Dark
Light

De schoonheid van het Groningse wierdenlandschap ontleed

Auteur:
6 minuten leestijd
Kenwerd
Kenwerd - Foto: Ben Westerink, afb 7.38

Op de leestafel ligt een nieuw en monumentaal boek over de Groningse wierden. Op tafel want het is stevig en zwaar zodat in de handen houden wat vermoeiend is. Het titelblad vertoont een zacht glooiende wierde met boerderij en daaronder een foto van twee arbeiderswoningen in een paradijselijk landschap met pluizige paardenbloemen en bomen. ‘Wierdenlandschap’ is de titel. Misschien zou een student over zo’n titel direct te horen krijgen dat de studie een probleemstelling of invalshoek mist. Westerink is echter geen student en zijn boek is een prachtige synthese van decennia onderzoek naar de wierden.

Theo Spek, hoogleraar landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, zegt in het voorwoord dat de Groningse wierden ‘tot dusverre veel minder aandacht’ kregen dan de Friese terpen en dat dat misschien ligt aan de ‘schroom’ bij onderzoekers uit deze provincie om ‘het verhaal hiervan in zijn volle rijkdom’ te vertellen. Dat is precies wat Westerink de lezer voorschotelt. Rijkdom zonder schroom.

In de 400 pagina’s die het boek inclusief noten en literatuurlijst telt, zijn de honderden foto’s en vooral de prachtige overzichtskaarten een lust voor het oog. Ze tonen de lage heuvels in het weidse landschap, sommige zijn verlaten, andere getooid met een paar boerderijen, weer andere pleisterplaats voor stokoude dorpjes. De kaartjes brengen de factor tijd in beeld. Hoe zee en land elkaar belaagden, de loop van rivieren veranderde, hoe overstromingen de dijken radbraakten en hoe mensen dat altijd veranderlijke en soms verraderlijke landschap toch weer naar hun hand zetten.

Afbeelding uit het boek Wierdenlandschap
Afbeelding uit het boek Wierdenlandschap – Foto: Ben Westerink, afb. 10.23

Leegloop

Wat voor boek levert dit op? De eerste zes hoofdstukken bieden een historisch overzicht. Vanaf pakweg 600 voor Christus vinden veeboeren de weg naar de opslibbende kwelders aan de kust. Ze ontdekken dat ze op de hoogste delen veilig kunnen wonen, al helpt het wel om hun woonplekken stelselmatig op te hogen. Westerink legt uit wat kwelders precies zijn, welke bodems ontstonden en hoe wandelaar en fietser de kwelders, kreken en prielen (stroompjes) nog altijd kunnen ervaren. In de eerste eeuw na Christus floreerden de wierdedorpen maar in de vierde eeuw werden ze grotendeels verlaten. Voor de terpen in Friesland was dat nog meer het geval dan voor de wierden in Groningen.

Vanaf de vijfde eeuw nam de bewoning weer toe. Westerink maakt aannemelijk dat de in de Romeinse bronnen genoemde Friezen na hun vertrek werden opgevolgd door immigranten uit het Noorden, hun aardewerk had Angelsaksische kenmerken. Een aarzeling om hen dan ook Angelsaksen te noemen is ook Westerink niet vreemd, maar zeker is dat de nieuwkomers en de weinige nestblijvers cultureel en linguïstisch verwant waren. Overigens schrijft Westerink plaatsnamen als Englum, Saaksum en Lutje Saaksum eerder toe aan mansnamen dan ze etnisch te duiden. De nieuwe Friezen – die naam handhaaft zich – leven net als hun voorgangers van landbouw en vooral veeteelt. De vele opgravingen onder leiding van de eminente archeoloog Albert van Giffen lossen lang niet alle raadsels op. Zo publiceert de archeologe Annet Nieuwhof in 2008 over de vondst van een achttal schedels zonder onderkaak in een kring in de wierde Englum. De conclusie dat het om een ritueel gaat is onbetwist. Maar wat het betekent blijft giswerk.

Paardengraf van Ezinge
Paardengraf van Ezinge (CC BY-SA 4.0 – Anton Tiktak – wiki)

In de zesde en zevende eeuw na Christus oriënteren de wierdebewoners zich op de Noordzee, Engeland en Scandinavië. Uit deze tijd dateert een aantal runen maar ook het pronkstuk van het Wierdenmuseum te Ezinge, het paardengraf. Eind achtste eeuw dwingt Karel de Grote hen het christendom te aanvaarden en in zijn rijk. De lokale adel onderwerpt zich en schenkt goederen aan de kerk. In de verhalen over de prediker Liudger duiken voor het eerst sinds de Romeinse tijd weer mensen van vlees en bloed op, zoals de blinde zanger Bernlef, in de vorige eeuw vereeuwigd op de Martinitoren te Groningen, en de adellijke gastvrouw Menisweerd op de wierde Helwerd. Vikingen vallen aan en vermoorden rond het jaar 1000 op de grens van wierden en wolden de vrome ontginner Walfridus en diens zoon Radfridus. In Bedum ontwikkelen zich dankzij deze martelaren een florerend bedevaartsoord en een enorme kerk.

