Hoe guerrillastrijders hun aantrekkingskracht verloren

11 minuten leestijd
Guerrillastrijders in El Salvador, 1985. Foto: © Scott Wallace

Het is 28 februari 1982; ongeveer 10.000 mensen zijn op de been om te demonstreren in Amsterdam tegen de Amerikaanse inmenging in de burgeroorlog in El Salvador. De emoties lopen hoog op en de demonstratie eindigt voor het Amerikaanse consulaat op het Museumplein. De demonstranten gooien verfbommen en stenen naar het gebouw en de politie.

Uiteindelijk maakt de ME een einde aan de uit de hand gelopen demonstratie. Het blijft nog uren onrustig in de stad.1 De betogers zijn solidair met het FMLN, een guerrillabeweging in El Salvador die met een gewapende strijd de regering in het land wil afzetten.

Still fragment Tanja Nijmeijer. Bron: NPO
Still fragment Tanja Nijmeijer. Bron: NPO
Twintig jaar later besluit de Groningse studente Tanja Nijmeijer zich aan te sluiten bij de FARC. De FARC, destijds nog een militaire guerrillabeweging, streed tegen de Colombiaanse regering. Alhoewel de FARC zich sterker dan het FMLN profileerde als marxistisch en leninistisch zijn er ook veel overeenkomsten te ontdekken. Zo ontstonden beide guerrillabewegingen grotendeels vanuit onvrede over de grote sociale ongelijkheid, de oneerlijke verdeling van land en rijkdom en het ontbreken van een democratische weg om veranderingen door te voeren. Toch is het nu ondenkbaar openlijk de militante FARC of Tanja Nijmeijer te steunen zonder je geloofwaardigheid als weldenkend mens te verliezen. Hoe is dit te verklaren?

Het ontstaan van de Solidariteitsbeweging

Om deze vraag te beantwoorden zal ik eerst laten zien hoe tussen 1945 en 1980 langzamerhand een brede Solidariteitsbeweging2 ontstond in Nederland. Vanuit deze beweging was een grote betrokkenheid bij verschillende conflicten, misstanden en groepen in de derde wereld. Dit leidde uiteindelijk tot een vruchtbare grond voor het ontstaan van de solidariteitscomités met de FMLN in de jaren tachtig. Direct na de Tweede Wereldoorlog was er weinig sprake van internationale solidariteit. Grootschalige demonstraties en solidariteit met guerrillabewegingen waren nog ondenkbaar. Toch toonden bepaalde links-progressieve kringen zich voorzichtig solidair met de onafhankelijkheidsstrijd van de Algerijnen tegen het koloniale bestuur van de Fransen, die begon in 1954. Dit werd geïnitieerd door progressieve Franse journalisten en zorgde voor het ontstaan van solidariteitscomités in Nederland die de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd steunden. De zogenaamde ‘ontdekking van de derde wereld’ was echter niet een eenzijdig Westers proces. Vanaf de jaren vijftig heeft de derde wereld haar stem uitgebreid laten horen tijdens vergaderingen van de VN. Deze landen zochten actief naar transnationale solidariteit voor het verkrijgen of vergroten van onafhankelijkheid en de overdracht van kennis en kapitaal.

Tijdens de jaren zestig begon de interesse voor, en de solidariteit met de derde wereld te groeien. De welvaart steeg en de televisie deed op grote schaal haar intrede waardoor de derde wereld steeds zichtbaarder werd en dichterbij kwam. Bovendien leidde de ontzuiling ertoe dat politieke partijen zich duidelijker moesten profileren om kiezers te trekken. Dit gebeurde onder andere aan de hand van het innemen van ferme standpunten over internationale kwesties. Het cultureel-maatschappelijke en later ook politieke gedachtegoed zorgde ervoor dat misstanden in de derde wereld actieve solidariteit opwekten. Zo ontstond de Solidariteitsbeweging. Deze beweging omvatte ontwikkelingshulporganisaties, actiegroepen, landencomités en stichtingen. Het was een brede beweging die in Nederland in de jaren zestig, zeventig en tachtig een flinke omvang had. Zowel maatschappelijke als politieke organisaties werden tot de beweging gerekend.3 De Solidariteitsbeweging richtte zich eerst vooral op het bestrijden van armoede. Later onder invloed van een nieuwe kritische generatie kwam er steeds meer aandacht voor het hervormen van de economische wereldorde en het verkleinen van sociale ongelijkheid.

