Boot, Van Rijswijk en Van Wijk geschorst. In een artikel in De Groene Amsterdammer, getiteld ‘De nacht van de matennaaiers’, lichtte lid van het Dagelijks Bestuur Henk de Wit deze beslissing toe en legde hij uit wat voor impact de Cannerberg-affaire had op de VVDM als vereniging: “Toen wij dinsdagnacht op de Hojelkazerne terugkeerden van bezoek aan andere kazernes bleek uit de verhalen van de bestuurders hoe ongunstig daar de reakties op de arrestatie waren. We hebben ’s nachts een bestuursvergadering belegd, waarbij we voor de vraag stonden hoe je duidelijk kunt maken dat je je als organisatie niet met zulke dingen bezighoudt. En hoe je het vertrouwen in het bestuur kunt handhaven. Het gaat om zware beschuldigingen die indirekt de VVDM in diskrediet brengen. Wij hebben van het begin af aan gezegd dat ze iets hebben gedaan dat buiten de organisatie om is gegaan. Maar dat vind je in de kranten niet terug, ze schrijven daar over VVDM-bestuurders. Wij vonden het beter hen tijdelijk van hun funktie te ontheffen.”

Net als eerder de overval op het PMC-kantoor leidde ook de Cannerberg-affaire tot felle maatschappelijke en politieke reacties. De VVDM richtte het steuncomité Handen af van de VVDM op om de arrestatie van de drie leden op te helderen. Ze wilde tevens voorkomen dat het functioneren en de reputatie van de VVDM door de affaire werden geschaad. De BvD, het KSTK, de PSP, de CPN, de IKB, het IKV en het comité Stop de Neutronenbom sloten zich aan bij het steuncomité. Hetzelfde gold voor Rebel, de jongerenorganisatie van de Socialistiese Arbeiders Partij. Het steuncomité vermoedde, samen met Trouw, de Volkskrant, het Algemeen Dagblad en Vrij Nederland, dat het Ministerie van Defensie niet-geheime tekeningen had geselecteerd en die met opzet onder de aandacht van Boot had gebracht. Het was ervan uitgegaan dat hij deze tekeningen zou ontvreemden en Van Rijswijk hierover zou informeren. Van Rijswijk was niet alleen hoofdbestuurslid van de VVDM maar was bovendien zeer actief op het gebied van de kernwapenprotesten en de site-wachtweigering. Wanneer hij zich met het verspreiden van de militaire tekeningen inliet, maakte hij zich net als Boot schuldig aan staatsgevaarlijke activiteiten. De Koninklijke Marechaussee kon beiden op grond hiervan arresteren. Daardoor verdween Van Rijswijk als belangrijke spil in het protest van de dienstplichtigen tegen de kernwapens. Het Ministerie van Defensie hoopte bovendien dat de VVDM zich door de twee arrestaties geïntimideerd zou voelen en haar verzet tegen de kernwapens zou staken.

VVDM-bestuurders Oscar van Rijswijk (midden) en Steef Boot (rechts) (Nationaal Archief/Collectie  Anefo/Hans van Dijk)
VVDM-bestuurders Oscar van Rijswijk (midden) en Steef Boot (rechts) (Nationaal Archief/Collectie Anefo/Hans van Dijk)

In de Tweede Kamer vroegen Kamerleden van de progressieve partijen en de CPN staatssecretaris van Defensie Van Houwelingen of er een verband bestond tussen de arrestaties en het beleid van het ministerie ten aanzien van militairen met gewetensbezwaren tegen kernwapens.

