Wielrenner Jacques Anquetil (1934-1987) was de allersnelste ‘Viking’ ooit. Dat hij nog steeds te boek staat als een van de beste renners aller tijden is bij wielerliefhebbers uiteraard bekend. Dat er een flinke kans is dat bij Anquetil ook Viking-bloed door de aderen stroomde, zullen in die kringen echter weinigen weten.
Fransman Jacques Anquetil geldt nog altijd als een van de beste wielrenners aller tijden. Hij werd geboren in Normandië (in Mont-Saint-Aignan, een voorstadje van Rouen), hij leefde in Normandië (lange tijd in zijn buitenhuis La Neuville-Chant-d’Oisel in Quincampoix ten noorden van Rouen), hij overleed in Normandië (in een kliniek in Rouen) en hij ligt begraven in Normandië (in Quincampoix). Dat nadrukkelijk Normandische van de wielerheld is voor dit verhaal van belang, maar dat komt verderop aan de orde.
Eerst even zijn grootste overwinningen op de fiets (zijn complete palmares beslaat in kleine lettertjes liefst vier vellen A4). De Tour de France won Anquetil in 1957, 1961, 1962, 1963 en 1964. Daarmee was hij de eerste die de Tour vijf keer op zijn naam schreef. In de Giro d’Italia zegevierde hij in 1960 en 1964, de Vuelta a España won hij in 1963. Het werelduurrecord kwam op 19 juni 1956 op zijn naam met een afstand van 46,159 kilometer. In 1967 stelde hij het scherper (47,493 kilometer), maar die uitslag werd niet erkend omdat hij na afloop weigerde naar de dopingcontrole te gaan.
Vooral ‘contre-la-montre’, tegen het horloge (dus in het tijdrijden) was Anquetil een kanjer. Het leverde hem de bijnaam ‘Monsieur Chrono’ (Meneer Stopwatch) op. Zijn andere bijnaam: ‘Maître Jacques’ (Meester Jacques).
Bewegend beeld van het laatste stukje van de etappe naar de Puy-de-Dome in 1964:
1 Poulidor, 2 Anquetil
Poulidor
Legendarisch was de rivaliteit tussen Anquetil en Raymond Poulidor. Franse wielerliefhebbers zullen bijvoorbeeld niet snel de fameuze Tour-etappe naar de top van Puy-de-Dôme vergeten. Op 12 juli 1964 kwam Poulidor, na een heroïsche tweestrijd, als eerste boven, 42 seconden eerder dan Anquetil. Nadat ze hun profloopbanen als wielrenners hadden afgesloten werden de twee echter dikke vrienden.
Enkele dagen voor hij aan maagkanker overleed, lunchte Anquetil nog met Poulidor. Refererend aan hun strijd op 12 juli 1964 zei Anquetil toen:
“Raymond, je hebt me echt pijn laten lijden op de Puy-de-Dôme. Maar ik kan je zeggen dat ik momenteel ieder uur een Puy-de-Dôme beklim.”
Dat het einde van zijn vriend nabij was, wist Poulidor al. Een poosje vóór die laatste lunch had Anquetil hem gezegd:
“Je zal je nóg een keer tevreden moeten stellen met de tweede plaats, want ik ga als eerste vertrekken.’’
Vikingen in Normandië
Prachtige wielerverhalen zijn dat. Maar al even intrigerend is Anquetils historische achtergrond. Daarvoor moeten we terug naar het einde van de negende en het begin van de tiende eeuw. Het was de tijd waarin Denen, Zweden en Noren (Vikingen in hun eigen taal) per schip de wijde wereld in trokken, waarbij ze overzee oorlogvoering, plundering en verwoesting niet schuwden.
Régis Boyer, van 1970 tot 2001 aan de Sorbonne in Parijs hoogleraar Scandinavische talen en beschaving, ergerde zich eraan dat op die gewelddadige aspecten vaak de nadruk werd gelegd. In 2011 schreef hij een artikel met als strekking: dat viel allemaal wel mee. Ja, noteerde hij, er is wel een tijd geplunderd, maar daarna ging het de Vikingen er vooral om zich ergens te vestigen (in Ierland, in Engeland, op IJsland, in Kiev, in Normandië). En als ze ergens kwamen waar het verzet goed georganiseerd was, zoals in Zuid-Engeland onder koning Alfred de Grote, dan drongen de Vikingen niet aan, aldus Boyer. Hij wees erop dat de aantallen Vikingen ook veel te klein waren voor echte invasies.