Niet iedere sociale strijd in de derde wereld trok evenveel aandacht. Vooral onderdrukte groepen in landen waar sociaal onrecht in stand werd gehouden of veroorzaakt door de economische of militaire interventie van Europa en de Verenigde Staten werden door solidariteitscomités gesteund. Bovendien was het belangrijk dat leden van solidariteitscomités zich konden identificeren met onderdrukte groepen in de derde wereldlanden. Voor Latijns-Amerika gold dat het katholieke geloof zorgde voor een gevoel van verbondenheid, evenals het aanhangen van dezelfde ideologie of politieke stroming.

Augusto Pinochet
Augusto Pinochet
In de jaren zeventig groeide de Solidariteitsbeweging en vooral het aantal landencomités (comité dat zich inzet voor een bepaalde groep mensen in één land) aanzienlijk. Veel standpunten van de Solidariteitsbeweging werden overgenomen door maatschappelijke organisaties zoals de NOVIB. Hierdoor werd het lidmaatschap van een solidariteitscomité niet langer als radicaal maar juist als een daad van rechtvaardigheid gezien. Ook de kritische houding van linkse politici ten aanzien van de coup van legerleider Pinochet in Chili in 1973 en de rol van de Amerikanen in de oorlog in Vietnam droeg bij aan het publieke debat over solidariteit met de derde wereld. Het politieke klimaat was gunstig met Jan Pronk (die zich zelf had ingezet in het Chilicomité tegen Pinochet) als minister van ontwikkelingssamenwerking. Begin jaren zeventig was bovendien vanuit de politiek ook de Nationale Commissie voor Ontwikkelingsstrategie opgericht. Vanuit deze commissie vloeide veel subsidie naar de solidariteitscomités waardoor deze vaste werknemers konden aanstellen en een professionalisering doormaakten.

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig heerste in linkse en progressieve kringen een afkeer van het imperialisme van de Verenigde Staten. De overwinning van de Sandinisten (de guerrillabeweging in Nicaragua) op de dictator Somoza leidde tot het ontstaan van een socialistische regering in Nicaragua. Dit stemde links-progressief Nederland optimistisch over een socialistisch alternatief voor derdewereldlanden. De solidariteit met de Sandinisten was groot, mede omdat de Sandinisten een actieve rol speelden bij het zoeken en coördineren van deze steun en solidariteit in West-Europa.

Leden van de landencomités leerden welke strategieën het best werkten om onderdrukte groepen te steunen, bedrijven te boycotten en invloed uit te oefenen op de regering. De verkregen kennis en opgebouwde solidariteitsnetwerken werden meegenomen naar een volgend landencomité. Er was een grote groep mensen met ervaring en actiebereidheid die actief waren in de Solidariteitsbeweging. Dit verklaart waarom de omstandigheden voor het ontstaan van een breed gedragen solidariteitsbeweging met de onderdrukte bevolking en het FMLN in El Salvador in de jaren tachtig gunstig was. Toch blijft de vraag waarom er zoveel steun voor het FMLN was dat er in 1982 10.000 demonstranten op het museumplein stonden.

