Hoe de strijd tegen de Vikingen de Angelsaksen verenigde

Wolventijd – Tore Skeie
10 minuten leestijd
Wolventijd, fragment uit de cover
Wolventijd, fragment uit de cover
De Noorse historicus Tore Skeie reconstrueert in het vorige week verschenen Wolventijd. De strijd om een Vikingrijk aan de Noordzee (Omniboek) op basis van saga’s en kronieken meerdere eeuwen van gedeelde Anglo-Saksische en Scandinavische geschiedenis rondom de Noordzee. De geschiedenis van de Vikingen wordt daarmee in een bredere Europese context geplaatst. Op Historiek een fragment uit het boek, over Vikingen die in de tiende eeuw de Engelse kust aandoen.

Een regime vóór de ondergang

In het jaar 975 verscheen een komeet boven het Engeland van de Angelsaksen. Hij vertoonde zich op een van de eerste dagen in augustus, in de tijd waarop de zomer op zijn warmst is en de boerenbevolking het hongerigst, druk bezig met het maaien en malen van het eerste koren. Hoog aan het hemelgewelf zagen ze een onduidelijke, maar sterk oplichtende bol, met een vlammend licht dat uit de ene kant straalde ‘als het gouden haar van een mensenhoofd’. Langzaam viel hij opzij, in de richting van het noordoosten.

Komeet
Komeet (cc – pixabay – 1980supra)
Onder de mensen die het merkwaardige verschijnsel met interesse en onrust waarnamen waren de geleerde benedictijnen, die de kloosterjaarboeken schreven die uiteindelijk werden verzameld en samengevoegd en die bekend zijn als de Angelsaksische kroniek. Aan dit werk hebben we veel van onze kennis te danken over Engeland in deze tijdsperiode, voor ons in een ver verleden. In een samenleving waar bijna niets werd opgeschreven, hielden deze nederige dienaren van God in hun pijen en met hun geschoren hoofden de loop van de geschiedenis buiten de kloostermuren bij. In de vorm van korte notities en commentaren beschreven ze de reizen van de koningen door het rijk, de kerkvergaderingen van de bisschoppen, de eindeloze vetes tussen de aristocraten – en ongebruikelijke natuurverschijnselen.

Een komeet was een verontrustend schouwspel, een oud en bekend onheilsteken. Voor de monniken was het de boodschapper van God en een waarschuwing voor een komende ramp. God, zoals hij in die tijd in West-Europa werd aanbeden, was een onvoorspelbare godheid, goed en hartelijk op het ene moment, razend op het volgende, een almachtige rechter en een strenge vader die onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eiste en zijn zwakke, zondige kinderen vaak strafte. De Heer toonde zijn wil via het noorderlicht, zonsverduisteringen en kometen – anomalieën in het perfect geordende wereldsysteem dat hij aan het begin der tijden had geschapen en in beweging had gezet, waarbij sterren hun repeterende en voorspelbare banen volgden, waar dageraad op dageraad en winter op winter volgde. De monniken waren altijd zorgvuldig in het documenteren van dergelijke gebeurtenissen, want samen vormden ze een netwerk van tekenen die wellicht, als ze in samenhang werden bestudeerd, Gods plannen voor de mensheid konden onthullen.

Koning Edgar, glas-in-lood raam in het All Souls College Chapel, Oxford
Koning Edgar, glas-in-lood raam in het All Souls College Chapel, Oxford
Er heerste al een zenuwachtige, onrustige stemming in het Angelsaksische koninkrijk. Slechts twee weken eerder had het rijk zijn koning verloren. Koning Edgar, die in ieders herinnering zou voortleven onder de bijnaam ‘de Vreedzame’, stierf midden in de zomer van 975, na zijn rijk meer dan twintig jaar te hebben geregeerd. Het waren, zoals zijn bijnaam aangeeft, twintig goede jaren geweest, een lange, ononderbroken periode van vrede waaraan latere generaties zouden terugdenken als een bloeiende glorietijd.

Of de koning snel of langzaam stierf, door ziekte of door iets anders, weten we niet. Maar de dood van een koning was altijd een dramatische gebeurtenis in een Europees rijk in die tijd, omdat er simpelweg geen vaste procedures bestonden voor hoe de macht aan de volgende generaties moest worden doorgegeven. Het was geen vanzelfsprekendheid dat de oudste zoon van de koning de troon zou erven.