Twee jaar vóór Boyers publicatie gaf de Britse historicus Robert Ferguson in een boek over de Vikingen al tegengas tegen wat hij zag als een wel erg relativerende trend. Daarbij lag de nadruk op de Vikingen als handelaars, reizigers, stichters van steden en dragers van een cultuur met onder meer mooie poëzie en sieraden. Instemmend citeerde Ferguson collega-historicus David Dumville. Volgens Dumville werden de Vikingen langzamerhand voorgesteld als ‘langharige toeristen die de lokale bevolking een beetje in elkaar sloegen’. In zijn boek The Hammer and the Cross stelde Ferguson zich onder meer ten doel als tegengif ook het geweld uit de Viking-tijd goed uit de verf te laten komen.
Zo lezen we onder meer over Vikingen die vanaf 820 huishielden in Noordwest-Frankrijk. Met hun vloten rukten ze via de Seine zelfs op tot Parijs. Bijna honderd jaar na de eerste Viking-inval koos de Frankische koning Karel de Eenvoudige eieren voor zijn geld. In de herfst van 911 sloot hij met Viking-aanvoerder Rollo het zogeheten ‘verdrag van Saint-Clair-sur-Epte’. Saint-Clair-sur-Epte is tegenwoordig een Normandisch dorpje halverwege de departementale weg D14 van Parijs naar Rouen.
Op bijgaand kaartje is goed te zien waartoe dat verdrag leidde. Alle kleuren samen (behalve het omringende groen) geven Normandië aan. Rood gestreept is het gebied dat Rollo per verdrag kreeg toegewezen. Maar de Vikingen vestigden zich ook daarbuiten in Normandië: donkerder paars/blauw zijn de gebieden waar relatief veel Vikingen woonden, lichter paars/blauw de streken waar ze in mindere mate woonden en geel/oranje de delen van Normandië waar helemaal geen Vikingen huisden.
Integratie
Terecht stelde bovengenoemde Régis Boyer dus dat de Vikingen Normandië niet ‘manu militari’ (met militaire hand) veroverden. Na bijna een eeuw van Viking-geweld ging het er in 911 vreedzaam aan toe. In relatief korte tijd deden zich vervolgens enkele ontwikkelingen voor. Rollo’s achterkleinzoon Richard II (963-1026) kon zich hertog van heel Normandië noemen. Rollo zelf had al besloten in zijn gebied geen ‘regeringssysteem’ te vestigen zoals in Scandinavië, hij nam het bestaande Karolingische systeem over. Tegelijk integreerde een deel van de Vikingen in Normandië al snel met de lokale bevolking. Dat gebeurde vooral in het noordoosten (op het kaartje het rechter deel van het paars/blauwe gebied). Meer naar het westen, op het schiereiland Le Cotentin (de paarsblauwe uitstulping links op het kaartje) was dat veel minder het geval.
Alles bij elkaar zijn historici het er wel over eens dat, zoals Jean Renaud, hoogleraar aan de universiteit van Caen, in 2008 schreef…
‘…de Scandinavische trekken van het hertogdom vanaf het begin van de elfde eeuw meer en meer vervaagden’.
Een mooi voorbeeld van de snelheid van die ontwikkeling is dit. Rollo’s zoon Willem I, bijgenaamd Willem Langzwaard, wilde dat zijn eigen zoon Deens zou leren. Maar in Rouen, de stad waar Willem hertog was, werd in 943 – slechts 32 jaar na de Viking-vestiging – vrijwel geen Deens meer gesproken. Daarom stuurde hij zijn zoon naar de westelijker gelegen Normandische stad Bayeux. Daar was Deens toen nog wel in zwang.
De overduidelijke aanwezigheid van Vikingen in Normandië heeft dus niet veel meer dan een eeuw geduurd. En toch zijn er tot op de huidige dag sporen waarneembaar van de Normandische Viking-periode.
Van de Viking-component in de regionale geschiedenis hoeven de fans van voetbalclub Stade Malherbe Caen niet te worden overtuigd. Supporters van deze club uit de Franse Ligue 2 zingen het trotse lied:
,,Notre identité vient de Scandinavie
La force et le courage formèrent la Normandie
Rien ne pourra nous arrêter avec Thor à nos cotés
Nous sommes Normands, fiers et conquérants.’’
