In 2011 en 2012 werd de gemeente Haren, net ten zuiden van de stad Groningen, twee keer achter elkaar uitgeroepen tot de beste woongemeente van Nederland. Haren won dankzij “zijn prachtige huizen en lanen, natuur, weinig overlast, een saamhorige gemeenschap en alle voorzieningen binnen de eigen gemeentegrenzen of anders in de naburige stad Groningen”. Elsevier vergeleek de 418 Nederlandse gemeenten op liefst 101 criteria, waaronder de kwaliteit van de woonomgeving, basisvoorzieningen, overlast en veiligheid, sociaal klimaat, economische vitaliteit, bereikbaarheid en gemeentelijke dienstverlening.
De lezer voelt hem aankomen: wie zo hoog klimt kan ook diep vallen. En ja, dat is precies wat Jan Lunsing en Priscilla Zetstra-van der Woude in Het verzet van Haren – hoe de gemeente haar zelfstandigheid verloor laten zien. Het boek is een goed leesbare geschiedenis van de treurige ondergang van deze modelgemeente.
De strijd begon op 28 februari 2013 toen de provinciale Commissie Jansen in het rapport Grenzeloos Gunnen adviseerde om tot een forse herindeling te komen waaronder een fusie van Groningen, Ten Boer en Haren. Het gevecht eindigde op 1 januari 2019 toen de gemeente Haren de vlag moest strijken, oprollen en opbergen in het museum. De auteurs willen laten zien hoe de fusie tot stand kwam en lessen trekken uit het verscheurende debat.
Stad
Laten we eerst wat stappen terug zetten en nog eens inzoomen op de verhouding tussen Groningen en de omliggende regio. Die is van oudsher gecompliceerd. De stad op het noordelijkste puntje van de Hondsrug ligt op een kruispunt van land- en waterwegen en groeide na het jaar 1000 uit tot een bestuurlijk en kerkelijk centrum. Vanaf pakweg de veertiende eeuw begon Groningen het ommeland economisch, juridisch en cultureel te domineren. De tegenstellingen liepen soms hoog op: zo woedde er tussen 1580 en 1594 een burgeroorlog tussen Ommelanden en Stad. Het Spaansgezinde Groningen werd door de prinsen Willem Lodewijk en Maurits met hulp van de Ommelanders veroverd, maar… aan de onderhandelingstafel wist de Grote Markt zijn troeven toch weer voortreffelijk uit te spelen. Groningen bleef de lakens uitdelen.
In de eeuwen daarna verdween de vijandigheid. ‘Pronkjewail’ (Stad) en ‘Golden Raand’ (Provincie) vergroeiden met elkaar en het accent verschoof van wat centrum en periferie verdeelde naar wat hen verenigde. Het duurde echter tot diep in de twintigste eeuw voor stadstaat Groningen de laatste eeuwenoude stadsrechten en buitenbezittingen in Oost-Groningen opgaf. Herinneringen aan zo’n oude hegemonie zijn makkelijk te mobiliseren. Want natuurlijk is het zo dat wat goed is voor de kern, niet per definitie altijd goed is voor de rand.
Misschien is het bovenstaande beeld voor forensendorp Haren wat overdreven. Haren vormde iets zuidelijker op de Hondsrug een deel van het natuurlijk achterland van de ‘wondere stad’, maar hield wel graag wat afstand en zelfstandigheid. Stadse patriciërs bouwden grote herenhuizen aan de oude Hereweg naar Haren. Dat kreeg het karakter van een villadorp, al is niet het hele dorp zo welgesteld. Vanaf 1900 kwam de stad dichterbij. Zo nam het Stadhuis in 1915 Helpman, gelegen tussen Haren en de Stad, onder zijn vleugels.
In de jaren zeventig beefden de Drenten onder de groeistuipen van hun buurstad: Groningen aasde op nabije delen van Noord-Drenthe. Maar voor de Drenten ‘hoorde de kop er op’, zodat dat gevaar werd afgewend. Tot 2009 werd lang gesoebat over de aanleg van een zuid-tangent (snelweg) over de laatste groene dreven tussen stad en dorp om het Groningse verkeer om te leiden. Ook dat gevaar werd bezworen en alles – zie aanhef – leek pais en vree. Tot de commissie Jansen in 2013 de alarmbel luidde: zou het niet beter zijn voor de kleine gemeente Haren om te fuseren met de Martinistad?