Het Angelsaksische rijk was fragiel. De koningsdynastie was oud en gedistingeerd – ze ging tot vele honderden jaren terug en haar mythologische oorsprong omvatte zowel Odin, diverse figuren uit het Oude Testament als Jezus Christus zelf. Maar haar macht over een verenigd Engels rijk ging maar een paar generaties terug. De koningsmacht berustte op een raad – de zogenoemde witan, of ‘raad der wijzen’ – gedomineerd door een handjevol ealdormannen, de opperhoofden van de voornaamste aristocratische families in het rijk. Het waren steenrijke, eigenzinnige mannen, sommigen ervan nakomelingen van rivaliserende koningsfamilies die nog maar een paar generaties terug waren gedwongen zich te onderwerpen aan de troon, frontfiguren van grote machtsgroepen van het Engelse platteland. Velen van hen waren rivalen en tussen hen bestonden openlijke vetes.

‘Een tijdlang stond een regelrechte oorlog op uitbreken’

Bijzonder problematisch en potentieel gevaarlijk was het als de troonopvolgers kinderen waren. Edgar ‘de Vreedzame’ liet geen volwassen erfgenamen achter, maar twee jongens, de oudste zo rond de twaalf jaar oud, de jongste acht of negen. De twee jongens hadden verschillende moeders, adellijke vrouwen met hun eigen familienetwerken en banden kriskras door het grote, dichtbevolkte land. Het hof van de koning verdeelde zich in twee fracties die elk haar erfgenaam steunde.

Koning Edward 'de Martelaar'
Koning Edward ‘de Martelaar’
Een tijdlang stond een regelrechte oorlog op uitbreken, tot de ealdormannen en kerkleiders zich uiteindelijk rond de oudste van de twee koningszonen schaarden. Hij heette Edward. Terwijl de koningskroon ten overstaan van aristocraten en geestelijken op zijn hoofd werd gezet trok de komeet langzaam en geluidloos langs de hemel boven hen. Hij bleef vele weken zichtbaar. Midden november, ongeveer tachtig dagen nadat hij voor het eerst zichtbaar was geweest, verbleekte hij ten slotte en verdween.

Hartverscheurende conflicten kenmerkten vanaf het eerste moment de regeringsperiode van de nieuwe koning. De hoge heren in de raad bouwden hun eigen machtsbases. Een heleboel klooster- en kerkgoederen in het Engelse rijk werden uit naam van de koning geconfisqueerd. Koning Edward zelf stond erom bekend dat hij opvliegend, humeurig en onevenwichtig was. Te onrijp om zijn macht en zijn status met waardigheid te dragen, barstte de jongenskoning herhaaldelijk uit in ongehoorde, publiekelijke woedeaanvallen, en hij vernederde en sloeg dienaren van hoge en lage komaf in de koninklijke huishouding.

In de lente van 978, slechts drie jaar na zijn kroning, eindigde Edwards tijd aan de macht abrupt. De circa vijftienjarige koning leidde een jacht in de langgerekte, met bos bedekte heuvels in het kustlandschap van Wessex. Na afloop reed hij met een klein gevolg naar zijn jongere halfbroer, die samen met zijn moeder en zijn eigen hofhouding vlak in de buurt woonde, op een koninklijk landgoed in het dorp Corfe. Toen de opvliegende jongenskoning het binnenplein opreed, kwam hij terecht in een handgemeen met een groepje thegns – Angelsaksische hoofdmannen van lagere afkomst dan ealdormannen – uit de huishouding van zijn jongere broer. In wat vermoedelijk een spontane ruzie was die uit de hand is gelopen omringden de thegns het paard van de koning te voet. Ze pakten hem bij zijn armen en trokken hem uit het zadel, terwijl hij krijste en gilde. Vervolgens staken ze hem met hun messen dood.

‘Op vele plekken in Engeland werd ’s nachts een bloedrode hemel waargenomen’

Een maand later, vlak na Pasen in het jaar 978, kwamen ealdormannen, thegns, vertegenwoordigers van boeren en burgers, plus de tien bisschoppen en twee aartsbisschoppen van het rijk in de kleine markt- en kerkstad Kingston aan de oevers van de Theems, niet ver ten zuidwesten van Londen, bij elkaar voor een nieuwe koningskroning. Een waarnemer uit die tijd noteerde dat de nieuwe koning, die twaalf of dertien jaar oud was, er knap uitzag en zich zeer waardig gedroeg toen de koningskroon op zijn hoofd werd gezet. Zijn naam was Æthelred.