(Onze identiteit komt uit Scandinavië
Kracht en moed hebben Normandië gevormd
Niets kan ons stoppen met Thor aan onze zijde
Wij zijn Normandiërs, trots en overwinnend)
Er zijn natuurlijk ook uitingen van meer wetenschappelijke aard. Zo stelde ene R. Collignin in 1880 in een studie dat onder de Normandiërs meer dan onder de andere Fransen lichtgekleurde ogen en blond haar voorkomen. Veel recenter zijn wetenschappelijke publicaties over nog steeds waarneembare sporen die de Vikingen hebben achtergelaten in de Franse taal – en in Normandië vooral in geografische en familienamen.
Taal
Wat betreft die laatste categorie, familienamen die nog steeds voorkomen, springen er twee in het bijzonder in het oog: Dodeman en Floteman. Die stammen namelijk van Scandinavische woorden met een juridische betekenis. Dodeman komt van ‘dauðamaðr’ (ter dood veroordeelde man) en Floteman van ‘flöttamaðr’ (vluchteling). Bovengenoemde wetenschapper Jean Renaud legt een verband met het recht om mensen te verbannen, wat volgens hem ‘van ontegenzeglijk Scandinavische oorsprong’ is. In een officieel Normandisch document uit 1050 komt het woord ‘ullac’ voor, wat komt van het Oud-Noorse ‘útlagr’ = verbanning.
In het Normandische dialect zijn enkele honderden Scandinavische woorden beland, waarvan ongeveer honderd weer zijn opgenomen in het hedendaagse Frans. Denk bijvoorbeeld aan ‘homard’ (komt van ‘hummarr’ = kreeft), ‘girouette’ (van ‘veðrviti’ = windwijzer/windvaan). Dat het Frans ook rond de vijftig maritieme woorden kent die teruggaan op een Scandinavische oorsprong, zal niet verbazen. De Vikingen waren goede zeelui en scheepsbouwers. Denk in deze categorie bijvoorbeeld aan woorden als ‘vague’ (van ‘vágr’ = golf), ‘quille’ (komt van ‘kjölr’ = kiel, van een schip), ‘bâbord’ (van ‘bak-borthi’ = bakboord), ‘flotte’ (van ‘floti’ = vloot) en ‘cingler’ (van ‘sigla’ = zeilen). Een mooie is het Franse ‘havre’ (van ‘höfn’ = haven), waarin we de naam herkennen van de (in verwerkte lading gerekend) tweede Franse zeehaven(stad): Le Havre, uitgerekend gelegen in Normandië.
Lang is de lijst met nog steeds bestaande Normandische geografische namen met een Viking-oorsprong. Het zijn er meer dan driehonderd. Daarbij vinden soms wel klankverschuivingen plaats. Vaak zijn het namen van plaatsen (of in eerdere eeuwen parochies). Om er slechts een paar te noemen: Carquebut (van ‘kirkja’ = kerk en ‘budh’ = onderkomen/schuilplaats of ‘býr’ = dorp), Yquelon (van ‘eik’, wat voor Nederlands-sprekenden geen vertaling behoeft, en lundr = bos), Houlgate (van ‘holr’ = hol, als in een holle weg of een holle boom, en ‘gata’ = pad), Quettehou (van de mannennaam Ketill en hólmr = eilandje). Nogal wat Normandische geografische namen eindigen op ’bec’, bijvoorbeeld Bricquebrec (van ‘brekka’ = helling en ‘bekkr’ = beek, waterloop). Tot slot: Sanvic, wat komt van ‘sandr’ = zand en ‘vík’ = inham. Dat laatste woord vinden we ook terug in de naam Viking, die weer is afgeleid van de Scandinavische naam Vik voor het kustgebied in het zuiden van Noorwegen en Zweden.
Franse achternamen
Besluiten we met de laatste categorie: Viking-wortels van Franse achternamen die nog steeds voorkomen. Dat je het daarmee ver kunt schoppen heeft Anne Robert Jacques Turgot (1727-1782) wel bewezen. Onder koning Lodewijk XVI schopte deze econoom en politicus het tot controleur (minister) van de financiën. Turgot is afgeleid van de Viking-naam þorgautr. En die is weer samengesteld uit twee delen: ‘þórr’ (Thor, de dappere en populairste Viking-god) en ‘gautr’, een door dichters wel gebruikt synoniem voor Óðinn (Odin, de Scandinavische oppergod). Daarbij betekent ‘gaurt’ zoiets als vader. Met Thor en Odin in zijn achternaam was minister Turgot bepaald niet slecht bedeeld. Curieus is overigens dat Oud-Noorse namen wel zijn blijven voortleven in Franse achternamen, maar in voornamen niet.
