Het verhaal van Wallonië – De uitdaging van eigenheid

13 minuten leestijd
Vlag van Wallonië
Vlag van Wallonië - Detail van de boekcover

Vraag een Vlaming losweg wat zijn of haar associaties zijn met Wallonië, en het allereerste dat naar alle waarschijnlijkheid opkomt is: ‘de Ardennen’ ‒ de ook in Nederland welgekende landstreek met zijn bossen en natuurschoon waar veel Vlamingen en Nederlanders wel eens op uitstap gaan of daar zelfs een buitenverblijf hebben. Daarna volgt niet zelden de ‒ veel minder flatterende ‒ associatie met een volk en politieke klasse van verstokte socialisten die het vertikken om ook maar één woord Nederlands te spreken en van aso’s die in het postindustriële verval van Charleroi al generaties op uitkeringen leven die godbetert gefinancierd worden met Vlaams geld.

Dertien stellingen

In de inleiding van het recent verschenen boek Het verhaal van Wallonië valt de Vlaamse politieke journaliste Isolde Van den Eynde meteen met de deur in huis: het nieuws over Wallonië in de Vlaamse media is zelden positief. Maar zoals Alain Gerlache in dit werk aantoont is dat lang niet het volledige verhaal van de regio. Gerlache (1952) is journalist en politiek commentator bij de publieke Franstalige Belgische omroep. In zijn boek vertelt Gerlache, die in de omgeving van Waver niet ver van de in 1962 ingestelde Belgische taalgrens opgroeide, hoe zijn interesse voor Vlaanderen en de Nederlandstalige wereld in het algemeen vorm kreeg dankzij een gedreven Vlaamse leraar Nederlands op de middelbare school die elke dag de taalgrens overstak. Hij studeerde vervolgens Germaanse filologie in het Nederlands in Leuven en ‒ dat helpt natuurlijk ook als men zich een taal eigen wil maken ‒ kwam door de liefde op een bepaald ogenblik ook in contact met Groningen.

Het verhaal van WalloniëAlain Gerlache vertelt in zijn boek met verve en op een gevatte manier het verhaal van zijn regio aan de hand van dertien veel voorkomende uitspraken en opvattingen die in Vlaanderen over Wallonië de ronde doen. Hoewel ik die niet allemaal ga bespreken ‒ dit is een recensie, geen samenvatting, en het is ook de bedoeling dat mensen het boek zelf lezen ‒ som ik hen wel even op:

‘in België leven Vlamingen en Walen’; ‘identiteitskwesties interesseren de Walen niet’; ‘Wallonië mist zelfvertrouwen’; ‘de Franstaligen zijn gefascineerd door Frankrijk’; ‘er zijn geen Waalse beroemdheden’; ‘de Franstalige instellingen zijn te ingewikkeld’; ‘de Franse Gemeenschap en het Waalse gewest moeten fusioneren’; ‘Walen houden niet van het Nederlands’; ‘Franstaligen zijn intellectueel niet in staat om Nederlands te leren’; ‘de linkerzijde domineert Wallonië’; ‘extreemrechts bestaat niet in Wallonië’; ‘de Walen doen niets om hun economische situatie te verbeteren’; en ‘Wallonië staat op het rand van het faillissement’.

Versleten clichés

Gerlache benadrukt dat niet al die uitspraken en opvattingen over Wallonië uit de lucht gegrepen of versleten clichés zijn. Een aantal, zoals die over het gebrek aan zelfvertrouwen, de veel te complexe instellingen, de linkse dominantie en de benarde publieke financiën van de regio, kloppen wel degelijk. Niet weinig Walen, zowel aan de basis als onder beleidsmakers, zijn zich daar zelf ook goed van bewust. En dat is inderdaad belangrijk, ook voor Vlaanderen. Vlaanderen en Wallonië liggen nu eenmaal waar ze liggen. Onze geschiedenissen en actuele uitdagingen zijn veel meer vervlochten dan men in bepaalde hoek wil toegeven. En heus niet alles in Wallonië is kommer en kwel, net zoals niet alles wat Vlaanderen zelf doet automatisch beter is.

