Ingediend tijdens de vergadering van 17 oktober 1918
tussen de Rijksregering en generaal Ludendorff
Vanuit militair standpunt gezien was de oorlog voor Duitsland verloren na het tot stilstand komen van de Duitse offensieven als gevolg van de toenemende kracht van de geallieerden, terwijl de Duitse troepen werden gedecimeerd en niet meer konden worden aangevuld. Ook de ineenstorting van Duitslands bondgenoten Oostenrijk-Hongarije en Bulgarije speelde hierbij een belangrijke rol. Op 29 september 1918 voelde het opperbevel zich genoodzaakt de regering te verzoeken om onmiddellijk wapenstilstandsbesprekingen met de geallieerden in gang te zetten.
Dit verzoek kwam toch als een complete verrassing voor de regering, die zich niet in staat achtte de militaire situatie goed in te schatten en daardoor geen kans meer zag om nog een voor Duitsland eervolle vrede te realiseren. (1)
De situatie leek nu echt hopeloos, maar was ze dat ook?
Vastgesteld moet worden dat de kansen voor Duitsland inderdaad snel verslechterden, het volk leed, de troepen waren uitgeput, er waren geen reserves meer en de vijand werd steeds sterker. Toch bleef het volk tot het allerlaatste moment nog hopen op de overwinning, een hoop die door het totaal onverwachte verzoek van het opperbevel om een wapenstilstand te sluiten, volledig de bodem werd ingeslagen. Het weerstandsvermogen stortte in, het ondenkbare was werkelijkheid geworden.
De pas benoemde Rijkskanselier, prins Max von Baden, weigerde echter in eerste instantie zich door de militairen voor een voldongen feit te laten stellen. Als er dan al een verzoek tot wapenstilstand moest worden gedaan, zo stelde hij, dan moest hij de tijd krijgen om dat weloverwogen te doen zodat hij uit de onderhandelingen een maximum aan resultaat kon halen. De geallieerden mochten niet de indruk krijgen dat Duitsland de moed had opgegeven.
Zo’n indruk zou zijns inziens tot gevolg hebben dat die hun eisen hoog zouden opschroeven en dat wilde hij ten koste van alles proberen te voorkomen. Het opperbevel hield echter vol dat er geen dag, ja zelfs geen uur meer te verliezen was en oefende daarmede zeer grote druk uit op de regering en deze zag zich dan ook op 4 oktober 1918 gedwongen een nota te verzenden aan de Amerikaanse president met het verzoek te bemiddelen om tot wapenstilstandsbesprekingen te komen. Op 7 oktober echter, bezetten de Duitse troepen nog steeds een ononderbroken linie en de berichten van het front waren weer iets gunstiger. Generaal Erich Ludendorff overzag de militaire situatie opnieuw tijdens een stafbespreking op het Grote Hoofdkwartier te Spa. Hij was nu minder pessimistisch, mede omdat de door hem verwachte geallieerde doorbraak was uitgebleven en hun aanvallen lang zo krachtig niet meer leken te zijn.
Het Plan Ludendorff
Ludendorff stelde nu voor om, zodra de wapenstilstand een feit was geworden (hij sprak dus nadrukkelijk niet over capitulatie omdat hij van mening was dat het leger nog niet verslagen was) van die rustpauze gebruik te maken om bliksemsnel over de Maas terug te trekken en daarbij het vrijkomende “niemandsland” zo grondig en totaal te verwoesten dat het de geallieerden maanden zou kosten om het Duitse leger te volgen. Eenmaal over de Maas zou hij het leger grondig reorganiseren en de frontlijn kunnen verkorten van 400 kilometer tot ongeveer 245 kilometer. Dat zou de aanvoer en de communicatielijnen aanzienlijk eenvoudiger maken en daardoor de kans, om de strijd nog enige tijd vol te houden, fors vergroten. (2) De Duitse winst zou er uit bestaan dat er een veel betere onderhandelingspositie ontstond en dat Rusland buiten de besprekingen zou kunnen blijven.
Op 9 oktober ging Ludendorff naar Berlijn en had daar een gesprek met de Rijkskanselier. (3) Ludendorff begon met een evaluatie van de voorgaande jaren en de maatregelen die hij genomen had vanaf zijn aantreden tot de 8e augustus 1918. Hij vervolgde zijn uiteenzetting met de mededeling dat hij de laatste tijd maandelijks 70.000 man aan troepen te kort kwam zonder mogelijkheid deze aan te vullen alhoewel hij daar al sinds april om gevraagd had.
De Rijkskanselier stelde nu een groot aantal vragen waarop Ludendorff zo goed mogelijk antwoord gaf. Uiteindelijk kwam het er op neer dat het gebrek aan mensen en de sfeer in het Vaderland door hem als de hoofdoorzaak van de slechte situatie werd gezien.
De Rijkskanselier overhandigde hem nu een lijst met 21 vragen waarop hij, voor de 17e oktober antwoord wenste en schreef tegelijk voor die dag een regeringsvergadering uit. De vragenlijst toonde aan dat hij niet over één nacht ijs wenste te gaan en zich indringend en volledig op de hoogte wenste te stellen om niets meer aan het toeval over te laten.
Klik hieronder op ‘volgende’ voor het vervolg van dit artikel