Meer dan de naam Turgot is hier echter de naam Anquetil van belang, want niet voor niets begon deze bijdrage met de beroemdste drager ervan. Anquetil stamt van de Scandinavische naam Asketill. Volgens wetenschappers is die oorsprong ook terug te vinden in enkele Normandische geografische namen: Ancteville en Anctoville. Het achtervoegsel ‘ville’ betekent overigens niet dat het om steden (Frans: villes) gaat. Dat ‘ville’ komt uit het Latijn: ‘villa’ = boerderij, landhuis, landgoed. Zo betekent Anctoville dus: landgoed van Anquetil.
Wanneer precies uit Asketill de naam Anquetil is ontstaan, is onbekend. Wel weten we dat Asketill in de elfde eeuw de Latijnse verschijningsvorm Anschetillus aannam. En ook dat in het jaar 1234 een document is opgemaakt over een stuk grond in of bij het Normandische plaatsje Sainte-Mère-Église dat aan één kant grensde aan ‘de grond van Thomas Anquetil’.
Genetische sporen
Dat er in Normandië nog achternamen voorkomen die teruggaan op Viking-namen is één ding, iets anders is de vraag in hoeverre de Vikingen in Normandië ook genetische sporen hebben achtergelaten. De eerder genoemde auteur Ferguson noteerde in 2009 dat Britse wetenschappers twee jaar eerder DNA hadden afgenomen van 150 inwoners van Liverpool. De helft van hen bleek af te stammen van Vikingen.
Het zou toch interessant zijn te zien hoe dat zit in Normandië. Welnu, op initiatief van historicus Richard Jones (Universiteit van Leicester) hebben Britse wetenschappers niet alleen op vier plekken in Groot-Brittannië DNA-onderzoek gedaan in verband met de Viking-kolonisatie, maar in 2015 ook in Normandië.
Dat Normandische onderzoek had overigens nogal wat voeten in de aarde. Zo kwam de regionale afdeling van anti-racisme-organisatie MRAP (Mouvement contre le Racisme et pour l’Amitié entre les Peuples) in het geweer. Afdelingsvoorzitter Jacques Declosmenil vond het onderzoek ‘tegen de actuele achtergrond van toenemende xenofobie zeer gevaarlijk’. Hij waarschuwde dat ‘racisten op grond van het onderzoeken zouden kunnen zeggen: ik heb het bewijs dat ik geen Arabisch bloed heb’. Er moest volgens MRAP geen scheiding komen tussen zogenaamd ‘echte’ en ‘onechte’ Normandiërs. De Universiteit van Caen, die aan het onderzoek zou meewerken, trok zich terug.
In de hoop de onrust weg te nemen liet onderzoeker Richard Jones weten dat slechts 2 procent van het DNA van de deelnemers aan het onderzoek zou worden bekeken: “In de overige 98 procent kan van alles zitten’’, maar daar kijken we niet naar, aldus Jones.
De Franse Nationale commissie voor informatievraagstukken en vrijheden (CNIL) stond toe dat op 15 en 16 juni 2015 in de Normandische plaats Valognes DNA-monsters zouden worden afgenomen. Maar om de boel juridisch helemaal in kannen en kruiken te krijgen waren eerst nog vijf maanden van overleg nodig. Zo garandeerden de onderzoekers dat uitkomsten van het onderzoek niet naar individuele deelnemers konden worden teruggeleid.
De Britse wetenschappers richtten zich op het noordelijke deel van het Normandische schiereiland Le Cotentin, waar in de tiende en elfde eeuw relatief veel Vikingen woonden. Ze vroegen medewerking aan mensen met achternamen die op Vikingnamen teruggaan. En binnen die groep vroegen ze mensen van wie de vier grootouders hadden geleefd binnen een straal van maximaal 50 kilometer van de woonplaats van de deelnemers. Dat laatste werd gevraagd omdat de onderzoekers in Engeland waren gestuit op het probleem dat mensen daar in de negentiende eeuw, tijdens de industriële revolutie, van hot naar her waren getrokken. Een stabielere bevolking zou vragen over de Viking-kolonisatie beter kunnen beantwoorden en die hoopten ze in Le Cotentin te vinden.
Uiteindelijk is van 89 Normandische vrijwilligers DNA gepeurd uit speeksel. De onderzoekers keken bij de monsters naar het Y-chromosoom. Behalve hun achternaam geven mannen namelijk ook dat aan hun kinderen door. Daarom bestond de testpopulatie uit mannen.