Westerink, emeritus-hoogleraar farmacie en afkomstig uit Twente, vervolgt zijn verhaal met het ontstaan van parochies in de negende en vooral tiende eeuw en de ontginningen in de zuidelijker gelegen venen/wolden. Dat laatste was een riskante onderneming. Het in cultuur brengen van de venen leidde eerst tot euforie dankzij goede oogsten, maar daarna al snel tot grote problemen met de afwatering. Door het afvoeren van het water verteerde het veen en zakte het weg. Het grondwaterpeil kwam dus relatief hoger te staan. Aanleg van dijken moest laaggelegen delen beschermen tegen de zee maar ook tegen water uit hoger gelegen landsdelen. Al te menselijke twisten over wie het dijkonderhoud moest betalen komen niet alleen bij klimaatconferenties voor. ‘Goed bestuur’ wist abt Menko van klooster Bloemhof halverwege de dertiende eeuw al, is cruciaal maar niet vanzelfsprekend. De periodieke overstromingen vergden soms duizenden slachtoffers. Dieptepunt was het ontstaan van de Dollard in de vijftiende en zestiende eeuw, toen daar tientallen dorpen verdronken.

Onderwierum
Onderwierum – Foto: Ben Westerink, afb 9.35

De bedijkingen maakten het desondanks mogelijk de kunstmatige heuvels te verlaten. Vele wierden ontvolkten, boerderijen verschenen nu op de kweldergronden. Tot diep in de negentiende eeuw hielden de mensen de wierden voor natuurlijke fenomenen. Toen ze ontdekten hoe vruchtbaar deze opgeworpen woonheuvels waren groeven ondernemers en arbeiders in een eeuw tijd grote delen af. De oudheidkundige resten die werden gevonden alarmeerden oudheidkundigen. Van Giffen zou met de opgraving van een taartpunt van de wierde Ezinge beroemd worden.

Halfvol?

In het tweede deel van het boek trekt Westerink door dit lege landschap van voormalige kwelders, maren en wierden. Na lezing weet je niet zo goed of het glas nu half vol of leeg is. Moeten we vooral blij zijn met de onverstoorde schoonheid van bijvoorbeeld Middag-Humsterland in het Westerkwartier? Of vooral betreuren dat de industrialisatie ten oosten van Delfzijl in de jaren zestig en zeventig letterlijk het einde betekende van gave wierdedorpjes als Heveskes, Weitwerd en Oterdum? En wat doen de talloze windmolens en energiecentrales met de horizon in het Eemshavengebied?

Winsum-Obergum
Winsum-Obergum – Foto: Ben Westerink, afb. 9.38

Dit tweede deel is een evocatie van de resterende wierden, de honderden tuf- en bakstenen kerkjes, kerkhofjes zonder kerkjes en dorpjes die onaantastbaar lijken voor de haast van de moderne tijd. Van slingerende maren, iets verhoogde kleiruggen, resten van kloosters in Wittewierum of Aduard waar je met wat verbeeldingskracht de nagalm van de metten en lauden nog hoort. De wierdenzwerver Westerink gaat de lezer per vouwfiets voor. Bijvoorbeeld naar het kleine Niehove met zijn 269 inwoners dat in 2019 werd uitgeroepen tot mooiste dorp van Nederland. Het is met zijn radiale structuur – huizen rond een kerkje – ook een plaatje. Naar het waterrijke Winsum dat die status in 2020 van de ANWB kreeg. Of Appingedam met zijn monumentale kerk en overhangende keukens. Wie de drukte van bijna 18 miljoen inwoners soms te veel wordt, zal genieten van de stilte en leegte die je hier nog aantreft. Als de aarde zich ook een beetje koest houdt overigens.

Wierdenlandschap. De ontstaansgeschiedenis van het Groninger kleilandschap
Wierdenlandschap. De ontstaansgeschiedenis van het Groninger kleilandschap
Is er op het boek iets af te dingen? Nauwelijks, want Westerink schreef een compact maar overzichtelijk standaardwerk met fantastische kaartjes en foto’s. De lezer wordt helemaal bijgepraat aan de hand van de jongste literatuur. Schrijven was wel een ‘vicieuze cirkel’, aldus Westerink, zoveel verschijnt er aan boeken en studies. Deel twee is wel erg gedetailleerd en weinig lezers zullen al die plekken kennen. Een enkel foutje mag er in de volgende druk uit: Abt Emo kan in 1287 in zijn kroniek niet over een overstroming hebben geschreven, (349) want hij was toen allang overleden. Dat Westerink de moderne lezer tegemoet komt door van Groningers op de wierden te spreken is een keuze: daar werd tot pakweg de vijftiende eeuw echter Fries gesproken en nog langer Fries gevoeld. Over een handvol tikfouten zullen we hier verder zwijgen. Kortom: een prachtig boek.

Boek: Wierdenlandschap. De ontstaansgeschiedenis van het Groninger kleilandschap

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×