Solidariteit met de guerrillabeweging het FMLN

Vlag van de FMLN
Vlag van de FMLN
El Salvador 1979; het falen van het politieke systeem, wijdverspreide armoede, revolutionaire opstanden, uitzinnig geweld tegen burgers en de moord op de populaire priester Romero leiden tot het uitbreken van een burgeroorlog tussen het FMLN en de regering. Het FMLN had van de Sandinisten geleerd dat diplomatieke steun uit het Westen van groot belang kon zijn voor een overwinning op de machthebbers en begint actief in West-Europa een netwerk van solidariteitscomités op te richten. Ze komen terecht bij het Midden-Amerika-comité in Tilburg. Zij hebben een informatieve brochure over de situatie in El Salvador samengesteld om het bewustzijn in Nederland over de precaire situatie in het land te vergroten. Zo wordt het Midden-Amerika-comité in Tilburg door het FMLN tot het eerste solidariteitscomité met El Salvador omgedoopt. Al snel worden er meer comités opgericht. Het succes van de Sandinisten in Nicaragua werkt aanstekelijk en men verwacht dat de fris ogende jonge guerrillastrijders in El Salvador ook binnen de kortste keren de militaire junta zullen verslaan en een socialistische regering vestigen. Het begaan van grove mensenrechtenschendingen door doodseskaders (gewelddadige moordgroepen die buiten de wet staan), ingehuurd door de regering, versterkt de afkeer tegen de regering en de sympathie voor het FMLN. Het enthousiasme en optimisme over de strijd is groot en wordt al snel in het Midden-Amerika-kader geplaatst. Tijdens verschillende demonstraties wordt de leus ‘na Nicaragua heel Latijns-Amerika’ gescandeerd4.

De verkiezing van Ronald Reagan tot president van de Verenigde Staten in 1980 geeft de solidariteitsbeweging met El Salvador nog een nieuwe dimensie. Reagan voert een agressieve buitenlandpolitiek die in het teken van de Koude Oorlog staat. Midden-Amerika wordt beschouwd als ‘de achtertuin’ van de Verenigde Staten. Een belangrijke invloedsfeer waar het communisme onder geen beding voet aan de grond mag krijgen. De overwinning van de Sandinisten in Nicaragua wordt gepresenteerd als een gevaarlijke zege van de communisten. Reagan wil absoluut voorkomen dat El Salvador een ‘tweede Nicaragua’ wordt en begint de regering in El Salvador te voorzien van wapens, training en diplomatieke steun om het FMLN te verslaan. Dit valt in links-progressieve en communistische kringen in Nederland verkeerd en sluit aan bij de al heersende afkeer tegen het Amerikaanse buitenlandbeleid. In 1980 was er al uitgebreid geprotesteerd tegen de plaatsing van kernwapens in West-Europa door de Verenigde Staten. Ook de Vietnamoorlog ligt nog vers in het geheugen. De solidariteitsbeweging krijg een nieuwe dimensie en is niet langer enkel vóór het FMLN maar ook tegen het Amerikaanse buitenlandbeleid. Zo worden er anti-interventie demonstraties gehouden. Ilze Buitenhuis, oud-voorzitster van het El Salvador-comité in Finsterwolde vertelt over haar motivatie destijds om het FMLN te steunen:

‘We waren solidair met het FMLN, anti-Amerikaans en bereid tot actie’5

‘Fel protest bij regering El Salvador’, in chocoladeletters in De Telegraaf van 15 april 1982
‘Fel protest bij regering El Salvador’, in chocoladeletters in De Telegraaf van 15 april 1982
Toch wordt de solidariteitsbeweging pas echt groot door de moord van het regeringsleger op vier Nederlandse journalisten in El Salvador op 17 maart 1982. Dit zorgt ervoor dat de daden van de regering in El Salvador ineens zichtbaar worden en heel dichtbij komen. Wekenlang zijn de burgeroorlog in El Salvador en de moord op de journalisten voorpaginanieuws.