Op donderdagavond 21 april 2016 kwamen 120 mensen, onder wie de 89 testpersonen, bijeen om van Richard Jones de voorlopige resultaten van het DNA-onderzoek te vernemen. Die waren, legde hij uit, nogal complex. En om eventuele nieuwe kritiek voor te zijn, legde hij ook meteen uit dat het onderzoek geen ras-dingetje was en dat ook niet kon zijn, aangezien ’99,9 procent van het DNA identiek is bij alle menselijke wezens, we behoren allemaal tot hetzelfde menselijke ras’.
En dan de hamvraag: stamden de deelnemers af van Vikingen? Jones meldde dat bij 52 deelnemers (59 procent van de hele groep) aanwijzingen waren gevonden die afstamming van Vikingen waarschijnlijk maakte. Franse nieuwsmedia repten over ‘slechts’ 59 procent, hoewel Jones aan de uitkomst geen oordeel had gehecht. Er waren trouwens ook genetische sporen gevonden van Germaanse oorsprong, van de Balkan, uit Noord-Afrika en zelfs uit Georgië en Armenië.
Maar van welke Vikingen stamden de testpersonen dan precies af? Jones kon slechts aangeven dat het grootste deel van het gevonden DNA waarschijnlijk rechtstreeks uit Denemarken stamde. Een kleiner deel kwam vermoedelijk uit Noorwegen – niet rechtstreeks, maar via Ierland, waar Noorse Vikingen eerder voet aan wal hadden gezet.
Een Viking-afstammeling?
Wielergrootheid Jacques Anquetil heeft aan het Normandische DNA-onderzoek uiteraard niet meegedaan. Toen het werd uitgevoerd was hij al 28 jaar dood. Bovendien kwam hij uit een ander deel van Normandië dan waar het onderzoek plaatsvond. Wel kwam ook ‘Monsieur Chrono’ uit een deel van Normandië waar veel Vikingen hadden gewoond. En hij had een achternaam die zonder twijfel een Viking-oorsprong heeft. Zeer wel mogelijk dus dat ook ‘Maître Jacques’ Viking-DNA in zijn lijf had. Een beetje kort door de wetenschappelijke bocht zouden we kunnen denken: misschien wel 59 procent kans. Vandaar de aanname (nee, geen bewijs, maar een gecalculeerde hypothese) waarmee deze bijdrage begon: het is heel goed mogelijk dat wielerkampioen Jacques Anquetil de snelste Viking-afstammeling aller tijden was.
Tegen die stelling zou kunnen worden ingebracht dat Jonas Vingegaard in 2022 de Tour de France won. En zeker, Vingegaard fietst als een duivel, op dit moment is geen enkele andere wielrenner tegen hem opgewassen. Bovendien is hij Deen en dus met grotere waarschijnlijkheid dan Anquetil een afstammeling van Vikingen. Maar op het moment van schrijven van deze bijdrage, augustus 2022, heeft Vingegaard (voorlopig) één Tour gewonnen. Anquetil vijf. En Anquetil zette het werelduurrecord op zijn naam, Vingegaard (nog) niet.
Bronnen ▼
-Régis Boyer: Quatre observations indispensables sur le compte des Vikings. In: Études Germaniques no 263, 2011/3.
-Robert Ferguson: The Hammer and the Cross. A new History of the Vikings. (London 2009).
-fr.wikipedia.org/wiki/Jacques_Anquetil (geraadpleegd 10 augustus 2022).
-Ulrika Johansson: Les traces scandinave dans le français. (Skövde 2008).
-Richard Jones: Résultats préliminaires. Le génotype de SNP visant à cartographier le génome entier d’un petit enchantillon de la population moderne de la presqu’île du Cotentin (2016).
-Stéphane Laîné: Modifications phonétiques affectant les toponymes et les anthroponymes d’origine scandinave lors de leur introductions en français (2009).
-Maurice Lecœur: Un Village du Cotentin, Sainte-Mère-Église, 1082-1944 (Paris, 1988).
-René Lepelley: La côte des Vikings. In: Anales de Normandie, 43-1 (1993).
-Jean Renaud: The Dutchy of Normandy. In: Stefan Brink, Neil Price (ed.): The Viking World (2008).
-Jean Renaud: Les origins scandinaves de Turgot, baron de l’Aulne (1727-1781). In: Anales de Normandie, 2012/2.
-Laurent Ridel: Les Normands, des Français pas comme les autres (2015). Op: histoire-normandie.fr.
-Nieuwsberichten van AFP, Le Monde, France 3 Normandie en 50actu.