De geschiedenis is vaak een opeenstapeling van ellende en misère: oorlogen, revoluties, hongersnoden, economische crises en ga zo maar door. Dat er met geschiedenis ook veel te lachen valt, bewijst historicus dr. Dick Berents in zijn vermakelijke boek Stalin en Hitler komen in de hemel. Naast goede historische grappen, legt de auteur de vinger bij tal van historische misvattingen. “Geschiedenis is leuk. Alleen zijn de meeste leuke dingen niet waar”, aldus de prikkelende openingszin van de schrijver. Het resultaat is een compleet handboek dat lekker wegleest.
Met een glimlach om de mond reist de lezer de complete geschiedenis door, van de oermens en de piramides tot de Twin Towers en de recente economische crisis. Daarna volgt nog een kort, informatief essay over de geschiedenis van de humor. Het boek sluit af met een handzame bibliografie. De hoofdstukken zijn overzichtelijk en chronologisch gestructureerd, maar het is wel jammer dat het boek geen zakenregister bevat en evenmin een index op persoonsnamen. Als deze wel waren opgenomen, was het een stuk gemakkelijker geweest om informatie terug te vinden. Voetnoten ontbreken, wat het lastig maakt om verdere informatie te zoeken of bepaalde claims van Berents te controleren.
Berents schrijft onderhoudend en weet de lezer met grappen en scherpzinnige opmerkingen te boeien. Aardig is de constatering dat oermensen – anders dan velen denken – niet permanent in grotten leefden. Grotten waren voor ceremonieel gebruik, en de oermens had in principe nog geen vaste woonplaats. Ze leefden bijna altijd in de open lucht en maakten alleen incidenteel hutten van huiden of takken. Berents merkt vervolgens op:
“De term ‘holenmensen’ is dus niet goed, maar ’takkenmensen’ klinkt ook niet bevredigend.”
We leren voorts dat het Griekse verhaal van Marathon, waaraan de marathonafstand van 42 kilometer zou zijn ontleend, iets genuanceerder in elkaar steekt dan velen denken. De werkelijke afstand tussen Athene en Marathon bedraagt namelijk 34,5 kilometer. Waar komt de huidige marathonafstand dan wel vandaan? Het antwoord is dat tijdens de Olympische Spelen van 1908 in Londen de route (die toen 39 kilometer was) aangepast werd voor de koninklijke familie, zodat die een goed zich had op de hardlopers. De afstand kwam daardoor uit op 42,195 kilometer en later is dat als maatgevend genomen.
Nog zo’n opmerkelijk feit uit de Oudheid dat vaak terugkomt op afbeeldingen of in films, is dat Griekse tempels niet wit of grijs waren maar felgekleurd. Het Parthenon had bijvoorbeeld een felblauwe bovenrand, en was ook beschilderd met rode en groene kleuren.
Hilarisch is het verhaal over een ontmoeting tussen een Schotse theoloog en koning Karel de Kale:
“Johannes Scotius Eriugena was een beroemde theoloog en filosoof; het verschil tussen die twee begrippen was in de Middeleeuwen niet erg duidelijk. Op uitnodiging van Karel de Kale, de koning van het West-Frankische Rijk, nam hij omstreeks 845 de leiding van de paleisschool over. Op een dag zat hij aan tafel tegenover de koning, terwijl er een paar hovelingen rondliepen. Toen hij per ongeluk een kleine overtreding tegen de etiquette beging, vroeg de koning: ‘Wat is het verschil tussen een Schot en een zot?’ (Quid distat inter Scottum et sottum?) Die woordspeling was best gevat, tenminste voor een koning, en iedereen lachte beleefd. Gevatter was het antwoord: ‘Slechts de breedte van de tafel.’ (Tabula tantum).”
Bij een megaproject als dit boek is het haast onvermijdelijk dat er omissies zijn of fouten worden gemaakt. Zo gebruikt de auteur onterecht de benamingen Noormannen en Vikingen door elkaar. Historici hebben aangetoond dat ‘viking’ (op rooftocht gaan) slechts een deelactiviteit was van wat de Noormannen, die vooral boeren waren, en dat deze term dus geen equivalent is van ‘Noorman’. Voorts wordt het middeleeuwse hofstelsel wel erg kort behandeld en niet getaxeerd op wat het werkelijk was, namelijk primair een economisch systeem op dorpsniveau en niet, zoals het leenstelsel, een politiek systeem. Een laatste voorbeeld dat ik wil noemen is de jubileumaflaat van de Rooms-Katholieke Kerk uit 1517, die een belangrijke aanleiding vormde voor Martin Luther om zijn 95 stellingen te schrijven. Deze aflaat was niet bedoeld voor de bouw van de Sint-Pieter in Rome, zoals Berents beweert, maar voor de herbouw hiervan. De Sint Pieter was al in 324 gebouwd in opdracht van Constantijn de Grote.
Deze kleine omissies en foutjes zijn Berents vergeven, want hij heeft een heerlijk boek geschreven. Vooral voor geschiedenisdocenten is het smullen geblazen, omdat er tal van leuke anekdotes in voorkomen en weetjes die goed in de geschiedenislessen gebruikt kunnen worden. Ter voorpret nog twee grappen uit het boek:
“Wat is het verschil tussen kapitalisme en socialisme?”
“Het kapitalisme maakt sociale fouten, het socialisme maakt kapitale fouten.”
Het latente antisemitisme in Duitsland blijkt als een joodse Duitser wil solliciteren voor postbode:
“Kunt u Engels, Frans en Russisch lezen?”, luidt de eerste vraag.
“Ja, dat kan ik.”
“O. Kunt u trompet spelen?”
“Ja, dat kan ik ook.”
“O.” (Stilte) “Kunt u ook fietsen?”
“Ik kan bijzonder goed fietsen.”
“Jammer, dan kunnen we u niet gebruiken. We zoeken namelijk iemand die niet kan fietsen.”
Boek: Stalin en Hitler komen in de hemel – Dick Berents