Pagina van de Peterborough Chronicle
Pagina van de Peterborough Chronicle, een manuscript uit de Angelsaksische kroniek
Zijn broer had hem een rijk nagelaten dat zich uitstrekte van Wales in het westen tot de Noordzee in het oosten, van Het Kanaal in het zuiden tot de rivier de Tweed in het land van de Schotten in het noorden, met ongeveer een miljoen onderdanen. Hij beschikte over een machtsapparaat van koninklijke rechters en bestuurders gecentreerd in de steden waar andere koningen in heel Europa jaloers op konden zijn.

Vikingaanvallen

In de Angelsaksische kroniek wordt verteld dat een nieuw slecht voorteken zich liet zien in de tijd dat hij werd gekroond. Op vele plekken in Engeland werd ’s nachts een bloedrode hemel waargenomen. Hij…

…vertoonde zich als stralen in ongelijke kleuren en zag eruit als vuur, en bij het eerste ochtendlicht verdween hij.

Een jaar later, op een zomerdag in het jaar 979, werden zeven Vikingschepen gezien in Wessex. Ze gleden zachtjes langs de kust voor de opvarenden in een baai in Dorset aan land gingen, niet ver van de jachtvelden van de koninklijke familie. De Angelsaksische kroniek vertelt kort dat ze veel mensen doodden en anderen als gevangenen meenamen op hun schepen toen ze wegvoeren. Het was de eerste Vikingaanval in meerdere decennia die in de kroniek werd opgeschreven.

Het jaar daarop, in 980, keerden ze terug. Southampton en het eiland Thanet in de monding van de Theems werden aangevallen. De Vikingen roofden kostbaarheden, voedsel en inwoners.

Koning Æthelred
Afbeelding van Æthelred in de Abingdon Chronicle
Meerdere aanvallen volgden. In de Angelsaksische kroniek vind je in de jaren daarna verslagen van Vikingaanvallen langs de kust, sommige klein, andere groter. Æthelred werd volwassen en nam de macht van zijn koninkrijk over onder de schaduw van een langzaam escalerende golf van geweld. In het jaar 985, toen hij achttien of negentien jaar oud was, nam hij een jonge Noord-Engelse aristocratische dochter tot zijn koningin. In de loop van de jaren die volgden schonk ze hem meerdere kinderen. De aanvallen waren toen een jaarlijkse gebeurtenis in het rijk geworden. Kleine legers van gemobiliseerde boeren vochten onder aanvoering van hun lokale leiders tegen de buitenlanders.

De overvallen op zich brachten het rijk van Æthelred weinig schade toe, de groepen Vikingen bestonden slechts uit een paar honderd man, maar ze verspreidden grote angst en onrust onder zijn onderdanen. Dat kwam niet alleen door het directe gevaar dat de Vikingen vormden voor de mensen die langs de kust leefden, maar ook doordat de aanvallen zich afspeelden tegen de beangstigende historische achtergrond die in het zelfbeeld en de identiteit van de Angelsaksen was verankerd. Het koninkrijk waarin zij leefden was geschapen in de strijd tegen Vikingen.

Er waren tweehonderd jaar verstreken sinds de eerste Scandinavische roofbendes aan het eind van de achtste eeuw over de zee kwamen aanvaren en afgelegen kloosters begonnen te plunderen. Ze kwamen uit verschillende plekken in Scandinavië en omliggende gebieden, maar de Angelsaksen kenden hen onder het gemeenschappelijke begrip ‘Denen’. Aangespoord door hun eigen succes keerden de Denen in de eerste decennia van de negende eeuw terug in steeds grotere, dapperder en beter georganiseerde groepen, en ze brachten steeds zwaardere verwoestingen en groter lijden teweeg.

Twaalfde-eeuwse voorstelling van Vikingen
Twaalfde-eeuwse voorstelling van Deense Vikingen
In die tijd bestond er nog geen verenigd Angelsaksisch koninkrijk. Dat wat Engeland zou worden bestond uit een aantal rivaliserende kleine rijken zonder gemeenschappelijke verdediging tegen de Denen. Verlamd door de mobiliteit en de vastberadenheid van de Vikingkrijgers en hun eigen gebrek aan vermogen tot samenwerking werden de koninkrijken een voor een onder de voet gelopen, terwijl de geschokte inwoners ondervonden dat legers op de vlucht werden gejaagd en uitgemoord, kloosters afgebrand, goud en zilver geroofd, kostbare geïllumineerde manuscripten verwoest en jonge vrouwen en mannen als slaven werden weggevoerd. De Denen bouwden permanente scheepsbases op de eilanden voor de kust en in het midden van de negende eeuw begonnen ze in grote kampen op het vasteland te overwinteren. Dat wat als opportunistische, individuele aanvallen was begonnen ontwikkelde zich tot een systematische plundering van grote gebieden – en gaandeweg als verovering en kolonisering.

