Dark
Light

Asgard: De schepping volgens de Vikingen

Noormannen. De Vikingsaga (793-1241) – John Haywood
6 minuten leestijd
Huginn en Muninn zittende op de schouders van Odin. De illustratie komt uit een 18e-eeuws IJslands manuscript.
Huginn en Muninn zittende op de schouders van Odin. De illustratie komt uit een 18e-eeuws IJslands manuscript.

Vee sterft, bloedverwanten sterven, uiteindelijk zul jij ook sterven,
Maar glorie sterft nooit voor de man die het behaalt.

De dwaas denkt dat hij eeuwig zal leven,
Als hij wegblijft bij het gevecht;
Maar de oude dag garandeert hem geen wapenstilstand
Zelfs als de speren dat wel doen.

Hávamál

De god Odin hangt in de boom om zichzelf te offeren aan zichzelf , zoals beschreven in Hávamál.
Odin hangt in de boom om zichzelf te offeren, zoals beschreven in Hávamál.
Voor de meeste Scandinaviërs betekende het leven in het Vikingtijdperk hard werken op het land, een voortdurende onzekerheid, en een vroege dood rond hun dertigste of veertigste levensjaar. Voor hen die ervoor kozen om Viking te worden in de letterlijke zin van het woord, piraat of plunderaar, of die op reis gingen om handel te drijven of te koloniseren, kon het leven zelfs nog korter duren. Allemaal liepen ze het serieuze risico op zee te verdrinken wanneer hun fragiele schepen vergingen in een storm of aan splinters sloegen tegen een rotsachtige kust. Handelaren liepen altijd het risico aangevallen te worden door piraten. En tegenover elke Vikingkrijger die naar huis terugkeerde met een zak zilver of voor zichzelf een boerderij in de wacht had gesleept op nieuw veroverd gebied, moet er minstens één andere hebben gestaan die aan mootjes werd gehakt op een slagveld of stierf aan een ziekte in een onhygiënisch winterkamp.

Vikingen waren duidelijk bereid enorme risico’s te nemen teneinde land, rijkdom en roem te vergaren. Deze moedige en ondernemende maatschappij werd ondersteund door een wereldbeeld dat actief het mijden van risico’s ontmoedigde. De wereld waarin de heidense Scandinaviërs leefden, bestond niet om een of ander doel te vervullen, en als het waar was dat de goden de mens hadden geschapen, dan was dat uitsluitend voor henzelf, zodat er iemand was die aan hen geofferd kon worden. Wilde een mensenleven enige betekenis hebben in deze wereld, dan moest men daar zelf voor zorgen, door iets te bereiken waarvoor men herinnerd zou worden.

De schepping van de wereld

Yggdrasil
Yggdrasil
Volgens de Scandinaviërs werd het middelpunt van het universum gevormd door een enorme, altijdgroene es die Yggdrasil heette. Zijn takken overdekten de hemel en verbonden de gescheiden werelden van de goden, ijsreuzen, vuurreuzen, elfen, dwergen, mensen en de onderwereld. Er is geen mythe die vertelt over de oorsprong van Yggdrasil of zijn uiteindelijke lot. Zijn bestaan werd als vanzelfsprekend aangenomen en misschien dacht men dat hij eeuwigdurend was.

Desondanks komt Yggdrasil helemaal niet voor in de Scandinavische scheppingsmythe, waarin de kosmos geboren wordt uit de interactie van wederzijds vijandige krachten. In het begin van de tijd waren er maar twee werelden: het vurige Muspelheim in het zuiden en het ijzige Niflheim in het noorden. Tussen de twee werelden bevond zich de gapende leegte van Ginnungagap. Waar de hitte van Muspelheim het ijs van Niflheim ontmoette, begon het ijs te smelten en te druipen. De hitte versnelde het leven in de druppels en die namen de vorm aan van een reus, die de naam Ymir kreeg. Terwijl Ymir sliep, vormden zich uit het zweet onder zijn linker oksel een reus en een reuzin, en een van zijn benen werd de vader van een zoon op zijn andere been.

Op deze manier werd Ymir de voorvader van een ras van ijsreuzen. Terwijl het ijs bleef smelten, kwam er een koe tevoorschijn. Deze koe heette Auðumla. Auðumla voedde zich door te likken aan het zoute ijs. De vier rivieren van melk die uit haar spenen vloeiden, voedden Ymir.

Door het likken van Auðumla kwam nog een reus tevoorschijn, die Búri heette. Búri was groot, sterk en knap. Hij werd de vader van een zoon die Borr heette. Er wordt geen moeder genoemd, maar zij was vermoedelijk een ijsreuzin, aangezien zij destijds de enige andere aanwezige wezens waren, afgezien van Auðumla. Borr nam Bestla, de dochter van de ijsreus Bölthorn, als zijn vrouw en samen kregen ze drie zonen: Odin, Vili en Vé, de eerste van de goden. Odin en zijn broers vermoordden Ymir en gebruikten zijn dode lichaam om het land te maken, en zijn bloed om de oceaan te maken. Toen namen de goden Ymirs schedel en plaatsten deze boven de aarde om de lucht te maken.