In Vlaanderen, Nederland en elders wordt vaak gedacht dat de Franstaligen in België ‒ zo’n 43 procent van de 11,6 miljoen inwoners van het land ‒ per definitie ‘Walen’ zijn. Zoals Gerlache in het eerste hoofdstuk meteen toelicht is dat dus niet zo. Ongeveer een vijfde van de Franstalige Belgen woont in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest − en, zou ik toevoegen, in de twaalf gemeenten in Vlaanderen met taalfaciliteiten voor Franstaligen.

Vroeg-twintigste-eeuwse ansichtkaart van een Henegouse steenkoolmijn in Lodelinsart ten noorden van Charleroi.
Vroeg-twintigste-eeuwse ansichtkaart van een Henegouwse steenkoolmijn in Lodelinsart ten noorden van Charleroi. Ooit was Wallonië een industriële koploper in Europa Een soort ‘Donbas avant-la-lettre in de Lage Landen’ als het ware. Bron: Charleroi, pays noir

Het Midden-Brabantse Brussel was, en is, zo wordt duidelijk gemaakt, géén Waalse stad, noch cultureel-historisch, noch territoriaal. De Walen beschouwen de stad ook niet als een deel van Wallonië en zijn er ook niet op uit om de stad bij hun regio in te lijven. Wat Wallonië en Brussel evenwel bindt is dat hun respectievelijke bevolking overwegend Franstalig is. Daarom is Wallonië naast een gewest op zich, samen met Brussel ook een onderdeel van de Franse Gemeenschap die sinds 2011 de naam Federatie Brussel-Wallonië draagt, en die één van de deelentiteiten van het gefederaliseerde België is. Eén van de belangrijkste bevoegdheden van die Federatie Brussel-Wallonië is cultuur en onderwijs.

Tot in het midden van de twintigste eeuw spraken de meeste inwoners van Wallonië immers geen Frans of gebruikten zij de taal enkel voor officiële zaken.

Daarenboven zijn niet alle 3,6 miljoen inwoners van Wallonië Franstalig. Ongeveer 78.000 inwoners van Wallonië behoren tot de autonome Duitstalige gemeenschap in de oude Oostkantons rond Eupen en Sankt-Vith in het oosten van de provincie Luik. Hier zijn we, inderdaad, bij de beruchte, hypercomplexe staatsstructuur van België aanbeland, een structuur waarover velen, zowel in Vlaanderen als Wallonië, twijfelen op ze op termijn echt levensvatbaar is. Gerlache brengt met zijn werk wel wat klaarheid in dat kluwen als hij de positie van zijn regio in het staatsbestel bespreekt.

Land van de Walhoz

De centrale gedachte, die als een rode draad door de dertien hoofdstukken en de conclusie loopt, is dat Wallonië, dat sinds 1980 een autonoom gewest binnen België is, een zwak ontwikkelde regio-identiteit heeft en daardoor maar geen toekomstproject kan uitstippelen dat komaf maakt met een aantal nefaste historische erfenissen en trauma’s, niet in het minst de sociale gevolgen van de sluitingen van de zware industrie en de mijnbouw waarin de regio ooit een koploper was in Europa. ‘Wallonië, een realiteit maar geen idee’, luidt één van de tussentitels toepasselijk.

Bestond er in de vroege Middeleeuwen al een Graafschap Vlaanderen, dan wordt ‘Wallonië’ pas vanaf de latere negentiende eeuw vermeld als naam van een grondgebied. Er bestond eerder in de geschiedenis ook nooit een mark, graafschap of welke andere (quasi-)onafhankelijke entiteit dan ook die ‘Wallonië’ heette.

