‘Het gaat hier niet om beter of slechter, nostalgie is niet aan de orde. Vroeger is voorbij. Maar het was wel anders destijds,’ schrijft Jan Tromp in Wantrouwen in de wandelgangen. Of dat helemaal klopt is de vraag. Uit de rest van Tromps betoog krijg je de indruk dat hij de jaren zeventig en tachtig, toen hij zelf op het Binnenhof werkte, wel degelijk veel mooier en aangenamer vond dan de latere periode, toen hij er al weg was.
De journalist – eerst van de VARA, later van de Haagse Post en nog weer later van de Volkskrant – prijst in het vlot geschreven boek de werksfeer van toen als zeer genoeglijk. Kamerleden en parlementair journalisten zaten op elkaars lip en liepen over van het wederzijdse begrip. Overvloedige alcoholconsumptie en seksuele slippertjes van volksvertegenwoordigers werden doodgezwegen.
‘Niet alles wat je destijds zag en hoorde hoefde terstond te worden uitgedragen, te worden opgeschreven. Er bestond begrip voor ieders rol over en weer, en daarbinnen was er speelruimte…’
…typeert Tromp de cultuur van destijds.
Nieuwe vergaderzaal
Deze door sommigen als klef omschreven verhouding veranderde begin jaren negentig. De Tweede Kamer kreeg er een nieuw gebouw bij en ook een nieuwe vergaderzaal. Die laatste deugde volgens Tromp – en vrijwel iedereen van zijn generatie of ouder – van geen kanten. In de oude vergaderzaal, met zijn groene gordijnen, zaten de Kamerleden heel dicht op elkaar. Noodgedwongen, want de zaal was eigenlijk te klein. Politici en vertegenwoordigers van de pers hadden in de wandelgang een innig contact met elkaar. Als het in de oude zaal spannend werd kon je volgens D66-kopstuk Hans van Mierlo ‘de geur van wilde beesten’ ruiken.
De nieuwe zaal daarentegen geldt als kil en zakelijk. De vertegenwoordigers van het kabinet en de Kamerleden zitten ver van elkaar. De journalisten worden helemaal op afstand gehouden. De nabijgelegen ‘kale commissiekamers’ doen volgens de met instemming geciteerde D66-politicus Jan Vis…
‘…eerder denken aan een luchthaven of een ziekenhuis dan aan een parlementaire huisvesting’.
Vanaf dat moment veranderde de sfeer, aldus Tromp. De verhoudingen werden zakelijker. Een ‘managementstijl’ deed haar intrede. De afstand tussen de parlementariërs en de media groeide. Kamerleden gingen zich verbergen achter hoe langer hoe meer voorlichters, communicatiemedewerkers, spindoctors, of hoe je ze noemen wil. Het beeld werd almaar belangrijker, de aandacht voor de inhoud kwam op het tweede plan. Of op het derde.
Rutte
Het blijft niettemin een beetje onduidelijk wanneer die verandering zich precies heeft voltrokken. Volgens Kees Boonman, een oude mediarot die Tromp in het boek aanhaalt, heeft ze pas ‘definitief doorgezet rond 2012’, tijdens het premierschap van Mark Rutte. De nieuwbouw van de Kamer was toen al twintig jaar in gebruik. ‘Rutte verstevigde zijn positie als premier,’ aldus Boonman…
‘….en maakte van de politiek een echt bedrijf. Met de kenmerken van een commerciële tent: beloftes doen, niet nakomen, vanuit jouw belang wel met journalisten praten, vanuit jouw belang niet met journalisten praten. Altijd is het jouw belang. Maar in het Nederlandse bestel heeft de minister-president een mandaat gekregen van de Nederlandse bevolking om zaken voor ons allemaal te regelen.’
Dat laatste is overigens niet juist. Premiers worden in Nederland niet gekozen, dus ze hebben ook geen mandaat van de bevolking.
Dat neemt niet weg dat parlementair verslaggevers steeds meer te maken hebben met voorlichters en steeds minder met Kamerleden. Die laatsten weigeren vaak al te praten als er niemand van de enorm uitgedijde afdeling perscommunicatie bij is. De ‘controledrift’ staat voorop en de beeldvorming is allesbepalend geworden. Liegende zegslieden zijn bepaald geen uitzondering, terwijl ze in de jaren zeventig en tachtig volgens Tromp nog ‘ondenkbaar’ waren.
De Apenrots
Kan het erger? Ja, het kan nog veel erger. Want in 2021 verhuisde het hele Binnenhof naar elders. Tijdelijk, omdat er een grootscheepse renovatie moest plaatsvinden, maar het gaat jaren duren voor de politiek weer terug kan naar haar oude stek. De Tweede Kamer is terechtgekomen in het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken, in het jargon B67 ofwel De Bunker genoemd. Het pand staat ook bekend als De Apenrots.
Volgens Coen van de Ven, een jonge journalist van De Groene Amsterdammer, die samen met Tromp Wantrouwen in de wandelgangen schreef, is politiek tegenwoordig uitsluitend imago. Het gebouw, een ‘ondoorgrondelijk gangenstelsel’ vindt Van de Ven, heeft helemaal niets meer van het speelse kruip-door-sluip-door dat het Binnenhof ondanks de aanpalende nieuwbouw kenmerkte. De voorlichters zijn er zonder meer de baas. ‘Politiek is alleen nog beeldvorming,’ verklaart voormalig VVD-spindoctor Henri Kruithof in het boek.
‘Het gaat eigenlijk nergens meer over.’
Kruithof heeft een somber stemmende toekomstvisie. ‘Uiteindelijk,’ zegt hij tegen Tromp…
‘…zullen journalisten, denk ik, geweerd worden uit de gangen. Om te bereiken dat zij geen ontmoetingen hebben met Kamerleden buiten de gewenste contacten. Gewenste contacten zijn ontmoetingen die gefiatteerd zijn door de afdelingen Voorlichting van de fracties.’
Mocht hij gelijk krijgen, dan worden politieke berichten straks pure reclame.