In augustus 2009, terwijl ze in het archief van het United States Holocaust Memorial Museum op zoek was naar biografische gegevens over een hoogbejaarde SS’er, kreeg de Amerikaanse historica Wendy Lower een tot dusver onbekende zwart-wit foto onder de neus geschoven. Op de foto staan vijf mannen, met lange jassen en petten op het hoofd, in een bosrijke omgeving, aan de rand van een grote kuil. Minstens twee van hen hebben geweren of karabijnen in de hand die ze, te oordelen naar de kringelende wolk kruitdampen, net hebben afgevuurd.
Tussen de kuil en de schutters staan twee, mogelijk drie slachtoffers: een oudere dame met gestipte jurk, die de hand van een vijf- of zesjarige jongen vasthoudt terwijl ze – dodelijk getroffen – in de kuil voorover valt en de knaap in haar val met zich meesleurt. Een derde slachtoffer lijkt ze met haar vallende lichaam nog te willen beschutten.
Einsatzgruppen

Wat historisch onderzoek betreft is Lower geen groentje. Als professor Moderne Geschiedenis doceerde ze aan de Towson University (Verenigde Staten) en de Ludwig Maximilian Universität (Duitsland), voor ze haar onderzoek ging combineren met leidinggevende functies in het Holocaustmuseum in Washington. Haar research, met focus op Oost-Europa, is doorwrocht, origineel, zoekt steeds naar een balans tussen de structuur en de mens en werd tot dusver telkens op waardering van haar peers onthaald. In Hitlers furiën. Vrouwelijke beulen in de killing fields van de Holocaust (2013) stelde ze het beeld van de apolitieke Duitse vrouw bij en schetste ze hoe talloze, in hoofdzaak jonge dames zich enthousiast voor het massale moorden in het oosten engageerden, als typistes, verpleegsters, leraressen en echtgenotes.
Van de bewuste foto wist Lower enkel dat het een kopie betrof van een afbeelding die in een Praags archieffonds was opgeborgen. Haar speurtocht naar Myropol, de plaats waar de foto zou zijn gemaakt, leverde aanvankelijk geen resultaten op. Pas toen duidelijk werd dat er naast Myropol (in Rusland) nog een tweede Miropol bestond, in Oekraïne, op een forse boogscheut van Kiev, wierp haar onderzoek de eerste vruchten af. Ze bezocht het stadje in 2014, lokaliseerde de plaats van de misdaad, spoorde de laatste levende getuigen op, doorploegde archieven en maakte zich de wetenschappelijke literatuur eigen. En zo puzzelde ze beetje bij beetje het verhaal van de foto in elkaar.
Het verhaal van Oekraïense meisjes die op 12 oktober 1941 door Duitsers werden gedwongen een kuil van acht bij acht meter te graven. Van leden van de lokale Zollgrenzschutz, die zich die avond vrijwillig als executeurs aandienden bij SS-commandant Nette. Van groepen joden die in het halfdonker uit hun woningen werden gejaagd. Van een bejaarde vrouw die in haar bed naar de executieplaats werd gedragen. Van dronken schutters. Van brutaal geweld. Van gebrul, vergeefs verzet en ingeslagen schedels. Van executies, in kleine groepjes, vier, vijf mensen, tot de kuil in de late voormiddag te klein werd. Van Chiva Vaseljoek en haar zoontje van vijf, Boris, in zijn matrozenpakje. Van haar anonieme zoon van zeven. En van de Slovaakse fotograaf en verzetsman Lubomir Skrovina, wiens riskante poging om de misdaden van het Derde Rijk te documenteren een visueel spoor naliet, dat pas tachtig jaar later door Lower werd opgepikt en door uitgebreid onderzoek tot een coherent verhaal werd samengebald.
Zoektocht
Historische speurtochten hebben in de ogen van het brede publiek altijd iets romantisch, zeker als ze betrekking hebben op onbekende landen en een dramatisch verleden. Minder romantisch zijn de talloze inspanningen van de onderzoeker, veelal in de eenzaamheid van de archiefzaal, die uiteindelijk dwaalsporen blijken te zijn. Lower beschrijft ze, de vergissingen, de ontgoochelingen en de vragen die ondanks alles onbeantwoord bleven. Maar wie haar bibliografie er op naslaat begrijpt meteen hoe ze elke steen heeft omgedraaid om de wordingsgeschiedenis van de foto te reconstrueren. Ze raadpleegde niet minder dan twaalf archieven in zeven verschillende landen, bevroeg dorpelingen over de gebeurtenissen, sprak met familieleden van de slachtoffers en interviewde de kinderen van de fotograaf (die haar het familiearchief ter beschikking stelden). Bovendien plaatste ze de executies in Miropol in een breder historisch kader – de lange joodse aanwezigheid in de regio, de geschiedenis van de fotografie, de Koude Oorlog met haar constant wisselende loyaliteiten en haar impact op de vervolging en berechting van daders.
Zeker, perfectie is niet van deze wereld, en ook Lowers boek bleef niet gespaard van enkele kleine onzorgvuldigheden. Merkwaardig, hoe ze als gereputeerd historica verwijst naar ‘de doodse voorwerpen die tegenwoordig achter glas worden bewaard in Birkenau’ (p. 181) – die doodse voorwerpen worden immers niet bewaard in Birkenau, maar in het voormalige Stammlager Auschwitz. Vreemd ook, hoe ze het Jiddisch (een mengtaal met Hebreeuwse, Germaanse, Slavische en Latijnse invloeden) verwart met het Hebreeuws (de liturgische taal van orthodoxe joden, die in de late negentiende eeuw door Eliezer ben-Yehuda tot het moderne Hebreeuws of Ivriet werd aangepast) (p. 159). Het zijn enkele slordigheden, die een oplettend redacteur had moeten corrigeren, maar die geen afbreuk doen aan de waarde van het werk.
Belang

De foto maakt duidelijk dat de kleine jongen in zijn val, als slachtoffer van een redeloze, raciale ideologie, elk van ons had kunnen zijn, en de dame met haar gestipte jurk elk van onze grootmoeders, elk van onze werkgeefsters en elk van onze buurvrouwen. Ongetwijfeld laat de foto zelfs de doorwinterde vakspecialisten niet onberoerd. Misschien herinnert ze ons eraan dat onze opdracht als geschiedvorsers niet zozeer berust bij onze promotiekansen, onze veelvuldige televisieoptredens en het eindeloos uitbreiden van onze publicatielijsten, maar zich op een veel dieper, een veel fundamenteler niveau situeert.
Boek: Het ravijn – Wendy Lower