Nochtans gaat de benaming ‘Waal’ zelf ver terug in de tijd. Gerlache legt uit dat hij waarschijnlijk afkomstig is van de oude Germaanse benaming Walh, of Walhoz in het meervoud. Dat woord gebruikten de Germanen ‒ hier in de Lage Landen meer specifiek de Franken ‒ voor hun al dan niet geromaniseerde Keltische buren. Van die term zouden overigens ook de namen van de Britse regio’s Wales en Cornwall – dat laatste zocht ik zelf op − afkomstig zijn.

Vroeg-twinstige-eeuwse ansichtkaart van het Henegouwse Mons, of Bergen in het Nederlands
Vroeg-twinstige-eeuwse ansichtkaart van het Henegouwse Mons, of Bergen in het Nederlands (de illustratie komt niet uit het boek).

In Vlaams-nationalistische kringen heeft men het vaak over het historische onrecht van de doorgedreven verfransingspogingen in Vlaanderen. Het boek gaat evenwel in op iets dat wellicht menig Vlaamse en Nederlandse lezer zal verwonderen: ook Wallonië werd verfranst. En wel op een veel grondiger en onomkeerbare manier dan in Vlaanderen het geval was. Tot in het midden van de twintigste eeuw, zo licht Alain Gerlache toe, spraken de meeste inwoners van Wallonië immers geen Frans of gebruikten zij de taal enkel voor officiële zaken. Wat spraken ze dan wel? In een groot stuk van Wallonië, grofweg in het gebied tussen het Luikse, het oosten van Henegouwen en Libramont-Chevigny, spraken de meeste mensen lang een lokale variant van het Waals, een volwaardige Romaanse streektaal die in haar ontstaan en ontwikkeling Germaanse invloeden en -klanken opnam.

Verfransing van Wallonië

In Doornik en het westen van Henegouwen sprak men lang, en in zekere mate nog steeds, het typische chti-dialect van de streek van Rijsel (Lille) in het naburige Noord-Frankrijk. En in de streek van Virton en Aarlen, in het diepe zuiden van België, werd door de volksbasis lang Lorreins en Luxemburgs gesproken. Ook in het gebied van de Amblève in het oosten bediende men zich van een lokale variant van het Luxemburgs, overigens een West-Germaanse en geen Romaanse taal. Dat die taalkundige diversiteit verdween ten gunste van het Frans kwam, zo licht de auteur toe, door de verlenging van de schoolplicht in 1914-1919, de versterking van de status van het Frans in België als taal van sociale promotie en van het toerisme, en natuurlijk door de opkomst en de veralgemening van de radio vanaf de jaren twintig en van de televisie vanaf de jaren vijftig.

De relatieve nabijheid van het Frans en de Romaanse streektalen van Wallonië vergemakkelijkte het hele verfransingsproces. Ondanks talrijke initiatieven van heemkundige en culturele verenigingen om het Waals te promoten en zichtbaar te maken in het straatbeeld en sympathie onder het publiek en gemeentebesturen hiervoor, spreken vandaag nog maar weinig Walen Waals of de andere streektalen ‒ al blijven restanten voortleven in specifieke woorden, uitdrukkingen, tongvallen en plaatsnamen. Vandaag is de positie van het Waals, net zoals die van bijvoorbeeld het Schotse Keltisch in Schotland, vooral historisch-symbolisch.

Was er dan nooit iets een ‘Waalse beweging’, een politiek Waals regionationalisme zoals dat in pakweg Wales bestaat? Bij wijlen wel, al was, zo wordt toegelicht, de Waalse beweging vanaf het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw vooral een reactie tegen de opkomst van het Vlaams-nationalisme en tegen het in Vlaams België erg invloedrijke roomse klerikalisme. Tijdens de Belgische koningskwestie in 1950-1951 en opnieuw tijdens de stakingsgolf van 1960-1961, leek het er even op dat een deel van de Waalse socialistische arbeidersbeweging en Waalse regionalisten elkaar zouden vinden in de verdediging van de belangen van hun regio. Maar dat mondde niet uit in een echte regionalistische beweging of partij.