De moorden leiden tot zoveel onbegrip en maatschappelijke verontwaardiging dat de solidariteitsbeweging kan rekenen op nog meer steun en nieuwe leden. Op het hoogtepunt telt de beweging veertig plaatselijke El Salvador-comités, maatschappelijke bewegingen zoals de Evert Vermeer Stichting en verschillende politieke partijen. Er worden acties georganiseerd om geld in te zamelen, er wordt gedemonstreerd tegen de hulp van de Verenigde Staten aan de militaire junta en er wordt pressie uitgeoefend op de Nederlandse regering om de regering in El Salvador te boycotten en de Amerikanen op de vingers te tikken voor het omstreden buitenlandbeleid dat ze voeren in hun ‘achtertuin’.

De FMLN kon dus rekenen op veel sympathie. Niet iedereen binnen de solidariteitsbeweging stond echter positief tegenover het FMLN. De aantrekkingskracht werd ook deels veroorzaakt door de grote antipathie die de andere actoren, de Verenigde Staten en de regering van El Salvador, in het conflict opriepen bij een groot deel van de Nederlandse bevolking. De burgeroorlog in El Salvador duurde voort tot 1992. De solidariteitsbeweging met het FMLN was echter in de tweede helft van de jaren tachtig al bijna helemaal verdwenen. Dit kwam door de uitzichtloosheid van de burgeroorlog, de verminderde interesse van het FMLN in het solidariteitsnetwerk en de meer genuanceerde en kritische berichten over het succes van het socialistische Nicaragua, het Maoïstische China en het communistische Cuba. Toch was de houding tegenover het FMLN nooit zo vijandig als de houding later in 2002 tegenover de FARC zou zijn.

Geen solidariteit voor de FARC

De Venezolaanse oud-president Hugo Chavez liet zich in 2008 uit over de FARC:

‘The guerrilla war is history… At this moment in Latin America, an armed guerrilla movement is out of place’.6

Hugo Chavez trad vaak op als bemiddelaar tussen de FARC en de Colombiaanse overheid en stond mild tegenover de FARC. Met het aandringen van Hugo Chavez op een politieke oplossing van het conflict en een einde aan de al bijna vijftig jaar durende oorlog tussen de FARC en de overheid, werd duidelijk dat de FARC zijn laatste vrienden was kwijtgeraakt. Het aansluiten van Tanja Nijmeijer bij de FARC in 2002 leidde in Nederland niet tot begrip voor haar beslissing en evenmin tot solidariteit met de FARC. Integendeel.

De val van de Berlijnse Muur in Nederland leidde tot het verdwijnen van de communistische partij. Het communisme werd niet langer als een redelijk alternatief gezien voor het kapitalisme in gematigd linkse kringen. De aantrekkingskracht van een marxistisch leninistische beweging als de FARC is hier als vanzelfsprekend door afgenomen. Daarnaast bestaat de solidariteitsbeweging van de jaren zestig, zeventig en tachtig niet meer. Een andere manier van solidariteit met de rest van de wereld is hiervoor in de plaats gekomen. Alhoewel we gul geld geven aan giro 555 voor rampen en het jaarlijkse donatiefeest van Serious Request, ontstaan er nog maar zelden op grote schaal actiegroepen die zich langdurig inzetten voor sociaal onrecht aan de andere kant van de wereld. Klimaatverandering, de macht van grote multinationale bedrijven zoals Monsanto en het lot van vluchtelingen hebben nu onze aandacht.

Amsterdam 25 mei 2013 protest tegen Monsanto
Amsterdam 25 mei 2013 protest tegen Monsanto. Bron: cc/Floris Looijesteijn

Bovendien heeft de FARC nooit een effectieve internationale solidariteitsbeweging opgezet. De verbinding tussen de guerrilla’s en de actievoerders in Nederland is belangrijk om mensen enthousiast te maken en te overtuigen van de noodzaak om zich blijvend in te zetten. De duur van het conflict en de vaak gruwelijke werkwijze van de FARC, het op grote schaal ontvoeren en ombrengen van tegenstanders, heeft ervoor gezorgd dat de beweging nooit op grote internationale steun heeft kunnen rekenen.

