Bij Kamp Vught denken we meestal aan het Konzentrationslager Herzogenbusch, waar tussen januari 1943 en september 1944 bijna 32.000 mensen zaten opgesloten. Ruim zevenhonderdvijftig mensen vonden daar de dood door ziekte, mishandeling of executie. Dankzij het boek De verliezers van journalist Marijke Verduijn kennen we nu ook de geschiedenis van het kamp ná het vertrek van de Duitse bezetter in 1944. En dat is een schokkende geschiedenis.
Gevangenneming
Direct na de bevrijding besloten de Canadezen het ontruimde concentratiekamp te gaan gebruiken als interneringskamp voor collaborateurs. Iedereen die met de Duitsers had samengewerkt, in wat voor vorm dan ook, werd opgepakt en opgesloten. De plaatselijke politie kreeg in die tijd vele inlichtingen toegespeeld over mannen en vrouwen die zeker opgepakt moesten worden. Tijd om alles te controleren was er niet, op sommige plekken werden collaborateurs met ruw geweld gevangengenomen door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten. Midden november 1944 zaten er 57 mannen, 73 vrouwen en 33 kinderen opgesloten. Voortdurend kwamen daar nieuwe groepen bij, zo werd een tijdje later ook een groep Duitse gevangenen in Vught opgesloten.
Problemen
In het najaar van 1944 was een Nederlandse kampcommandant aangesteld, die werkte onder supervisie van de Canadezen. Het personeel vormde een voortdurende uitdaging, schrijft Verduijn. In de jaren die volgden wisselde de kampleiding regelmatig, wat de orde niet ten goede kwam. Het kamppersoneel was corrupt en onbetrouwbaar. De bewaking, die aan de buitenranden van het kamp werd uitgevoerd door leden van de stoottroepen, was ronduit slecht. Onder hen waren ‘zware wilde jongens’, die gevangenen regelmatig mishandelden. De bewaking zelf was allesbehalve waterdicht, met grote regelmaat verdwenen gevangenen uit het kamp.
Mishandeling
De haat tegen iedereen die met de Duitsers had samengewerkt was groot. Gevangenen werden vernederd, uitgescholden, geslagen. Dagenlange opsluiting in een strafbunker werd veelvuldig als straf uitgedeeld. Eén van de gevangenen was Teun van Es. Hij had tijdens de Duitse bezetting als blokhoofd in Kamp Amersfoort gevangenen bestolen, mishandeld en vermoord. Toen dat bekend werd, namen de bewakers van Vught het heft in eigen hand. Van Es werd uitgekleed, met schuurpoeder ingesmeerd en schoon geschrobt en langdurig onder water gehouden. Diezelfde avond namen ook de mannen van de Ordedienst deel aan de mishandelingen.
Vernedering, kou en honger
Het is slechts een van de vele voorbeelden die Marijke Verduijn in haar boek beschrijft. Wachtmeester L. (Verduijn schrijft anoniem over veel gedetineerden en bewakers) ging beestachtig om met de gevangenen. In zijn kantoortje koelde hij zijn woede op gevangenen en sloeg hen tot bloedens toe. Het gedrag van de bewaking was niet het enige. De omstandigheden in het kamp waren bedroevend, zeker in de winter. Gevangenen leden onder kou, honger en vernederingen. Het aantal zieken nam rap toe door de slechte hygiëne en ondermaatse voedselvoorziening. Onderling maakten de gevangenen elkaar het leven zuur. Het kamp zat dan ook overvol, eind 1945 telde het kamp negenduizend gedetineerden.
Schuld en onschuld
Schuld en onschuld waren moeilijk vast te stellen, schrijft Verduijn. In het kamp zaten zware oorlogsmisdadigers vast, naast mensen die lichte vergrijpen hadden begaan. Maar al snel bleek dat er ook onschuldige burgers waren vastgezet. De afhandeling van hun strafdossiers vergde veel tijd, waardoor hun kamptijd en daarmee de frustraties opliepen. De opvattingen in de Nederlandse maatschappij over wat er moest gebeuren met deze collaborateurs veranderde snel, in januari 1946 was een overgrote meerderheid voor snelle vrijlating van ‘lichte gevallen’. Dat wekte hoop in het kamp. De ‘zware gevallen’ konden voorlopig echter niet rekenen op clementie. Halverwege 1945 was er wel werk voor hen gekomen. Hen was opgedragen mijnen te ruimen die de Duitsers hadden achtergelaten. De Nederlandse pers vond dit een uitstekende taak voor deze landverraders:
Het ruimen van mijnen, is werk voor de zwijnen.
Langzame verbetering
Verschillende mensen, waaronder de kampgeestelijken, spraken zich in het publiek uit tegen de wantoestanden. Naarmate de tijd verstreek, kwam er dan ook verbetering in de omstandigheden in het strafkamp. Steeds meer gevangenen werden vrijgelaten. Begin 1946 trad een aanmerkelijke verbetering in de kamporganisatie in: er kwam beter eten, de orde in het kamp werd beter bewaakt. De houding van bewakers tegenover gevangenen was veranderd (er mocht niet meer straffeloos geslagen worden, onder andere wachtmeester L. was ontslagen).
Er werd ontspanning georganiseerd. Gevangenen kregen de mogelijkheid om te gaan werken, ook al hielden ze daar nauwelijks iets aan over. In onder andere de fabrieken van Philips konden gevangenen een tijdlang werkzaamheden verrichten. Uiteindelijk viel in januari 1949 het doek voor het kamp. De strafdossiers van de meerderheid van de gevangenen waren inmiddels afgehandeld, de overblijvers werden verplaatst naar een reguliere gevangenis in afwachting van hun strafproces.
Wraak en heropvoeding
Al met al is de geschiedenis van interneringskamp Vught ook de geschiedenis van de Nederlandse omgang met ‘foute’ burgers na de Tweede Wereldoorlog. Waar in de eerste maanden na de bevrijding de publieke opinie vooral harde straffen eiste, sloeg die mentaliteit langzaam om. Steeds vaker klonk de roep om heropvoeding, om een eerlijke nieuwe kans voor de Nederlandse burgers die foute keuzes hadden gemaakt in bezettingstijd. Hun verhaal heeft Marijke Verduijn met veel begrip opgetekend.
Boek: De verliezers. Straf en heropvoeding in kamp Vught, 1944-1949