Vandaag, zo wordt in het boek aangetoond met cijfers uit een sociologische bevraging, identificeert een meerderheid van de Walen zich op de één of ander manier in eerste instantie nog met België, vervolgens met hun streek en hun gemeente, en dán pas met Wallonië. Voor rattachisme – aansluiting van Wallonië bij Frankrijk − is vandaag zowel in Wallonië als Frankrijk nauwelijks draagvlak. Alain Gerlache gaat ook in op het sterke sous-régionalisme of sub-regionalisme – ‘een Waalse kwaal’ − waarbij Waalse politieke instellingen van meet af aan niet beschouwd werden als symbolen van bevochten regionale zelfstandigheid, maar vooral als kanalen voor lokale mandatarissen om allerlei gunsten en middelen te bedisselen voor hun gemeente en kieskring.

België als industriemacht

“Bij gebrek aan een sterke Waalse identiteit krijgen lokale belangen voorrang op het gemeenschappelijke project”, vertelt Gerlache.

“Dit fenomeen bestaat bijna overal, ook in Vlaanderen. Maar in Wallonië zit het diepgeworteld in de politieke cultuur, het is een bron van verspilling, en het ondermijnt de doeltreffendheid van het overheidsoptreden.”

Terloops, nu we het toch over regio’s-binnen-de-regio hebben: voor veel Vlamingen en Nederlanders zijn ‘Wallonië’ en ‘de Ardennen’ synoniemen. Maar dat is natuurlijk niet zo. De Ardennenstreek, die trouwens nog een eind in Frankrijk in de streek rond Charlesville-Mézières doorloopt, beslaat inderdaad een groot stuk van het gewest. Maar buiten de Ardennen telt Wallonië tal van andere landschap- en cultuurregio’s.

‘Wallonië is het zat!’ Affiche tijdens de stakingen van 1960
‘Wallonië is het zat!’ Affiche tijdens de stakingen van 1960, toen er een zekere toenadering opkwam tussen de Waalse socialistische arbeidersbeweging en het Waals regionationalisme. Bron: Connaître la Wallonie (de afbeelding komt niet uit het boek).
Tussen 1810 en 1880 groeide het huidige Wallonië uit tot één van de belangrijkste industriële polen van het Europese vasteland. Door Wallonië genoot België een grote internationale uitstraling als industriemacht. Aan het einde van de negentiende eeuw trokken talrijke Walen bijvoorbeeld zelfs naar de Oekraïense Donbas om er de industrie op poten te helpen zetten. De fabrieken, manufacturen en mijnen waren meer dan economische infrastructuur en een plek waar men werkte voor de kost. Ze waren vervlochten met het maatschappelijke leven, met een eigenheid en beroepstrots en natuurlijk ook met de opkomst van een actieve arbeidersbeweging. Belgische sociale rechten die ook Vlaamse werklieden ten goede kwamen werden in de negentiende en twintigste eeuw afgedwongen door onder meer harde sociale strijd in de industriebekkens van Wallonië.

‘Hardwerkende Vlamingen, luie Walen’ ?

Het cliché van onverzoenbaarheid van de noeste, hardwerkende Vlaming en bijna-genetisch luie en profiterende Walen houdt voor Gerlache ‒ en hier treed ik hem graag bij ‒ geen steek. Historisch niet, vandaag ook niet. De de-industrialisering van West-Europa die zich vanaf de jaren zestig begon in te zetten en het eindeloze getalm om de overstap naar een andere economie te maken kwam hier dan ook extra hard aan, zowel op sociaal als psychologisch vlak.

