Een regime vóór de ondergang
In het jaar 975 verscheen een komeet boven het Engeland van de Angelsaksen. Hij vertoonde zich op een van de eerste dagen in augustus, in de tijd waarop de zomer op zijn warmst is en de boerenbevolking het hongerigst, druk bezig met het maaien en malen van het eerste koren. Hoog aan het hemelgewelf zagen ze een onduidelijke, maar sterk oplichtende bol, met een vlammend licht dat uit de ene kant straalde ‘als het gouden haar van een mensenhoofd’. Langzaam viel hij opzij, in de richting van het noordoosten.

Een komeet was een verontrustend schouwspel, een oud en bekend onheilsteken. Voor de monniken was het de boodschapper van God en een waarschuwing voor een komende ramp. God, zoals hij in die tijd in West-Europa werd aanbeden, was een onvoorspelbare godheid, goed en hartelijk op het ene moment, razend op het volgende, een almachtige rechter en een strenge vader die onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eiste en zijn zwakke, zondige kinderen vaak strafte. De Heer toonde zijn wil via het noorderlicht, zonsverduisteringen en kometen – anomalieën in het perfect geordende wereldsysteem dat hij aan het begin der tijden had geschapen en in beweging had gezet, waarbij sterren hun repeterende en voorspelbare banen volgden, waar dageraad op dageraad en winter op winter volgde. De monniken waren altijd zorgvuldig in het documenteren van dergelijke gebeurtenissen, want samen vormden ze een netwerk van tekenen die wellicht, als ze in samenhang werden bestudeerd, Gods plannen voor de mensheid konden onthullen.

Of de koning snel of langzaam stierf, door ziekte of door iets anders, weten we niet. Maar de dood van een koning was altijd een dramatische gebeurtenis in een Europees rijk in die tijd, omdat er simpelweg geen vaste procedures bestonden voor hoe de macht aan de volgende generaties moest worden doorgegeven. Het was geen vanzelfsprekendheid dat de oudste zoon van de koning de troon zou erven.
Het Angelsaksische rijk was fragiel. De koningsdynastie was oud en gedistingeerd – ze ging tot vele honderden jaren terug en haar mythologische oorsprong omvatte zowel Odin, diverse figuren uit het Oude Testament als Jezus Christus zelf. Maar haar macht over een verenigd Engels rijk ging maar een paar generaties terug. De koningsmacht berustte op een raad – de zogenoemde witan, of ‘raad der wijzen’ – gedomineerd door een handjevol ealdormannen, de opperhoofden van de voornaamste aristocratische families in het rijk. Het waren steenrijke, eigenzinnige mannen, sommigen ervan nakomelingen van rivaliserende koningsfamilies die nog maar een paar generaties terug waren gedwongen zich te onderwerpen aan de troon, frontfiguren van grote machtsgroepen van het Engelse platteland. Velen van hen waren rivalen en tussen hen bestonden openlijke vetes.
Bijzonder problematisch en potentieel gevaarlijk was het als de troonopvolgers kinderen waren. Edgar ‘de Vreedzame’ liet geen volwassen erfgenamen achter, maar twee jongens, de oudste zo rond de twaalf jaar oud, de jongste acht of negen. De twee jongens hadden verschillende moeders, adellijke vrouwen met hun eigen familienetwerken en banden kriskras door het grote, dichtbevolkte land. Het hof van de koning verdeelde zich in twee fracties die elk haar erfgenaam steunde.

Hartverscheurende conflicten kenmerkten vanaf het eerste moment de regeringsperiode van de nieuwe koning. De hoge heren in de raad bouwden hun eigen machtsbases. Een heleboel klooster- en kerkgoederen in het Engelse rijk werden uit naam van de koning geconfisqueerd. Koning Edward zelf stond erom bekend dat hij opvliegend, humeurig en onevenwichtig was. Te onrijp om zijn macht en zijn status met waardigheid te dragen, barstte de jongenskoning herhaaldelijk uit in ongehoorde, publiekelijke woedeaanvallen, en hij vernederde en sloeg dienaren van hoge en lage komaf in de koninklijke huishouding.
In de lente van 978, slechts drie jaar na zijn kroning, eindigde Edwards tijd aan de macht abrupt. De circa vijftienjarige koning leidde een jacht in de langgerekte, met bos bedekte heuvels in het kustlandschap van Wessex. Na afloop reed hij met een klein gevolg naar zijn jongere halfbroer, die samen met zijn moeder en zijn eigen hofhouding vlak in de buurt woonde, op een koninklijk landgoed in het dorp Corfe. Toen de opvliegende jongenskoning het binnenplein opreed, kwam hij terecht in een handgemeen met een groepje thegns – Angelsaksische hoofdmannen van lagere afkomst dan ealdormannen – uit de huishouding van zijn jongere broer. In wat vermoedelijk een spontane ruzie was die uit de hand is gelopen omringden de thegns het paard van de koning te voet. Ze pakten hem bij zijn armen en trokken hem uit het zadel, terwijl hij krijste en gilde. Vervolgens staken ze hem met hun messen dood.
Een maand later, vlak na Pasen in het jaar 978, kwamen ealdormannen, thegns, vertegenwoordigers van boeren en burgers, plus de tien bisschoppen en twee aartsbisschoppen van het rijk in de kleine markt- en kerkstad Kingston aan de oevers van de Theems, niet ver ten zuidwesten van Londen, bij elkaar voor een nieuwe koningskroning. Een waarnemer uit die tijd noteerde dat de nieuwe koning, die twaalf of dertien jaar oud was, er knap uitzag en zich zeer waardig gedroeg toen de koningskroon op zijn hoofd werd gezet. Zijn naam was Æthelred.