Van Houwelingen ontkende dit verband. Uit de archieven blijkt dat hij de waarheid sprak. Het ministerie had de Cannerberg-affaire niet uitgelokt, maar werd hierdoor juist onaangenaam verrast. In tegenstelling tot wat het steuncomité en de kranten beweerden, had het ministerie niet opzettelijk ongeclassificeerde tekeningen verspreid. Van Mierlo was juist van mening dat de tekeningen die Boot had buitgemaakt wel degelijk van militaire betekenis waren. Hij schreef de officier-commissaris bij de Arnhemse arrondissementskrijgsraad: “Ik heb de bewuste tekeningen persoonlijk onder ogen gehad. Ik kan u meedelen dat deze tekeningen onder meer een plattegrond te zien gaven van een vitale en daardoor geheime voorziening ten behoeve van de bondgenootschappelijke verdediging.” Van Mierlo beschouwde de Cannerberg-affaire bovendien als ernstig. Hij stelde dat de staatsveiligheid door het uitlekken van deze tekeningen werd geschaad. Doordat ze een NAVO-object als onderwerp hadden, bracht de diefstal ook de positie en de reputatie van Nederland in de NAVO aan het wankelen. Het was aannemelijk dat het bondgenootschap niet blij zou zijn met een krijgsmacht wier militairen geheime NAVO-stukken ontvreemdden. De NAVO zou kunnen geloven dat de Nederlandse krijgsmacht geen inzetbaar instrument was tegen de Sovjet-Unie, omdat ze geen grip kreeg op haar eigen militairen. De VVDM en het steuncomité Handen af van de VVDM waren niet onder de indruk van de uitleg van het Ministerie van Defensie. Samen met de nog steeds vastzittende Van Rijswijk en Boot dreigden zij een kort geding tegen het ministerie aan te spannen. De Arnhemse krijgsraad besloot Van Rijswijk en Boot daarom op 8 juli voorlopig op vrije voeten te stellen. Achter de schermen probeerde de auditeur-militair echter, gezien de ernst van de Cannerberg-affaire en de vermeende strafbare feiten, toch een aanklacht op te stellen tegen deze VVDM-leden. Dat bleek geen gemakkelijke opgave te zijn, omdat op de tekeningen geen classificatiegraad was vermeld. Minister Van Mierlo en het Centraal Departementaal Beraad beschuldigden de geniecommandant in Breda ervan onzorgvuldig met de tekeningen te zijn omgegaan, waardoor niet kon worden bewezen dat ze wel degelijk geclassificeerd waren. Om hier toch duidelijkheid over te verkrijgen vroeg de auditeur-militair aan de betrokkenen welke classificatiegraad zij de tekeningen gaven. Zij konden hierover echter geen onderlinge overeenstemming bereiken. Zo was de veiligheidsofficier te Breda van mening dat de tekeningen tenminste “confidentieel” waren. De veiligheidsofficier van de NAVO in Brunssum beschouwde de tekeningen als “waardevolle stukjes in een legpuzzle”, met de classificatiegraden “nato-restricted” en “Dienstgeheim”. Het hoofd van de Sectie Veiligheid van de Landmachtstaf, kolonel A.W. Schulte, betitelde de tekeningen als “geheim”. De commandant van het Geniecommandement verklaarde dat slechts de objecten waarop de tekeningen betrekking hadden “geclassificeerd” waren, maar de tekeningen zelf niet. Deze tekeningen waren zelfs naar een niet-gescreend aannemingsbedrijf gestuurd.

Met zo veel verschillende meningen wist de auditeur-militair niet wie van de betrokkenen hij moest geloven. Het NAVO-hoofdkwartier, van wie de tekeningen afkomstig waren, was de enige instantie die uitsluitsel kon geven over de classificatiegraad. Daarvoor moest de auditeur-militair de NAVO echter meedelen dat dienstplichtigen mogelijk geheime NAVO-tekeningen in handen hadden gekregen. Hij voelde daar weinig voor, aangezien het Ministerie van Defensie voor een negatief oordeel van het bondgenootschap vreesde. In plaats van de NAVO om uitsluitsel te vragen en op grond van dat antwoord een aanklacht op te stellen, gaf de auditeur-militair te kennen dat “de bewijspositie te zwak [was] om de beklaagden te dagvaarden met een goede kans op een veroordelend vonnis”.

De brochure van de Bond voor Dienstplichtigen over de Cannerberg-affaire
De brochure van de Bond voor Dienstplichtigen over de Cannerberg-affaire
Anders dan de auditeur-militair betoonde minister Van Mierlo zich “gezien de ernst van het vergrijp” wel een voorstander van het “aansturen op een proces, waarin de rechter de beklaagden hoogstvermoedelijk zal ontslaan van rechtsvervolging”. Hij wilde de samenleving door middel van dit proces duidelijk maken dat het ontvreemden van geclassificeerde tekeningen strafbaar was. De minister realiseerde zich echter desondanks dat aan het aansturen op een strafproces ook een groot nadeel kleefde. De tekeningen moesten in dat geval namelijk ter beschikking worden gesteld aan de krijgsraad, de verdachten en hun advocaten. Van Mierlo wilde hierin terughoudendheid betrachten, zodat niet nog meer personen de tekeningen onder ogen zouden krijgen. Hij deelde de officier-commissaris van de Arnhemse Arrondissementskrijgsraad mee dat hij de betreffende tekeningen alleen “in strikte beslotenheid en onder de verplichting van geheimhouding van de daaruit af te leiden gegevens” ter beschikking wilde stellen aan de betrokkenen bij de rechtszaak. Hij was tevens bereid de tekeningen te tonen aan twee door de officier-commissaris gekwalificeerd geachte deskundigen.

Ondanks Van Mierlo’s voorkeur voor het houden van een strafproces besloot de auditeur-militair hier op 14 oktober 1982 definitief van af te zien. Het was te moeilijk gebleken een aanklacht tegen Van Rijswijk, Boot en Van Wijk op te stellen en een strafproces zou de reputatie van de Nederlandse krijgsmacht in de NAVO te sterk aantasten. Van een strafrechtelijke vervolging werd bovendien afgezien “om extra publicitaire verwikkelingen te voorkomen”. De beslissing van de auditeur-militair liet zien dat hij en het Ministerie van Defensie er wederom voor hadden gekozen de antimilitaristen te negeren om het antimilitarisme als protestvorm te laten verdwijnen en de geloofwaardigheid van de Nederlandse krijgsmacht te redden.

~ Coreline Boot

Boek: Het leger onder vuur

Openingsfoto: Het Joint Operations Centre in de Cannerberg, Maastricht (Collectie NIMH)

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

0
Reageren?x
×