Tot slot is er in Colombia niet langer sprake van een autoritair gesloten politiek systeem. De regering is democratisch gekozen. Ook een agressor van buitenaf zoals de Verenigde Staten is niet langer (openlijk) betrokken bij het conflict. Indirect levert de Verenigde Staten een belangrijke bijdrage door de ‘war on drugs’ in Colombia mede te financieren, maar dit roept internationaal geen grote weerstand op. Ook als er vier journalisten vermoord zouden zijn door de regering in Colombia zou dit waarschijnlijk niet geleid hebben tot meer begrip voor de FARC.

The guerrilla war is history?

Nu, in september 2016 (dit artikel is eerder verschenen in 2016 bij Jonge Historici red.) wordt na een periode van vier jaar onderhandelen met Tanja Nijmeijer als lid van de onderhandelingsdelegatie namens de FARC het definitieve vredesakkoord getekend tussen de FARC en de regering. De FARC gaat als legitieme politieke partij vreedzaam verder strijden voor een meer rechtvaardige verdeling van land en inkomsten en toegang voor iedereen tot onderwijs en gezondheidszorg. Plannen die hoogstwaarschijnlijk wél kunnen rekenen op solidariteit.

De tijden zijn veranderd, het strijden voor een betere wereld door middel van een guerrillaoorlog is in Latijns-Amerika minder hard nodig als in de jaren zeventig en tachtig in Nicaragua en El Salvador. In de meeste Latijns-Amerikaanse landen zijn mogelijkheden om via actiegroepen, vakbonden en politieke partijen te streven naar meer sociale en economische gelijkheid. Internationale solidariteit blijft daarbij echter onverminderd belangrijk om ideeën uit te wisselen, druk te zetten op politici en bedrijven en misstanden onder de aandacht te brengen bij een groter (machtiger) publiek.

~ Mari Bergsma – Jonge Historici

Lees ook: Mans en Garde: Guerilla’s
Boek: Niet meer stil. Hoe de moord op vier IKON-journalisten op 17 maart 1982 de levens van nabestaanden en betrokkenen heeft beïnvloed

Zie ook: Noten bij dit artikel

[1] Él Salvador geen tweede Vietnam’, De Waarheid ( 1 maart 1983) 1, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010985058:mpeg21:a0007 (22-06-2016).
[2] In de schaarse literatuur over dit onderwerp wordt de term Derde Wereldbeweging gebruikt. Dit is echter niet toereikend omdat het een achterhaald en vaag begrip is. Daarom gebruik ik de term Solidariteitsbeweging.
[3] Maarten Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde wereld: Beeldvorming en beleid in Nederland 1950-1990 (Den Haag 1994) 64-65.
[4] Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Archief Yamilet.
[5] Interview Ilze Buitenhuis (31 mei 2015) Amsterdam.
[6] ‘Colombia Backs Chavez FARC call’ BBC News, 10 juni 2008, http://news.bbc.co.uk/2/hi/7444672.stm (21-06-2016).
Jonge HistoriciDeze longread is afkomstig van Jonge Historici, een vrijwilligersstichting die een podium biedt aan jong historisch talent. Lees hier de scriptie waar deze longread op is gebaseerd. Wil jij ook je scriptie publiceren bij Jonge Historici en een longread schrijven? Stuur dan nu je stuk op.

Zie ook www.jongehistorici.nl of volg Jonge Historici via
Facebook.com/jongehistorici en @JongeHistorici. Jonge Historici wordt op vrijwillige basis door jonge historici onderhouden en draait zonder subsidies. Wil jij hen helpen jonge historici een podium te blijven geven? Meld je dan nu aan als vriend

Stichting Jonge Historici ontwikkelt activiteiten om de kwaliteiten en talenten van jonge historici optimaal voor het voetlicht te brengen, en om jonge historici een actieve rol te geven in het publieke debat. Zie ook: www.jhsg.nl

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×