Vikingaanvallen
In de Angelsaksische kroniek wordt verteld dat een nieuw slecht voorteken zich liet zien in de tijd dat hij werd gekroond. Op vele plekken in Engeland werd ’s nachts een bloedrode hemel waargenomen. Hij…
…vertoonde zich als stralen in ongelijke kleuren en zag eruit als vuur, en bij het eerste ochtendlicht verdween hij.
Een jaar later, op een zomerdag in het jaar 979, werden zeven Vikingschepen gezien in Wessex. Ze gleden zachtjes langs de kust voor de opvarenden in een baai in Dorset aan land gingen, niet ver van de jachtvelden van de koninklijke familie. De Angelsaksische kroniek vertelt kort dat ze veel mensen doodden en anderen als gevangenen meenamen op hun schepen toen ze wegvoeren. Het was de eerste Vikingaanval in meerdere decennia die in de kroniek werd opgeschreven.
Het jaar daarop, in 980, keerden ze terug. Southampton en het eiland Thanet in de monding van de Theems werden aangevallen. De Vikingen roofden kostbaarheden, voedsel en inwoners.

De overvallen op zich brachten het rijk van Æthelred weinig schade toe, de groepen Vikingen bestonden slechts uit een paar honderd man, maar ze verspreidden grote angst en onrust onder zijn onderdanen. Dat kwam niet alleen door het directe gevaar dat de Vikingen vormden voor de mensen die langs de kust leefden, maar ook doordat de aanvallen zich afspeelden tegen de beangstigende historische achtergrond die in het zelfbeeld en de identiteit van de Angelsaksen was verankerd. Het koninkrijk waarin zij leefden was geschapen in de strijd tegen Vikingen.
Er waren tweehonderd jaar verstreken sinds de eerste Scandinavische roofbendes aan het eind van de achtste eeuw over de zee kwamen aanvaren en afgelegen kloosters begonnen te plunderen. Ze kwamen uit verschillende plekken in Scandinavië en omliggende gebieden, maar de Angelsaksen kenden hen onder het gemeenschappelijke begrip ‘Denen’. Aangespoord door hun eigen succes keerden de Denen in de eerste decennia van de negende eeuw terug in steeds grotere, dapperder en beter georganiseerde groepen, en ze brachten steeds zwaardere verwoestingen en groter lijden teweeg.


Uiteindelijk bleef nog maar een van de oude koninkrijken over, het rijk van de West-Saksen, Wessex. Daar was de gevierde Alfred de Grote koning. Hij was de betovergrootvader van koning Æthelred. Aan het eind van de negende eeuw leidde Alfred eerst een wanhopige verdediging en vervolgens een geslaagde tegenaanval die het verloop van de oorlog veranderde. Onder leiding van Alfred en zijn West-Saksische veldheren heroverden Angelsaksische legers het verloren Londen en dwongen ze de Denen tot terugtrekking.
Na Alfreds dood zetten zijn zonen en kleinzonen zijn strijd voort en aan het begin van de tiende eeuw werden de West-Saksische koningen veroveraars. Ze breidden de grenzen van Wessex uit naar het noorden en het oosten en ontnamen de Denen hun heerschappij over hun oude Angelsaksische rivalen en op den duur ook de Danelaw. In het jaar 950 bevochten Angelsaksische legers onder West-Saksische leiding de laatste Noordse koning die in York zijn zetel had.

Zo werd het Engelse koninkrijk geboren dat Æthelred erfde. Zijn voorouders hadden de veroverde gebieden niet als onafhankelijke rijken laten herleven, maar ze onder hun opperheerschappij gedwongen. Beïnvloed en geïnspireerd door de koningsideologie van Karel de Grote en door herinneringen aan het allang verloren gegane Romeinse Rijk, waarvan de ruïnes nog steeds overal in het Engelse landschap te zien waren, probeerden de West-Saksische koningen een Engels imperium op te bouwen. Een korps van getalenteerde organisatoren in hun dienst ontwikkelde in de loop van een paar generaties een van de meest geavanceerde koninklijke machtsapparaten van Europa om de nieuwe bezittingen te besturen.

Erop gebrand om over te komen als bevrijders en niet als veroveraars, probeerde de Wessex-dynastie haar onderdanen hun eerdere conflicten te laten vergeten en liever de nadruk te leggen op de gemeenschappelijke strijd die hen verenigde; zij waren een godsvruchtige beschaving die was geschapen om te strijden tegen de buitenlandse, afgoden vererende barbaren. Niets werkt bindender dan een gemeenschappelijke vijand van buitenaf.