Dat men veel te lang vasthield aan niet langer leefbare industrietakken is volgens Gerlache ook niet de schuld van ‘Wallonië’. Tot 1980, het jaar waarin Wallonië werd opgericht als een deelgewest van België met een eigen parlement en uitvoerende macht, werden die beslissingen immers op het centrale, Belgische niveau genomen. Wallonië kreeg wel de kater en de bittere desillusie.

Dan is er de politieke ‘linksheid’ van Wallonië. Tijdens de regioparlementsverkiezingen van 2019 haalden linkse partijen – sociaaldemocraten, groen-links en radicaal-links – in Wallonië samen bijna 55 procent van de stemmen. In Vlaanderen was dat amper 25 procent. Gerlache:

De diepgewortelde linkse cultuur is een erfenis uit de industriële periode en de sociale strijd die daaruit voortvloeide. Dit verleden heeft links in Wallonië diep verankerd: een strijdbaar links dat nog steeds getekend is door de tradities van de arbeidersklasse, ook al is de sociologische samenstelling van de bevolking zoals overal elders, veranderd sinds de negentiende en vroege twintigste eeuw. Dit verklaart waarom nationale stakingen bijna altijd beter gevolgd worden en radicaler zijn in het zuiden van het land dan in het noorden.

Hoewel het stemmenaandeel van de Waalse socialistische partij sinds haar absoluut historisch hoogtepunt in 1987 fors gekrompen is, oefent de partij, onder meer via mantelstructuren en een soort cliëntelisme, nog altijd veel invloed uit op de bestuurlijke en culturele instellingen in Wallonië. De linkse dominantie, zo wordt ook vermeld, belet evenwel niet dat veel Walen op een aantal punten ook behoorlijk ‘rechts’ kunnen zijn, zoals in hun kritiek op migratie en het lakse federaal-Belgische asiel- en migratiebeleid. Het algemene wantrouwen in ‘de politiek’ is er zelfs sterker dan in Vlaanderen, zeker na de dramatische overstromingen in de Vesder- en Ourthevallei in de zomer van 2021.

Vroeg-twintigste-eeuwse ansichtkaart van het zuidelijke plaatsje Florenville aan de Semois,
Vroeg-twintigste-eeuwse ansichtkaart van het zuidelijke plaatsje Florenville aan de Semois, in de ook vandaag nog erg rurale provincie Luxemburg. Binnen Wallonië bestaat historisch een grote regionale en sociologische diversiteit (de illustratie komt niet uit het boek)

Maar om een aantal redenen, waaronder de sterke versnippering aan de radicale rechterzijde in Wallonië, vertaalt zich dat – voorlopig − niet in de groei van een Waalse rechts-populistische of rechts-radicale partij. De militante linkse erfenis heeft volgens Gerlache ook iets anders in de hand gewerkt dat Wallonië vandaag, ondanks de talrijke overheidscampagnes om de regio in de verf te zetten als een gastvrij gebied voor ondernemers, in zijn economische herstelpogingen parten speelt: een historisch wantrouwen tegenover het bedrijfsleven en ondernemen. Elders in het boek suggereert hij wel dat ook dit nogal verschilt van streek tot streek. In de rijkere regio’s rond Waver en Nijvel is dat bijvoorbeeld veel minder aanwezig.

Economisch herstel

Maar het wantrouwen is er zeker in de oude Luikse en Henegouwse industriebekkens en de oude socialistische bastions waar de nood het hoogst is. Dat is volgens mij een erg belangrijk aspect. Een gezonde en veerkrachtige economie stoelt immers best op een voldoende grote en gevarieerde sector van middelgrote en kleine ondernemingen, veel meer dan op een beperkt aantal grootbedrijven, zoals de Chinese e-commercereus Alibaba met zijn distributiecentrum bij Luik of de Ryanair-hub bij Charleroi. Naast het toxische zakenmodel van dat soort spelers, heb je, als je voor tewerkstelling daar teveel van afhangt, immers weer hetzelfde sociale bloedbad als met de grootindustrie van weleer zodra die besluiten hun activiteiten op te doeken.