Blubber
Dat is het moment waarop Lunsing en Zetstra-van der Woude inzetten met hun gedetailleerde relaas over dat herindelingsdebat. Het boek laat zich nog het beste samenvatten als poging om greep te krijgen op de blubber waaruit besturen volgens tal van politicologen en historici vaak bestaat. De termen ‘muddle through’ of ‘fortwursteln’ illustreren dat wel mooi. Aan de ene kant stonden de voorstanders, de provincie en de Stad Groningen voorop, voor wie de fusie paste in een proces van schaalvergroting die nodig was omdat de rijksoverheid een reeks omvangrijke taken overhevelde naar de gemeenten.
Het rapport van de Commissie Jansen stelde een opschaling voor in de hele provincie. Voor het stadsbestuur telde dat het samengaan met het 20.000 inwoners tellende Haren de daardoor grotere stad in de superliga zou voeren, namelijk in de Top Vijf van Nederlandse steden, waar de subsidiestromen nog rijkelijker vloeien. Maar veel betrokkenen vonden ook oprecht dat het Haren aan bestuurskracht ontbrak en dat de zuiderbuur financieel kwetsbaar was. Sommigen vonden bovendien dat de welgestelde Harenaren profiteerden van de grootstedelijke voorzieningen zonder daar veel belasting voor af te dragen.
Ook bij de tegenstanders kwamen allerlei motieven samen. Veel inwoners vreesden dat fusie zou leiden tot hogere woonlasten, minder voorzieningen, teloorgang van het dorpse karakter, verslechterde bereikbaarheid en minder onderlinge betrokkenheid. Het liberale Haren stemde van oudsher heel anders dan het linkse Groningen. Hun dorpse identiteit stond op het spel, Voorstanders vonden dat laatste maar kul, omdat Haren en Stad altijd al sterk verweven waren. De media gooiden soms olie op het vuur: zo presenteerde het Dagblad van het Noorden de voorstellen van de Commissie Jansen doodleuk als besluiten. Pressiegroepen uit Haren wisten het sluimerende onbehagen in het dorp bekwaam te mobiliseren. Een andere factor was domme pech: zo sloeg het gemeentebestuur van Haren een modderfiguur toen ene Merthe op 6 september 2012 per ongeluk via Facebook het hele land uitnodigde om haar feestje te komen vieren. Gevolg: rellen en oproer en een gemeentebestuur dat zich diskwalificeerde, ook al waren er verzachtende omstandigheden.
Hier hoeven we dit moddergevecht niet op de voet te volgen. Het is minutieus in kaart gebracht door beide auteurs. De kern is dat Haren uiteindelijk werd uitgehuwelijkt aan Groningen, ook al zei het bruidje duidelijk ‘nee’. Dat is wrang en voedt populisten die proberen er alsnog een slaatje uit te slaan door anno 2022 ‘Haren van Groningen te bevrijden’. Het is tamelijk lachwekkende taal.
Trillen
Lunsing en Zetstra-van der Woude lazen alles wat er te lezen viel en spraken meer dan honderd betrokkenen. Het is jammer dat ze niet vertellen welke sleutelfiguren de boot afhielden. Ze maken helder hoe dit hele treurspel zich voltrok. De andere doelstelling was lessen te trekken. Dat blijft nogal impliciet. Het boek beschrijft meer dan dat het analyseert. Dat is jammer.
Twee opmerkingen tenslotte: Priscilla Zetstra-van der Woude schreef dit boek omdat ze ‘in Haren woont en zich verbaasde over wat er allemaal gebeurde’ en daar valt niets op af te dingen. Jan Lunsing schreef in 2016 echter een rapport voor het gemeentebestuur Haren dat het pleidooi voor voortgezette zelfstandigheid kracht moest bijzetten. De bestuurskundig adviseur raakt dan echter zelf tussen de wielen van de intussen totaal verstoorde verhoudingen op het gemeentehuis. Hij ‘staat te trillen op zijn benen’ als de gemeentesecretaris hem belt met het verzoek om één van zijn belangrijkste conclusies te herzien door het woordje ‘niet’ toe te voegen. Uiterst ongebruikelijk natuurlijk. Het is een type betrokkenheid tot makkelijk tot vooringenomenheid kan leiden. Is dat ook zo? Nee, dat is mijns inziens niet het geval. Dat de auteurs meer sympathie koesteren voor het ‘nee’ tegen de herindeling, is duidelijk, maar partijgangers worden ze niet.
Kortom, het debat is kundig en professioneel in kaart gebracht maar de vraag waarop de lezer eigenlijk een antwoord wil hebben, blijft levensgroot op tafel liggen: hoe voorkom je zo’n bad in de blubber waar niemand zonder kleerscheuren uit komt? Of is het verlangen naar rimpelloze politiek teveel gevraagd?
Boek: Het verzet van Haren