Engeland in 878. Het Danelaw-gebied is in beige.
Engeland in 878. Het Danelaw-gebied in het midden. (CC BY-SA 3.0 – Hel-hama– wiki)
De Deense legers brachten vrouwen en kinderen mee. In wat het beste kan worden bestempeld als een volksverhuizing vestigden tienduizenden Noordse kolonisten zich aan de Engelse noordoostelijke kust, in het gebied dat later bekend zou worden als de Danelaw, ‘het gebied waar de Deense wet geldt’. De nieuwkomers vermengden zich met de lokale bevolking. Het Angelsaksisch en het Norrön, of Oudnoords, leken op elkaar en waren gedeeltelijk wederzijds verstaanbaar. Vele Denen lieten zich kerstenen en namen snel lokale gebruiken over, terwijl ze tegelijkertijd veel van hun oude tradities voortzetten. De stad York, die net als de andere steden in Engeland oorspronkelijk een Romeinse stad was, werd het machtscentrum in dit nieuwe Vikingrijk.

Uiteindelijk bleef nog maar een van de oude koninkrijken over, het rijk van de West-Saksen, Wessex. Daar was de gevierde Alfred de Grote koning. Hij was de betovergrootvader van koning Æthelred. Aan het eind van de negende eeuw leidde Alfred eerst een wanhopige verdediging en vervolgens een geslaagde tegenaanval die het verloop van de oorlog veranderde. Onder leiding van Alfred en zijn West-Saksische veldheren heroverden Angelsaksische legers het verloren Londen en dwongen ze de Denen tot terugtrekking.

Na Alfreds dood zetten zijn zonen en kleinzonen zijn strijd voort en aan het begin van de tiende eeuw werden de West-Saksische koningen veroveraars. Ze breidden de grenzen van Wessex uit naar het noorden en het oosten en ontnamen de Denen hun heerschappij over hun oude Angelsaksische rivalen en op den duur ook de Danelaw. In het jaar 950 bevochten Angelsaksische legers onder West-Saksische leiding de laatste Noordse koning die in York zijn zetel had.

De Muur van Hadrianus in Engeland
De Muur van Hadrianus in Engeland, restant van een belangrijk verdedigingswerk in de voormalige Romeinse provincie Britannia.

Zo werd het Engelse koninkrijk geboren dat Æthelred erfde. Zijn voorouders hadden de veroverde gebieden niet als onafhankelijke rijken laten herleven, maar ze onder hun opperheerschappij gedwongen. Beïnvloed en geïnspireerd door de koningsideologie van Karel de Grote en door herinneringen aan het allang verloren gegane Romeinse Rijk, waarvan de ruïnes nog steeds overal in het Engelse landschap te zien waren, probeerden de West-Saksische koningen een Engels imperium op te bouwen. Een korps van getalenteerde organisatoren in hun dienst ontwikkelde in de loop van een paar generaties een van de meest geavanceerde koninklijke machtsapparaten van Europa om de nieuwe bezittingen te besturen.

Wolventijd - Tore Skeie
Wolventijd – Tore Skeie
Het rijk werd ingedeeld in shires, administratieve eenheden gecentreerd rond steden waar rechters gemeenschappelijke wetten uit naam van de koning handhaafden en waar dienaren van de koning probeerden de handel op de stadsmarkten te reguleren. Geleerde geestelijken die efficiënt konden organiseren bouwden een gemeenschappelijke kerkorganisatie die uiteenlopende gebieden van het land dwars door lokale identiteiten heen met elkaar verbond. Het geloof in God was de bindende ideologie die het bouwwerk bijeen moest houden. Het was in deze tijd dat Angelsaksische geleerden het koninkrijk begonnen aan te duiden met de naam die het vandaag de dag nog heeft, Engla lond, het land van de Angelen.

Erop gebrand om over te komen als bevrijders en niet als veroveraars, probeerde de Wessex-dynastie haar onderdanen hun eerdere conflicten te laten vergeten en liever de nadruk te leggen op de gemeenschappelijke strijd die hen verenigde; zij waren een godsvruchtige beschaving die was geschapen om te strijden tegen de buitenlandse, afgoden vererende barbaren. Niets werkt bindender dan een gemeenschappelijke vijand van buitenaf.

Tore Skeie (1977) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Oslo. Hij schrijft hoofdzakelijk over de middeleeuwen. Behalve auteur is hij columnist en recensent. ‘Wolventijd’ is het eerste boek van Skeie dat in het Nederlands is verschenen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×