De goden vingen wat van de vonken en gesmolten sintels die van Muspelheim af waaiden en plaatsten deze in de lucht om de hemel en de aarde mee te verlichten. Toen zetten de goden de donkere reuzin Nótt (‘nacht’) en haar heldere en knappe zoon Dagr (‘dag’) in de lucht om elkaar elke vierentwintig uur rond de wereld te volgen. De goden namen de beeldschone broer en zus, Máni (‘maan’) en Sól (‘zon’) en plaatsten hen ook in de lucht. Aan de hand van hun bewegingen konden de dagen, maanden en jaren worden geteld.

De goden schiepen de wereld als een grote cirkel. Het deel langs de randen gaven de goden aan de reuzen als thuis. Dit was Jotunheim, waar de reuzen op wraak zonnen voor de dood van Ymir. In het midden, omringd door de oceaan, gebruikten de goden Ymirs wenkbrauwen om een fort te bouwen tegen de vijandige reuzen. Dit noemden zij Midgard, of ‘Midden-Aarde’. Ten slotte namen de goden Ymirs hersenen en gooiden ze in de lucht om de wolken te maken. Hiermee voltooiden de goden hun recycling van Ymir. Odin, Vili en Vé liepen langs de nieuw gevormde zeekust en vonden twee boomstammen. Hieruit schiepen de goden de eerste twee mensen. De man noemden ze Ask (‘es’) en de vrouw Embla (‘iep’), en van hen stamde het menselijk ras af. De goden gaven Ask en Embla Midgard om te wonen.

Nadat ze mensen hadden geschapen, schiepen de goden hun eigen domein Asgard, een hemelse stad hoog boven Midgard. Ze bouwden de vurige regenboogbrug Bifröst om de twee domeinen te verbinden, zodat ze hiertussen heen en weer konden gaan. De mythen geven geen aanwijzing hoeveel tijd er volgens de Vikingen zou zijn verstreken tussen deze gebeurtenissen en hun eigen tijd. Zoals de meeste volken voor de tijd van het schrift, hadden de Vikingen geen officiële tijdsbepaling. Alle gebeurtenissen die plaatsgevonden hadden voor mensenheugenis, bestonden waarschijnlijk op een manier vergelijkbaar met de Droomtijd van de Aboriginals.

Yggdrasil

Asgard, thuis van de goden

Binnen de muren van Asgard zijn tientallen schitterende zalen en tempels waar de goden feestvieren en beraadslagen. Vanaf de troon in zijn met een zilveren dak bedekte zaal Valaskjálf overziet Odin de hele schepping, en stuurt hij zijn raven Huginn en Muninn elke dag eropuit om nieuws te vergaren over de wereld. Zoals elke Vikingleider heeft Odin zijn eigen gevolg van lijfwachten, einherjar, die exclusief worden gekozen uit de gelederen van de dapperste krijgers die gesneuveld zijn in de strijd. De einherjar vertoeven in Walhalla (‘zaal voor de gevallenen’), een enorme zaal met 540 deuren die elk zo breed zijn dat achthonderd krijgers er zij aan zij doorheen kunnen marcheren. Walhalla glanst van het goud, heeft speren als dakspanten en een dak gemaakt van schilden en maliënkolders. Elke ochtend marcheren de einherjar Walhalla uit om de dag door te brengen met vechten.

Noormannen  De Vikingsaga 793-1241
Noormannen. De Vikingsaga 793-1241 – John Haywood
In de avond worden de gesneuvelden op miraculeuze wijze geheeld en keren ze allen terug naar Walhalla om daar de hele nacht te genieten van varkensvlees en mede. De einherjar worden bediend door de Walkuren (‘zij die de gevallenen uitkiezen’), beeldschone bovennatuurlijke vrouwen die een harnas dragen en gewapend zijn met een schild en een speer. Op Odins bevel rijden de Walkuren snel door de lucht en dalen neer op slagvelden om te beslissen wie de winnaars zijn, de krijgers te kiezen die zullen sneuvelen en de dappersten van hen mee te voeren naar Walhalla. Daar worden ze verwelkomd met bekers mede en een rumoerig gebonk op tafels door de einherjar. Vikingkrijgers wisten dat ze de gastvrijheid van hun heer moesten verdienen op het slagveld.

De einherjar verdienden Odins gastvrijheid door voor hem te strijden in Ragnarok. Dit is een groot gevecht waarvan Odin weet dat het voorbestemd is om plaats te vinden aan het einde der tijden. Hierin zullen de goden en hun onverzoenlijke vijanden, de reuzen, elkaar uitroeien met vuur en overstromingen en het hele universum vernietigen, waarna een nieuwe scheppingscyclus begint.

Fragment uit het boek Noormannen: de Vikingsaga 793-1241 waarin John Haywood de rijke cultuur van de Vikingen in de volle breedte beschrijft.