Het verhaal van Wallonië is vlot en toegankelijk geschreven en in eerste instantie gericht aan Vlamingen. Maar het boek is natuurlijk ook relevant voor Nederlanders die graag willen weten hoe het eigenlijk zit met dat eigenaardige gebiedje waar zij wel eens op uitstap of vakantie gaan, waar sommigen een tweede verblijf hebben of zoeken, of omdat een deel van het huidige Wallonië uiteindelijk tussen 1815 en 1830 deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Zoeken naar Waalse identiteit. Omslag met Waalse hanenvlaggen van de partituur uit 1912 van het Waalse volkslied. Bron: Fonds d’Histoire du Mouvement wallon
Zoeken naar Waalse identiteit. Omslag met Waalse hanenvlaggen van de partituur uit 1912 van het Waalse volkslied. Bron: Fonds d’Histoire du Mouvement wallon
Knap is, dat elk van de dertien hoofdstukjes afsluit met een kadertekst met daarin een beknopte samenvatting en duidelijke conclusie. Wat ik wel mis en het overwegen waard is voor een eventuele herdruk van het boek, zijn kaartjes. Los van mijn ongeneselijke cartofilie geven die de lezer toch goed zicht op de ruimte, op het gebied waarover het gaat. Meer concreet dacht ik aan een algemene kaart van het huidige Wallonië binnen het gefederaliseerde België, ook al omdat in het boek nogal wat plaats- en gebiedsnamen voorkomen. En aan een drieluikje van historische kaarten die het gebied van wat vandaag Wallonië is, situeren in een paar entiteiten die aan België voorafgingen, zoals de Oostenrijkse Nederlanden (1714-1795), de eerste Franse republiek en dan het Franse keizerrijk (1792-1815) en het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830).

‘Tot elkaar veroordeeld’

Ook al zegt hij het niet met zoveel woorden, op het einde suggereert Alain Gerlache dat Wallonië, wil het als een volwaardige regio op gelijke voet bestaan en omgaan met Vlaanderen, er baat bij heeft om uit de Federatie Wallonië-Brussel te stappen of minstens om die verstrengeling met Brussel te herzien en zo volledig autonoom te worden op het vlak van onderwijs en cultuur. Het Brusselse stadsgewest, dat op zich bestuurlijk en institutioneel al wel, ‘kopzorg genoeg’ is, is de laatste decennia demografisch en sociologisch immers radicaal veranderd. Er heerst een heel andere realiteit dan die in de jaren tachtig en dan die in Wallonië vandaag. De spanningen binnen België draaien, zo stelt Gerlache terecht, overigens ook al lang niet meer om taalpolitiek maar om het soort maatschappij dat men beoogt.

Hoe dan ook, besluit Gerlache, Vlaanderen en Wallonië zijn tot elkaar veroordeeld ‒ al klinkt dat veel negatiever dan hoe het misschien zou kunnen worden.

Soms lijken we dat te vergeten: wat ook de institutionele toekomst van (België) is, Vlaanderen en Wallonië zullen buren blijven. Ze hebben er dus alle belang bij om samen te werken en een positieve dynamiek te ontwikkelen, in hun eigen belang en ten voordele van alle entiteiten in het land. (…) Voor Wallonië betekent dit in de eerste plaats resolute actie om zijn economisch en financieel herstel te bevorderen. (…) (H)et is een buitengewone kans om een nieuw en duurzaam ontwikkelingsmodel te definiëren en te organiseren. Dat zal er helemaal anders uitzien dan het industriële tijdperk uit het verleden waarin Wallonië veel te lang is blijven hangen. (…) Eén en ander vereist een inspanning die ondersteund wordt door een sterker gevoel van verbondenheid binnen Wallonië dan vandaag het geval is.

Boek: Het verhaal van Wallonië – Alain Gerlache

0
Reageren?x
×